Einde inhoudsopgave
Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken
Artikel 54 bis [Zeerechtelijke vorderingen]
Geldend
Geldend vanaf 01-02-1991
- Redactionele toelichting
Zie voor de partijgegevens van deze wijziging het Verdrag van 26-05-1989, Trb. 1989, 142.
- Bronpublicatie:
26-05-1989, Trb. 1989, 142 (uitgifte: 31-10-1989, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-02-1991
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
28-01-1991, Trb. 1991, 15 (uitgifte: 01-01-1991, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal privaatrecht / Internationaal bevoegdheidsrecht
Gedurende drie jaar, te rekenen vanaf 1 november 1986 voor Denemarken en vanaf 1 juni 1988 voor Ierland, wordt in elk van deze Staten de bevoegdheid in zaken van zeerecht niet alleen bepaald overeenkomstig titel II, maar ook overeenkomstig de bepalingen nr. 1 tot en met nr. 6 hierna. Deze bepalingen zijn in elk van deze Staten evenwel niet langer van toepassing zodra het op 10 mei 1952 te Brussel ondertekende Internationale Verdrag tot eenmaking van enkele bepalingen inzake conservatoir beslag op zeeschepen voor die Staat in werking is getreden.
- 1.
Degene die zijn woonplaats heeft in een Verdragsluitende Staat, kan in de volgende gevallen voor de gerechten van een van de hierboven genoemde Staten worden gedaagd ter zake van een zeerechtelijke vordering, wanneer op het schip waarop de vordering betrekking heeft of op enig ander schip waarvan hij eigenaar is, op het grondgebied van laatstgenoemde Staat gerechtelijk beslag is gelegd als zekerheid voor de vordering, of wanneer aldaar beslag had kunnen worden gelegd, maar er borgtocht dan wel enige andere zekerheid is gesteld:
- a)
indien de eiser zijn woonplaats in die Staat heeft;
- b)
indien de vordering in die Staat is ontstaan;
- c)
indien de vordering is ontstaan op een reis tijdens welke het beslag is gelegd of had kunnen worden gelegd;
- d)
indien de vordering voortspruit uit een aanvaring of schade die, hetzij door het uitvoeren of nalaten van een manoeuvre, hetzij door niet-naleving der reglementen, een schip heeft toegebracht aan een ander schip dan wel aan de zich aan boord van een van deze schepen bevindende zaken of personen;
- e)
indien de vordering is ontstaan uit hulp of berging;
- f)
indien de vordering betrekking heeft op een hypotheek of een andere vorm van zekerheid betreffende het schip waarop beslag is gelegd.
- 2.
Beslag kan worden gelegd op elk schip waarop de zeerechtelijke vordering betrekking heeft of op elk ander schip dat toebehoort aan degene die op het tijdstip van het ontstaan van de vordering eigenaar was van het schip waarop deze vordering betrekking heeft. Ter zake van de in nr. 5, onder o), p) of q), bedoelde vorderingen kan evenwel alleen beslag worden gelegd op het schip waarop de vordering betrekking heeft.
- 3.
Schepen worden geacht dezelfde eigenaar te hebben wanneer alle aandelen in handen zijn van dezelfde persoon of personen.
- 4.
In geval van bevrachting waarbij de zeggenschap over het schip is overgedragen, kan, wanneer alleen de bevrachter aansprakelijk is voor een zeerechtelijke vordering ter zake van het schip, op dit schip of op enig ander schip van deze bevrachter beslag worden gelegd, doch kan ter zake van deze vordering geen beslag worden gelegd op enig ander schip van de eigenaar. Dit geldt ook in alle gevallen waarin een ander dan de eigenaar aansprakelijk is voor een zeerechtelijke vordering terzake van het schip.
- 5.
Onder ‘zeerechtelijke vordering’ wordt verstaan een vordering voortvloeiend uit:
- a)
schade veroorzaakt door een schip door aanvaring of anderszins;
- b)
dood of persoonlijk letsel veroorzaakt door een schip of voortspruitend uit de exploitatie van een schip;
- c)
hulp en berging;
- d)
overeenkomsten betreffende het gebruik of de huur van een schip bij wijze van bevrachting of anderszins;
- e)
overeenkomsten betreffende goederenvervoer per schip bij wijze van bevrachting, cognossement of anderszins;
- f)
verlies van of schade aan goederen, met inbegrip van de bagage, vervoerd per schip;
- g)
avarij-grosse;
- h)
bodemerij;
- i)
slepen;
- j)
loodsen;
- k)
aan een schip geleverde goederen of materiaal ten behoeve van de exploitatie of het onderhoud van het schip, ongeacht de plaats van de levering;
- l)
bouw, herstelling of uitrusting van een schip, of havengelden;
- m)
de lonen van kapitein, officieren of bemanning;
- n)
uitgaven van de kapitein, met inbegrip van uitgaven gedaan door verschepers, bevrachters, of agenten voor rekening van het schip of zijn eigenaar;
- o)
geschillen over de eigendom van een schip;
- p)
geschillen tussen medeëigenaars van een schip over eigendom, bezit, exploitatie of opbrengsten van dat schip;
- q)
elke hypotheek of andere vorm van zekerheid betreffende een schip.
- 6.
In Denemarken dekt de uitdrukking ‘beslag’, wat de in nr. 5, onder o) en p), bedoelde zeerechtelijke vorderingen betreft, ook de ‘forbud’, voor zover ingevolge de artikelen 646 tot en met 653 van de Wet op de burgerlijke rechtsvordering (Lov om rettens pleje) alleen deze procedure terzake is toegelaten.