Hof 's-Hertogenbosch, 14-10-2014, nr. HD 200.144.833, 01
ECLI:NL:GHSHE:2014:4238
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
14-10-2014
- Zaaknummer
HD 200.144.833_01
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2014:4238, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 14‑10‑2014; (Hoger beroep kort geding)
- Wetingang
art. 1019h Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering [KEI-Rv]
- Vindplaatsen
AR 2014/769
Uitspraak 14‑10‑2014
Inhoudsindicatie
vordering tot betaling van proceskosten ex artikrl 1019h Rv
Partij(en)
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.144.833/01
arrest van 14 oktober 2014
in de zaak van
1. Votech B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats],
2. [appellant 2],wonende te [woonplaats],
3. [appellant 3],wonende te [woonplaats],
4. [appellant 4],
wonende te [woonplaats],
appellanten,
hierna aan te duiden als Votech c.s.,
advocaat: mr. J.O. de Wilde te 's-Hertogenbosch,
tegen
Premier Tech Chronos B.V. (voorheen genaamd Chronos BTH B.V.),
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als Chronos,
advocaat: mr. B.M.W. Hunnekens te Eindhoven,
op het bij exploot van dagvaarding van 21 februari 2014 ingeleide hoger beroep van het vonnis in kort geding van de voorzieningenrechter in de rechtbank Oost-Brabant van
23 januari 2014, gewezen tussen Votech c.s. als gedaagden in conventie, eisers in reconventie en Chronos als eiseres in conventie, verweerster in reconventie.
1. Het geding in eerste aanleg (zaaknr. C/01/247885/KG ZA 12-360)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.
2. Het geding in hoger beroep
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep;
- het exploot van anticipatie van 26 maart 2014;
- de memorie van grieven met producties;
- de memorie van antwoord met producties.
Partijen hebben arrest gevraagd. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.
3. De beoordeling
3.1.
Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.
3.1.1.
Chronos maakt deel uit van de Chronos BTH groep die zich kort gezegd bezig houdt met de ontwikkeling van complexe industriële verpakkings- palletiseer- en palletverpakkingssystemen en biedt daarnaast een servicepakket aan voor die systemen.
3.1.2.
[appellant 2], [appellant 3] en [appellant 4] zijn tot 1 april 2011 bij Chronos in dienst geweest als respectievelijk Field Sales Manager, Technical Advisor en Operations Manager. In de arbeidsovereenkomsten met [appellant 2], [appellant 3] en [appellant 4] is geen concurrentiebeding opgenomen.
3.1.3.
Na hun uitdiensttreding bij Chronos hebben [appellant 2], [appellant 3] en [appellant 4] een eigen onderneming genaamd Votech opgericht die concurreert met Chronos.
3.1.4.
Chronos heeft op 13 december 2011 ten laste van Votech c.s. conservatoir bewijsbeslag gelegd op kort gezegd digitale (computer)bestanden in verband met vermeende inbreuk op auteursrechten en onrechtmatige concurrentie.
3.1.5.
Chronos heeft in kort geding ex artikel 843a Rv inzage gevorderd in de beslagen bescheiden. Bij vonnis van 12 maart 2012 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank de vordering van Chronos deels toegewezen.
3.1.6.
Naar aanleiding van het vonnis heeft Chronos de beslagen bescheiden laten onderzoeken door een deskundige, de heer [deskundige ] van [IT] IT.
3.1.7.
Door middel van een dagvaarding van 8 juni 2012 heeft Chronos Votech c.s. opnieuw in kort geding gedagvaard. Zij vorderde op basis van artikel 843a Rv toestemming tot inzage dan wel afschrift of uittreksel van de bescheiden genoemd onder punt 74 van de inleidende dagvaarding, welke bescheiden vallen onder het door Chronos gelegde bewijsbeslag.
Votech c.s. hebben in dit geding een reconventionele vordering ingesteld. Zij vorderden: opheffing van het gelegde bewijsbeslag, betaling van een voorschot op de door hen geleden schade en vergoeding van de door Votech c.s. gedragen proceskosten van het eerdere kort geding. Tevens vorderden Votech c.s. op grond van artikel 1019h Rv veroordeling van Chronos tot betaling van hun volledige proceskosten in het onderhavige kort geding.
3.1.8.
Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling van het kort geding zijn partijen overeengekomen dat zij een gezamenlijk verzoek bij de rechtbank zouden indienen tot het benoemen van een deskundige, te weten de heer H.J.M. Keller, teneinde de onder het bewijsbeslag vallende bescheiden te onderzoeken en de vragen te beantwoorden, zoals vermeld in het gezamenlijk verzoekschrift en in de beschikking van de rechtbank van 6 november 2012 (productie 34 bij memorie van antwoord).
3.1.9.
Na ontvangst van het rapport van de deskundige heeft Chronos haar vordering in conventie ingetrokken.
3.1.10.
De voorzieningenrechter heeft vervolgens bij vonnis waarvan beroep d.d. 23 januari 2014 in conventie de proceskosten gecompenseerd en in reconventie de vorderingen van Votech c.s. afgewezen met veroordeling van Votech c.s. in de kosten van de procedure in reconventie.
