HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010, BL2823, rov. 2.7.
HR, 08-07-2014, nr. 13/00556
ECLI:NL:HR:2014:1687
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
08-07-2014
- Zaaknummer
13/00556
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2014:1687, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 08‑07‑2014; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:716, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2014:716, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 03‑06‑2014
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2014:1687, Gevolgd
- Vindplaatsen
Uitspraak 08‑07‑2014
Inhoudsindicatie
Beklag, beslag, art. 94 en 552a Sv. De Hoge Raad herhaalt de aan te leggen maatstaf uit ECLI:NL:HR:2010:BL2823. De Rechtbank heeft geoordeeld dat het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave van de inbeslaggenomen voorwerpen. Zonder nadere motivering, die ontbreekt, is dit oordeel echter niet begrijpelijk.
Partij(en)
8 juli 2014
Strafkamer
nr. 13/00556 B
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Lelystad, van 16 januari 2013, nummer RK 12/1474, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv, ingediend door:
[klaagster] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de klaagster. Namens deze heeft mr. J. Zevenboom, advocaat te Almere, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot zodanige beslissing met betrekking tot terug- of verwijzing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel klaagt over de ongegrondverklaring van het klaagschrift.
2.2.1.
De Rechtbank heeft het namens de klaagster ingediende klaagschrift, strekkende tot teruggave van een aantal onder [betrokkene], de echtgenoot van de klaagster, inbeslaggenomen voorwerpen, ten aanzien waarvan de klaagster stelt dat die haar eigendom zijn, ongegrond verklaard.
2.2.2.
De bestreden beschikking houdt het volgende in:
"De advocaat heeft verklaard dat het klaagschrift gegrond verklaard dient te worden, nu er sprake is van beslag op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering. Een aantal sieraden hebben emotionele waarde voor klager, omdat zij deze heeft geërfd van haar moeder en oma.
De goederen die aan [betrokkene] zijn geleverd, waarvan een rekeningafschrift door de raadsman aan de rechtbank is overhandigd, zijn ook onder klager in beslag genomen en vallen onder dit klaagschrift.
Het klaagschrift ziet tevens op de in beslag genomen muntenverzameling, auto en de boot van het merk Bayliner, beide met papieren.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot ongegrond verklaring van het klaagschrift omdat de goederen in beslag zijn genomen in de strafzaak tegen de echtgenoot van klager. De inhoudelijke behandeling van die strafzaak vindt plaats op 22 januari 2013, waarbij ook het voornemen tot het aanhangig maken van een vordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht zal worden meegedeeld. Er zal verzocht worden om conservatoir beslag op te leggen.
MOTIVERING
De rechtbank heeft kennisgenomen van de inhoud van de op de onderhavige zaak betrekking hebbende stukken.
Gelet op het hiervoor overwogene en ook overigens alle omstandigheden in aanmerking nemende, is de rechtbank van oordeel dat het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave van de inbeslaggenomen voorwerpen en dat een beslissing dienaangaande dient te worden genomen in het kader van het hiervoor omschreven strafproces tegen de echtgenoot.
De rechtbank zal het klaagschrift ongegrond verklaren."
2.3.
In cassatie moet ervan worden uitgegaan dat het gaat om een op de voet van art. 94 Sv onder de echtgenoot van de klaagster gelegd beslag.
2.4.
Bij de beoordeling van een klaagschrift tegen zo een beslag dient de rechter a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen, b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd. Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor art. 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer het inbeslaggenomen voorwerp kan dienen om de waarheid aan de dag te brengen. Voorts verzet het door art. 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in art. 36b, eerste lid onder 4°, Sr in verbinding met art. 552f Sv (vlg. 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654).
2.5.
De Rechtbank heeft geoordeeld dat het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave van de inbeslaggenomen voorwerpen. Zonder nadere motivering, die ontbreekt, is dit oordeel echter niet begrijpelijk. Voor zover het middel hierover klaagt, is het terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden beschikking;
wijst de zaak terug naar de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Lelystad, opdat de zaak op het bestaande klaagschrift opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 juli 2014.
Conclusie 03‑06‑2014
Inhoudsindicatie
Beklag, beslag, art. 94 en 552a Sv. De Hoge Raad herhaalt de aan te leggen maatstaf uit ECLI:NL:HR:2010:BL2823. De Rechtbank heeft geoordeeld dat het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave van de inbeslaggenomen voorwerpen. Zonder nadere motivering, die ontbreekt, is dit oordeel echter niet begrijpelijk.
