Hof Arnhem-Leeuwarden, 04-07-2022, nr. 200.295.042
ECLI:NL:GHARL:2022:5642, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
04-07-2022
- Zaaknummer
200.295.042
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2022:5642, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 04‑07‑2022; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2023:1058, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Uitspraak 04‑07‑2022
Partij(en)
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.295.042
(zaaknummer rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, zaaknr. 8933078 HA VERZ 20-74)
beschikking van 4 juli 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheidAutoschade Zutphen B.V.,
gevestigd te Zutphen,
verzoekster in hoger beroep,in eerste aanleg: verweerster, verzoekster in het (voorwaardelijk) tegenverzoek,
hierna: ASZ,
advocaat: mr. J.W. Janssens,
tegen
1. [verweerder] ,
wonende te [woonplaats1] ,
verweerder in hoger beroep,
in eerste aanleg: verzoeker, verweerder in het (voorwaardelijk) tegenverzoek,
hierna: [verweerder] ,
advocaat: mr. J.D. Uding.
en
2. [verweerster] ,
wonende te [woonplaats1] ,
verweerster in hoger beroep,
in eerste aanleg: verzoekster, verweerster in het (voorwaardelijk) tegenverzoek,
hierna: [verweerster] ,
advocaat: mr. J.D. Uding.
1. 1. Het geding in eerste aanleg
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de beschikking van de kantonrechter Zutphen (rechtbank Gelderland, locatie Zutphen) van 2 maart 2021.
2. 2. Het geding in hoger beroep
2.1
Het verloop van de procedure is als volgt:
- het beroepschrift (met producties) van ASZ, ter griffie ontvangen op 1 juni 2021;
- het verweerschrift met producties van [verweerder] ;- de brief van de raadsman van ASZ van 15 oktober 2021 met producties 14 en 15;
- de brief van de raadsman van [verweerder] van 24 maart 2022 met productie D;
- de op 6 april 2022 gehouden mondelinge behandeling, waarbij beide partijen pleitnotities hebben overgelegd.
2.2
Na afloop van de mondelinge behandeling heeft het hof beschikking bepaald op 23 mei 2022 of zoveel eerder als mogelijk is.
2.3
ASZ heeft in haar hoger beroepschrift – zakelijk weergegeven - verzocht de beschikking van de kantonrechter te vernietigen en bij beschikking (voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad) haar verzoek alsnog toe te wijzen en [verweerder] en [verweerster] te veroordelen in de proceskosten, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep.
3. De feiten
3.1
In hoger beroep staan de feiten vast zoals deze in de bestreden beschikking onder 2.1-2.3 zijn weergegeven. Daarnaast wordt het navolgende feit vastgesteld.
3.2
Op 2 maart 2022 heeft de kantonrechter in een (dagvaardings)procedure (8956125 CV EXPL 21-27) tussen enerzijds ASZ als eiseres in conventie/verweerster in reconventie en anderzijds [verweerder] en [verweerster] als gedaagden in conventie en eisers in reconventie (opnieuw) tussenvonnis gewezen. Naar het oordeel van de kantonrechter is niet komen vast te staan dat [verweerder] in zijn werkzaamheden voor zijn onderneming [naam1] aan Autoschade Zutphen schade heeft berokkend, zodat deze vordering (sub 1) ten bedrage van € 77.752,48 in een later (eind-)vonnis volledig zal worden afgewezen. Voor zover aanspraak is gemaakt op vergoeding wegens te weinig factureren aan de klanten voor een bedrag van € 73.942,- (vordering 2) heeft de kantonrechter een deskundigenbericht gelast. In dat verband is het oordeel over de vorderingen 3 (kosten onderzoek Hoffman Bedrijfsrecherche) en 4 (kosten onderzoek A.A.S.) aangehouden. Nu [verweerder] heeft erkend dat hij een bedrag van € 2.000,- contant uit de kas heeft opgenomen dat door hem niet is verantwoord, zal in een later (eind)vonnis deze vordering (5) worden toegewezen met de wettelijke rente als aldaar zal worden vermeld. Hetzelfde geldt voor [verweerster] ten bedrage van € 800,- (vordering 6), aldus overweegt de kantonrechter.
4. De verzoeken aan de kantonrechter en de beoordeling daarvan
4.1
ASZ heeft verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
1. voor recht te verklaren dat [verweerder] en [verweerster] op grond van artikel 7:677 lid 2 jo. lid 3 BW
gehouden zijn een vergoeding aan haar te voldoen;
2. te bepalen dat [verweerder] en [verweerster] aan ASZ dienen te voldoen een bedrag van € 17.903,19
bruto achtereenvolgens € 2.539,32 bruto als vergoeding op grond van artikel 7:667 lid 2 jo.
lid 3 BW, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 oktober 2020,
met veroordeling van [verweerder] en [verweerster] in de kosten van de procedure, vermeerderd met de
wettelijke rente vanaf 15 dagen na de datum van de beschikking.
