Einde inhoudsopgave
Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
Artikel 7.51 Financiële ondersteuning in verband met bijzondere omstandigheden
Geldend
Geldend vanaf 19-07-2014
- Bronpublicatie:
14-05-2014, Stb. 2014, 219 (uitgifte: 24-06-2014, kamerstukken: 33840)
- Inwerkingtreding
19-07-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-07-2014, Stb. 2014, 283 (uitgifte: 18-07-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
- Vakgebied(en)
Onderwijsrecht / Hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
1.
Het bestuur van een bekostigde instelling voor hoger onderwijs treft voorzieningen voor de financiële ondersteuning van een bij die instelling ingeschreven student die in verband met de aanwezigheid van een bijzondere omstandigheid studievertraging heeft opgelopen of naar verwachting zal oplopen.
2.
De bijzondere omstandigheden, bedoeld in het eerste lid, zijn:
- a.
het lidmaatschap van het bestuur van een studentenorganisatie van enige omvang met volledige rechtsbevoegdheid, een opleidingscommissie, het bestuur van een opleiding als bedoeld in artikel 9.17, de universiteitsraad, de faculteitsraad, het orgaan dat is ingesteld op grond van de medezeggenschapsregeling, bedoeld in artikel 9.30, derde lid, of 10.16a, derde lid, de medezeggenschapsraad, de deelraad of de studentenraad,
- b.
activiteiten op bestuurlijk of maatschappelijk gebied die naar het oordeel van het instellingsbestuur mede in het belang zijn van de instelling of van het onderwijs dat de student volgt,
- c.
ziekte of zwangerschap en bevalling,
- d.
een handicap of chronische ziekte,
- e.
bijzondere familieomstandigheden,
- f.
een onvoldoende studeerbare opleiding,
- g.
overige door het instellingsbestuur vastgestelde bijzondere omstandigheden waarin een student verkeert,
- h.
andere dan de in de onderdelen a tot en met g bedoelde omstandigheden die, indien een daarop gebaseerd verzoek om financiële ondersteuning door het instellingsbestuur niet zou worden gehonoreerd, zouden leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.