PJ 2020/36
Geen onrechtmatige rechtspraak door geen prejudiciële vragen te stellen aan HvJ EU over verbod nevenactiviteiten.
Hof Den Haag 24-12-2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:3423
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
24 december 2019
- Magistraten
Mrs. G. Dulek-Schermers, H.J.M. Burg, E. Bauw
- Zaaknummer
200.246.871
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:GHDHA:2019:3423, Uitspraak, Hof Den Haag, 24‑12‑2019
- Wetingang
Art. 116 PW
Essentie
Geen onrechtmatige rechtspraak door geen prejudiciële vragen te stellen aan HvJ EU over verbod nevenactiviteiten.
Samenvatting
DNB heeft geoordeeld dat het pensioenfonds gelet op de beleggingsactiviteiten meer als belegger dan als pensioenfonds handelt en aldus het verbod van nevenactiviteiten heeft overschreden. Het beroep daartegen is door rechtbank en CBB ongegrond verklaard. De vordering wegens beweerde onrechtmatige rechtspraak omdat het CBB geen prejudiciële vragen heeft gesteld over verenigbaarheid met art. 7 richtlijn 2016/2341 wijst het hof af. Het hof overweegt onder meer: Artikel 7 Pensioenrichtlijn laat interpretatieruimte, omdat ‘activiteiten in verband met pensioenuitkeringen en werkzaamheden die daarmee verband houden’ niet ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.