Einde inhoudsopgave
Wet rechtspositionele voorzieningen rampbestrijders
Artikel 47
Geldend
Geldend vanaf 01-04-1994
- Bronpublicatie:
09-12-1993, Stb. 1993, 725 (uitgifte: 30-12-1993, kamerstukken: Staten-Generaal Digitaal: 23088 Overheid.nl: 23088)
- Inwerkingtreding
01-04-1994
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
07-01-1994, Stb. 1994, 27 (uitgifte: 01-01-1994, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Ambtenarenrecht / Bijzondere onderwerpen
Openbare orde en veiligheid / Rampenbestrijding
Arbeidsrecht / Bijzondere onderwerpen arbeidsrecht
1.
De Wet op de noodwachten (Stb. 1971, 61) wordt ingetrokken.
2.
De noodwachter, genoemd in artikel 7 van de Wet op de noodwachten, diens nagelaten betrekking of diens rechtsverkrijgende, en de groepen van personen die op grond van artikel 171 van die wet bij of krachtens algemene maatregel van bestuur zijn aangewezen, die de dag voorafgaande aan de datum van inwerkingtreding van deze wet aanspraak hebben op een uitkering of voorziening krachtens die genoemde wet, of binnen een jaar na de datum van inwerkingtreding van deze wet een verzoek om toekenning van een in de Wet op de noodwachten genoemde uitkering of voorziening hebben ingediend, hebben aanspraak op een met bedoelde uitkering of voorziening overeenkomende, in deze wet geregelde uitkering of voorziening. Deze wet is hierbij zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.
3.
Degene die op de dag voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van de Politiewet 1993 ingevolge een opdracht van een daartoe aangewezen gezag als reserve werkzaamheden heeft verricht bij de rijks- of gemeentepolitie en op die dag aanspraak had op een in deze wet geregelde uitkering of voorziening dan wel binnen een jaar na die datum een verzoek om toekenning van een zodanige uitkering of voorziening heeft ingediend, heeft aanspraak op een met bedoelde uitkering of voorziening overeenkomende, in deze wet geregelde uitkering of voorziening. Deze wet is hierbij zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.
4.
Degene die krachtens het tweede lid dan wel het derde lid aanspraak heeft op een in deze wet geregelde uitkering of voorziening, heeft, in voorkomend geval, recht op het verschil tussen de even bedoelde uitkering of voorziening en de uitkering of voorziening waarop hij aanspraak gehad zou hebben indien de in het eerste lid bedoelde wet niet zou zijn ingetrokken.