Einde inhoudsopgave
Uitvoeringsbesluit WVO 2020
Artikel 2.45 Meetellen onderwijstijd voortgezet speciaal onderwijs
Geldend
Geldend vanaf 01-08-2022
- Bronpublicatie:
14-10-2021, Stb. 2021, 521 (uitgifte: 05-11-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-08-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
17-12-2021, Stb. 2022, 13 (uitgifte: 11-01-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Onderwijsrecht / Voortgezet onderwijs
1.
Onderwijstijd telt als klokuren als bedoeld in artikel 2.38 van de wet, indien tussen het bevoegd gezag van een school of scholengemeenschap en het bevoegd gezag van een school voor voortgezet speciaal onderwijs, een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, of van een instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, een schriftelijke overeenkomst over de uitvoering daarvan is gesloten.
2.
De schriftelijke overeenkomst omvat in elk geval afspraken over:
- a.
de termijn waarvoor deze is aangegaan;
- b.
de vakken die de leerling volgt;
- c.
het aantal uren onderwijstijd per week per vak dat ten minste wordt aangeboden;
- d.
de aanwezigheid van leraren, onderwijsondersteunend personeel en andere begeleiding van de leerling.
3.
Een leerling kan gedurende een termijn van ten hoogste drie maanden aaneengesloten het volledige onderwijsprogramma volgen op een school of instelling als bedoeld in het eerste lid. In dat geval omvat de overeenkomst in elk geval afspraken over:
- a.
de termijn waarvoor deze is aangegaan;
- b.
de aanwezigheid van leraren, onderwijsondersteunend personeel en andere begeleiding van de leerling; en
- c.
het bedrag voor de personele en materiële kosten dat het bevoegd gezag van de school of scholengemeenschap waar de leerling is ingeschreven betaalt aan het bevoegd gezag van de school of van een instelling, bedoeld in het eerste lid, waarmee de overeenkomst wordt gesloten.
4.
Het derde lid, onderdeel c, is niet van toepassing op een overeenkomst met een school waaraan onderwijs wordt gegeven aan leerlingen die zijn opgenomen in een inrichting als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen of een gesloten accommodatie als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet.
5.
Indien voor de toepassing van artikel 2.40, eerste lid, van de wet, scholen, scholengemeenschappen of instellingen als bedoeld in het eerste lid binnen hetzelfde bevoegd gezag zijn betrokken, maakt dit bevoegd gezag afspraken met de directies van deze betrokken scholen, scholengemeenschappen of instellingen over de onderdelen, genoemd in het tweede, en, indien van toepassing, het derde lid.