4.3
De kantonrechter heeft – zakelijk weergegeven - in de bestreden beschikking het verzoek afgewezen met veroordeling van ASZ in de proceskosten, begroot op nihil, nu in de parallelle procedures tegen [verweerder] en [verweerster] de ontslagen op staande voet zijn vernietigd.
5. De beoordeling in hoger beroep
5.1
Het hoger beroep slaagt. Het hof motiveert hierna dit oordeel.
5.2
5.3
In hoger beroep heeft ASZ gesteld dat wat haar betreft het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven en stand houdt. Gelet op dit laatste is sprake van ernstig verwijtbaar handelen door [verweerder] en [verweerster] , aldus ASZ (appelschrift sub 199). Dit laatste is op zichzelf correct nu in de parallele zaken van [verweerder] en [verweerster] waarin ook vandaag uitspraak is gedaan, het hof heeft geoordeeld dat het ontslag op staande voet van beiden niet had moeten worden vernietigd alsmede dat bij hen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen.
5.4
Het hof overweegt als volgt. Er is sprake van opzet of schuld in de zin van voormelde bepaling als de aan het ontslag op staande voet ten grondslag gelegde redenen verwijtbaar zijn aan de andere partij. HR 14 maart 2008, ECLI:NL:HR:2008: BC6641: “Het hof mocht ter motivering van zijn beslissing dat [eiser] op grond van art. 7:677 lid 3 BW jegens Tornado schadeplichtig is, volstaan met zijn oordeel dat aan het ontslag op staande voet een dringende reden ten grondslag heeft gelegen.”
5.5
In eerste aanleg heeft ASZ gesteld dat door de diefstal van [verweerder] en / of [verweerster] en de ernstige benadeling van Autoschade Zutphen door de door hen gezamenlijk of ieder voor zich gemaakte afspraken met klanten er naar de mening van Autoschade Zutphen sprake is van opzet, althans schuld. In hetgeen hiervoor onder 5.3 is overwogen, ligt dit besloten. Daarmee slaagt het hoger beroep. De verzochte geldvordering is alsnog toewijsbaar. De hoogte daarvan is door [verweerder] en [verweerster] niet bestreden, zodat het hof daarvan uitgaat. Niet gesteld of gebleken is dat ASZ daarnaast nog belang heeft bij de verzochte verklaring voor recht, zodat het hof deze zal afwijzen.
5.6
Het hof zal [verweerder] en [verweerster] als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het beide instanties.
5.7
De kosten voor de procedure in eerste aanleg aan de zijde van ASZ zullen tot aan de bestreden beschikking worden vastgesteld op € 499,- voor griffierecht en op € 400,- voor salaris gemachtigde overeenkomstig het liquidatietarief (2 punten, € 200,- per punt).
5.8
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van ASZ zullen tot aan deze beschikking worden vastgesteld op € 772,- voor griffierecht en op € 1.114,- voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief (1 punt, tarief 2 in hoger beroep). Het hof beperkt de vergoeding tot één punt conform het liquidatietarief nu de drie zaken in één beroepschrift en één verweerschrift zijn besproken en ter zitting van het hof gelijktijdig zijn behandeld en gelijktijdig vandaag beslist, waarbij proceskosten-veroordelingen over en weer zijn uitgesproken. Als niet weersproken zal het hof ook de gevorderde wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten toewijzen zoals hierna vermeld.
6. De beslissing
Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de bestreden beschikking van de kantonrechter Zutphen (rechtbank Gelderland, locatie Zutphen) van 2 maart 2021;
veroordeelt [verweerder] en [verweerster] aan ASZ te voldoen een bedrag van € 17.903,19
bruto achtereenvolgens € 2.539,32 bruto als vergoeding op grond van artikel 7:667 lid 2 jo.
lid 3 BW, te vermeerderen met de wettelijke rente voor [verweerder] vanaf 20 oktober 2020 en voor [verweerster] vanaf 21 oktober 2020;
veroordeelt [verweerster] in de kosten van de eerste aanleg, tot aan de bestreden beschikking aan de zijde van ASZ vastgesteld op € 996,- voor griffierecht en op € 400,- voor salaris gemachtigde overeenkomstig het liquidatietarief, , te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na de datum van deze beschikking tot de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [verweerder] en [verweerster] in de kosten van dit hoger beroep, tot aan deze beschikking aan de zijde van ASZ vastgesteld op € 772,- voor griffierecht en op € 1.114,- voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief;
veroordeelt [verweerder] en [verweerster] in de nakosten, begroot op € 163,-, met bepaling dat dit bedrag zal worden verhoogd met € 85,- en de explootkosten van betekening van de uitspraak in geval [verweerder] en [verweerster] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak hebben voldaan én betekening heeft plaatsgevonden, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente te rekenen vanaf veertien dagen na aanschrijving én betekening;
verklaart deze beschikking, voor zover het de hierin vermelde veroordelingen betreft, uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af wat meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.F.J.N. van Osch, M.P.C.J. van Bavel en H.M.J. van den Hurk en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
4 juli 2022.