3.1.11.
Tussen partijen is bij de rechtbank Oost-Brabant een bodemprocedure aanhangig omtrent de vraag, kort gezegd, of Votech c.s. zich al dan niet schuldig hebben gemaakt aan onrechtmatige concurrentie en inbreuk op auteursrechten.
3.2.
Het hoger beroep van Votech c.s. betreft uitsluitend de proceskosten-beslissing van de voorzieningenrechter. Votech c.s. stellen zich op het standpunt dat de voorzieningenrechter Chronos had moeten veroordelen in de volledige proceskosten van Votech c.s., dit op grond van artikel 1019h Rv, welke kosten door Votech c.s. in eerste aanleg zijn berekend op een bedrag van € 75.760,42; in hoger beroep hebben zij dit bedrag verminderd tot € 44.797,71.
3.3.
Chronos heeft in haar memorie van antwoord als eerste aangevoerd dat het hoger beroep van Votech c.s. moet worden afgewezen wegens het ontbreken van spoedeisend belang bij een beslissing ten aanzien van de proceskosten.
Dit verweer wordt door het hof verworpen. De beoordeling in hoger beroep of de proceskostenbeslissing van de eerste aanleg juist is, dient ex tunc te geschieden; een spoedeisend belang in hoger beroep is niet vereist (vergelijk HR 24 november 1995, ECLI:NL:HR:1995:ZC1891).
3.4.
Grief I van Votech c.s. houdt in dat de voorzieningenrechter de vordering van Votech c.s. om Chronos in de proceskosten te veroordelen, ten onrechte (uitsluitend) als een vordering in reconventie heeft aangemerkt.
Die grief is in zoverre terecht aangevoerd dat Votech c.s. in eerste aanleg zowel in conventie als in reconventie de veroordeling van Chronos in de proceskosten vorderde. De gegrondheid van deze grief leidt echter niet tot een andere uitkomst van de procedure.
3.5.
Grief II van Votech c.s. houdt in dat de voorzieningenrechter ten onrechte de proceskosten in conventie heeft gecompenseerd.
De voorzieningenrechter heeft die kostencompensatie als volgt gemotiveerd:
“De voorzieningenrechter ziet in de gegeven omstandigheden aanleiding de proceskosten te compenseren, in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt. Daarbij zij voorop gesteld dat de vorderingen van Chronos als gevolg van de intrekking niet inhoudelijk zijn beoordeeld en dus geen van partijen in het ongelijk is gesteld. Omdat de vorderingen door Chronos niet zijn ingetrokken naar aanleiding van het door Votech c.s. daartegen gevoerde verweer, maar omdat partijen het eens waren geworden over de benoeming van een deskundige die de beslagen bescheiden zou onderzoeken, kan geen van partijen als de in het ongelijk gestelde worden beschouwd en is evenmin gebleken dat sprake van onnodig gemaakte proceskosten.”
De tegen dit oordeel gerichte grief van Votech c.s. faalt, want het oordeel van de voorzieningenrechter is juist. De intrekking van de vordering van Chronos in conventie was het gevolg van het feit dat Chronos, met het deskundigenbericht van de heer Keller op gezamenlijk initiatief van partijen, had gekregen wat zij verlangde, namelijk inzage in de door haar bedoelde bescheiden, vallend onder het bewijsbeslag. Zij had bij handhaving van haar vordering geen belang meer. Terecht heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat Chronos niet als “in het ongelijk gestelde partij” kan worden beschouwd, zodat er ook geen grond is voor een proceskostenveroordeling in conventie. Eveneens terecht heeft de voorzieningenrechter overwogen dat niet is gebleken dat de proceskosten onnodig zijn gemaakt.
3.6.
Dat de voorzieningenrechter (impliciet) zou hebben beslist dat Chronos Votech c.s. onterecht in rechte heeft betrokken, zoals Votech c.s. stellen, valt naar het oordeel van het hof niet te lezen in het vonnis waarvan beroep. Integendeel: in rechtsoverweging 6.5 van het vonnis waarvan beroep overweegt de voorzieningenrechter dat het rapport van de deskundige Keller tenminste aanknopingspunten biedt voor het door Chronos gestelde onrechtmatig handelen van Votech c.s.
3.7.
Voor zover Votech c.s. bedoeld hebben ook een grief te richten tegen de proceskostenbeslissing in reconventie faalt deze: de voorzieningenrechter heeft Votech c.s. terecht als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten in reconventie.
3.8.
De conclusie is dat het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, moet worden bekrachtigd.
Votech c.s. dienen als de in het ongelijk gestelde partij te worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.
4. De uitspraak
Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
veroordeelt Votech c.s. in de kosten van het hoger beroep en begroot die kosten aan de zijde van Chronos op € 704,- voor verschotten en op € 1.631,- voor salaris advocaat;
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. N.J.M. van Etten, J.M. Brandenburg en I. Bouter en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 14 oktober 2014.