NJ 1923, p. 1079
HR, 22-05-1922
HR 22-05-1922, ECLI:NL:HR:1922:119
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
22 mei 1922
- Magistraten
Mrs. Nijpels, Bosch, Savelberg, Jhr. Feith en Visser
- Zaaknummer
[22051922/NJ_1923,_p._1079]
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS149634:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1922:119, Uitspraak, Hoge Raad, 22‑05‑1922
- Wetingang
(Sr art. 308.)
Samenvatting
Nu de aanklacht inhoudt, dat de aangeredene gedurende meerdere dagen verhinderd is geweest zijne beroepsbezigheden uit te oefenen, volgt daaruit noodzakelijk, dat die man een beroep uitoefende.
Art. 308 stelt niet den eisch, dat in het vonnis een nauwkeurig omschreven lichamelijk letsel moet worden bewezen; met de uitdrukking zoodanig lichamelijk letsel, wordt alleen te kennen gegeven, dat het beloopen letsel van dien aard moet zijn, dat het den getroffene verhindert zijn ambts of beroepsbezigheden te vervullen.
De rechter heeft uit de in het vonnis opgenomen bewijsmiddelen kunnen afleiden, dat er tusschen het beloopen lichamelijk letsel en de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.