Einde inhoudsopgave
Wet ziekteverzekering BES
Artikel 5
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2021
- Bronpublicatie:
25-11-2020, Stb. 2020, 496 (uitgifte: 04-12-2020, kamerstukken: 35494)
- Inwerkingtreding
01-01-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-11-2020, Stb. 2020, 497 (uitgifte: 04-12-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid arbeidsongeschiktheid / Verzekeringen
Gezondheidsrecht / Zorg en ziektekosten
1.
De werknemer die als gevolg van ziekte arbeidsongeschikt is, heeft recht op een uitkering in geld, ziekengeld genaamd, met ingang van de derde dag na die van de ziekmelding. Niettemin wordt over de dag van de ziekmelding en de twee daarop volgende dagen ziekengeld uitgekeerd, indien naar het oordeel van de behandelende geneeskundige de ziekte opneming in een ziekeninrichting noodzakelijk maakt. Het ziekengeld wordt over de bedoelde drie dagen eveneens uitgekeerd, indien de duur van de ziekte als gevolg van dezelfde ziekteoorzaak langer dan drie dagen bedraagt, ook wanneer geen opneming in een ziekeninrichting noodzakelijk is geweest. Ter zake van eenzelfde ziekteoorzaak vervalt dit recht bij onafgebroken arbeidsongeschiktheid twee jaar nadien, indien het betreft een arbeidsovereenkomst aangegaan voor onbepaalde tijd, ongeacht het voortduren van de arbeidsovereenkomst. Voor een arbeidsovereenkomst aangegaan voor bepaalde tijd vervalt dit recht na verloop van de periode waarvoor zij is aangegaan maar uiterlijk twee jaren na de dag van de ziektemelding wegens eenzelfde ziekteoorzaak en onafgebroken arbeidsongeschiktheid gedurende deze periode. Indien een overeenkomst voor bepaalde tijd verlengd wordt, is het bepaalde met betrekking tot arbeidsovereenkomsten aangegaan voor onbepaalde tijd van toepassing. In geval van zwangerschap wordt de vrouwelijke arbeider geacht gedurende de duur van het zwangerschaps- en bevallingsverlof, bedoeld in artikel 1614ca van het Burgerlijk Wetboek BES Boek 7a, arbeidsongeschikt te zijn. Voor het bepalen van de onafgebroken arbeidsongeschiktheid gedurende een periode worden tijdvakken van ongeschiktheid samengeteld, indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen.
2.
Het ziekengeld bedraagt per dag 80% van het loon per dag van de werknemer, en 100% van het loon per dag van de werknemer gedurende het zwangerschaps- en bevallingsverlof, bedoeld in het eerste lid. Voor zover het loon per dag meer heeft bedragen dan een door Onze Minister vastgesteld bedrag blijft het bij de toepassing van de eerste zin buiten aanmerking.
3.
Indien het loon met terugwerkende kracht is verhoogd, wordt ter bepaling van het ziekengeld met deze verhoging rekening gehouden vanaf het tijdstip dat de verhoging van het loon door de werkgever aan de werknemer is uitbetaald.
4.
De werknemer heeft geen recht op ziekengeld:
- a.
over de zondagen of de daarvoor voor hem in de plaats tredende vrije dagen, terwijl de werknemer voor wie een werkweek van vijf dagen of minder geldt bovendien geen recht heeft op ziekengeld over de vrije zaterdagen of de daarvoor voor hem in de plaats tredende vrije dagen;
- b.
over de periode dat hem ziekengeld ter zake van een andere ziekte wordt uitgekeerd.
5.
Wanneer de werknemer tijdens zijn arbeidsongeschiktheid van zijn werkgever loon ontvangt, wordt het ziekengeld per dag verminderd met het bedrag, waarmede het ziekengeld en het loon per dag gezamenlijk het loon per dag, waarnaar het ziekengeld is berekend, overtreft.
6.
Tijdens het dienstverband of de werkzaamheden is de werkgever in geval van arbeidsongeschiktheid van de werknemer verplicht een uitkering gelijk aan het ziekengeld waarop de werknemer over de desbetreffende loontermijn tegenover Onze Minister recht heeft, aan de werknemer uit te betalen op de dag waarop het loon moet worden uitbetaald of zou moeten worden uitbetaald indien de werknemer niet arbeidsongeschikt zou zijn. De werkgever die op grond van deze verplichting de uitkering uitbetaalt, heeft, in plaats van de werknemer, tegenover Onze Minister recht op het desbetreffende ziekengeld en op uitbetaling daarvan door Onze Minister. Indien de werkgever de uitkering niet tijdig uitbetaalt, keert Onze Minister het ziekengeld aan de werknemer uit.
7.
Onze Minister is bevoegd om op grond van verdragen, convenanten en andersoortige overeenkomsten met uitvoerders van instellingen van sociale voorzieningen, het ziekengeld van een werknemer te verminderen ter ontneming van een ten onrechte verkregen voordeel van de werknemer op het gebied van sociale voorzieningen.
8.
Onze Minister is eveneens bevoegd om het ziekengeld van een werknemer te verminderen ter ontneming van een ten onrechte verkregen voordeel van de werknemer op het gebied van de door Onze Minister uitbetaalde socialeverzekeringsuitkeringen.
9.
De in het zevende en achtste lid bedoelde vermindering kan ineens geschieden indien het ten onrechte genoten voordeel niet groter is dan een derde deel van het door Onze Minister verstrekte ziekengeld. In alle andere gevallen kan de vermindering niet meer bedragen dan een derde deel van het ziekengeld.