CRvB, 04-07-2014, nr. 12-3374 WAJONG
ECLI:NL:CRVB:2014:2293
- Instantie
Centrale Raad van Beroep
- Datum
04-07-2014
- Zaaknummer
12-3374 WAJONG
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:CRVB:2014:2293, Uitspraak, Centrale Raad van Beroep, 04‑07‑2014; (Hoger beroep)
- Wetingang
- Vindplaatsen
USZ 2014/250 met annotatie van Redactie
Uitspraak 04‑07‑2014
Inhoudsindicatie
Weigering een uitkering ingevolge de Wet Wajong toe te kennen. Er bestaat geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de in de FML voor het 17e en 18e levensjaar van appellante opgenomen beperkingen. De bezwaararbeidsdeskundige heeft in zijn rapport toereikend gemotiveerd en voldoende aannemelijk gemaakt dat de aan de beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid ten grondslag gelegde functies - of soortgelijke functies - ook op en rond de 18e verjaardag van appellante algemeen op de arbeidsmarkt voorkwamen.
12/3374 WAJONG
Datum uitspraak: 4 juli 2014
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 2 mei 2012, 11/4202 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. M.J.A. Bakker, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 mei 2014. Appellante is daarbij in persoon verschenen, bijgestaan door mr. H.K. Jap A Joe, advocaat. Tevens was de vader van appellante aanwezig. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. M.J. van Steenwijk.
OVERWEGINGEN
1.1. Appellante, geboren [in] 1967, heeft in mei 2010 een aanvraag ingediend bij het Uwv voor ondersteuning bij werk en inkomen, op grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wet Wajong). Daarbij is vermeld dat appellante al sinds haar jeugd last heeft van fybromyalgie, allergieën, hoofdpijnen en darmklachten. Kort daarvoor was in opdracht van de Regionale Sociale Dienst Kromme Rijn Heuvelrug een medisch en arbeidskundig belastbaarheidsonderzoek verricht bij appellante.
1.2. Bij besluit van 22 maart 2011 heeft het Uwv geweigerd een uitkering ingevolge de Wet Wajong aan appellante toe te kennen. Daarbij is overwogen dat appellante kan werken en daarmee meer dan 75% van het minimumloon kan verdienen.
1.3. Bij beslissing op bezwaar van 7 november 2011 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellante tegen het besluit van 22 maart 2011 ongegrond verklaard. Het Uwv heeft daarbij verwezen naar rapporten van een bezwaarverzekeringsarts en een bezwaararbeidsdeskundige. De bezwaarverzekeringsarts heeft vastgesteld dat er geen medische gegevens beschikbaar zijn met betrekking tot de medische situatie van appellante in haar 17e en 18e levensjaar, maar acht het wel aannemelijk dat er toen enige klachten en beperkingen waren. Ten tijde van het onderzoek was er volgens de bezwaarverzekeringsarts geen sprake van een vergelijkbare medische situatie, onder meer omdat in 2003 de hoofdpijnklachten zijn verergerd na een ongeval, in 2005 door een psychiater paniekklachten zijn geconstateerd en appellante in 2006 met succes is geopereerd in verband met een goedaardige tumor. Vervolgens heeft de bezwaarverzekeringsarts een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld met betrekking tot de situatie van appellante in haar 17e en 18e levensjaar en een tweede FML met betrekking tot de situatie in mei 2010. De bezwaararbeidsdeskundige heeft opgemerkt dat een valide functieduiding niet mogelijk is per de 18e verjaardag van appellante, omdat geen gebruik kan worden gemaakt van een in 1985 actueel functiebestand waarbij rekening is gehouden met de toen geldende beoordelingscriteria. Per 1 januari 1987 zijn de beoordelingscriteria gewijzigd en per die datum is een valide functieduiding wel mogelijk, waarbij ervan uit wordt gegaan dat de ten tijde van het onderzoek beschikbare functies qua werksoort in 1987 ook op de arbeidsmarkt voorkwamen. Met deze functies kon in 1987 een zodanig inkomen verworven worden dat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante nihil bedroeg. Dit betekent volgens het Uwv dat appellante vanaf haar 17e verjaardag in ieder geval niet voortdurend arbeidsongeschikt is geweest en dus niet als jonggehandicapte aangemerkt kan worden.
2.
De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3.
Namens appellante is in hoger beroep aangevoerd dat zij vanaf haar 17e verjaardag op medische gronden volledig arbeidsongeschikt is. Verder is ten aanzien van de arbeidskundige grondslag aangevoerd dat niet is onderzocht of de voorgehouden functies in 1987 in voldoende mate beschikbaar waren en dat het niet terecht is dat het risico van bewijsproblemen met betrekking tot de functies voor rekening van appellante komt.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Tussen partijen is in geschil of de rechtbank in de aangevallen uitspraak terecht het standpunt van het Uwv heeft onderschreven dat appellante geen recht heeft op een uitkering op grond van de Wet Wajong.
4.2.
Ten aanzien van de medische grondslag van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling wordt het oordeel van de rechtbank onderschreven, dat geen aanleiding bestaat te twijfelen aan de juistheid van de in de FML voor het 17e en 18e levensjaar van appellante opgenomen beperkingen. Er zijn met betrekking tot die periode geen medische gegevens beschikbaar, maar de bezwaarverzekeringsarts heeft terecht enkele klachten en beperkingen aannemelijk geacht in dit tijdvak en heeft daarmee rekening gehouden in de FML. Verder zijn ook in hoger beroep door of namens appellante geen medische of andere gegevens betrekking hebbend op deze periode overgelegd, waaruit zou kunnen blijken dat toen voor appellante meer of andere beperkingen golden.
4.3.
Wat betreft de arbeidskundige grondslag van de beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid moet voorop worden gesteld dat al eerder is overwogen (ECLI:NL:CRVB:2005:AU5978) dat een functieduiding problematisch kan zijn bij een beoordeling die ziet op een al lang verstreken datum. Als dit het gevolg is van een zeer late aanvraag, dan kan het aan het Uwv niet aangerekend worden dat de gebruikelijke zorgvuldigheid niet kan worden gehandhaafd bij de functieduiding en ligt het in de risicosfeer van de aanvrager dat exacte gegevens over functies in een ver verleden niet meer traceerbaar zijn. Een zodanige situatie is in dit geval aan de orde, nu appellante eerst ruim 25 jaar na haar 17e verjaardag een aanvraag om een uitkering ingevolge de Wet Wajong heeft ingediend. De bezwaararbeidsdeskundige heeft in zijn rapport toereikend gemotiveerd en voldoende aannemelijk gemaakt dat de aan de beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid ten grondslag gelegde functies - of soortgelijke functies - ook op en rond de 18e verjaardag van appellante algemeen op de arbeidsmarkt voorkwamen.
4.4.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen onder 4.1 tot en met 4.3 vloeit voort dat het hoger beroep niet kan slagen en dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries als voorzitter en H.J. Simon en E.W. Akkerman als leden, in tegenwoordigheid van M.P. Ketting als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 juli 2014.
(getekend) T.L. de Vries
(getekend) M.P. Ketting