Nr. 13/00556 B Zitting: 3 juni 2014 | Mr. Knigge Conclusie inzake: [klaagster] |
1. De Rechtbank Midden-Nederland heeft bij beschikking van 16 januari 2013 het door klaagster ingediende klaagschrift ongegrond verklaard.
2. Tegen deze beschikking is namens klaagster cassatieberoep ingesteld.
2.1. Het gaat in onderhavige zaak is om diverse in beslag genomen goederen, waarvan klaagster in haar klaagschrift heeft aangegeven rechthebbende te zijn. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie verklaard dat de goederen in beslag zijn genomen in de strafzaak tegen de echtgenoot van klaagster. Uit informatie van de Rechtbank Midden Nederland, locatie Lelystad en van het Openbaar Ministerie maak ik op dat de strafzaak tegen deze echtgenoot is afgerond met een onherroepelijk vonnis waarin over het beslag geen beslissing is genomen en dat het beslag desondanks voortduurt. Op grond van deze informatie kan niet gezegd worden dat klaagster geen belang meer heeft bij het ingestelde cassatieberoep.
3. Namens klaagster heeft mr. J. Zevenboom, advocaat te Almere-Haven, een middel van cassatie voorgesteld.
4. Het middel
4.1. Het middel klaagt dat de Rechtbank bij de beslissing op het klaagschrift een onjuiste maatstaf heeft gehanteerd dan wel onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het beslag kan voortduren.
4.2. De bestreden beschikking houdt onder meer het volgende in:
“De advocaat heeft verklaard dat het klaagschrift gegrond verklaard dient te worden, nu er sprake is van beslag op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering. Een aantal sieraden hebben emotionele waarde voor klager, omdat zij deze heeft geërfd van haar moeder en oma. De goederen die aan [betrokkene] zijn geleverd, waarvan een rekeningafschrift door de raadsman aan de rechtbank is overhandigd, zijn ook onder klager in beslag genomen en vallen onder dit klaagschrift. Het klaagschrift ziet tevens op de in beslag genomen muntenverzameling, auto en de boot van het merk Bayliner, beide met papieren.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot ongegrond verklaring van het klaagschrift omdat de goederen in beslag zijn genomen in de strafzaak tegen de echtgenoot van klager. De inhoudelijke behandeling van die strafzaak vindt plaats op 22 januari 2013, waarbij ook het voornemen tot het aanhangig maken van een vordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht zal worden meegedeeld. Er zal verzocht worden om conservatoir beslag op te leggen.
MOTIVERINGDe rechtbank heeft kennisgenomen van de inhoud van de op de onderhavige zaak betrekking hebbende stukken. Gelet op het hiervoor overwogene en ook overigens alle omstandigheden in aanmerking nemende, is de rechtbank van oordeel dat het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave van de inbeslaggenomen voorwerpen en dat een beslissing dienaangaande dient te worden genomen in het kader van het hiervoor omschreven strafproces tegen de echtgenoot van klager.
De rechtbank zal het klaagschrift ongegrond verklaren.”
4.3. De Rechtbank heeft nagelaten vast te stellen op welke grond het beslag is gelegd. Gelet op hetgeen in de bestreden beschikking is weergegeven aan standpunten van de advocaat van klaagster en van de officier van justitie, kan het er in cassatie voor gehouden worden dat het beslag op grond van art. 94 Sv is gelegd.
4.4. In geval van een beklag van de beslagene tegen een op de voet van art. 94 Sv gelegd beslag, zoals in de onderhavige zaak aan de orde is, dient de rechter te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert.1.Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor art. 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt.
4.5. In onderhavige zaak is de Rechtbank van oordeel dat het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave. Uit haar overwegingen blijkt echter niet welke maatstaf zij daarbij heeft aangelegd. Voor zover de Rechtbank met haar verwijzing naar het “hiervoor overwogene” heeft bedoeld tot uitdrukking te brengen dat zij aan haar oordeel ten grondslag heeft gelegd dat er in de strafzaak verzocht zal worden om conservatoir beslag op te leggen, geldt dat haar oordeel getuigt van een onjuiste rechtsopvatting aangezien de wet daarin niet voorziet.2.Voor zover de Rechtbank iets anders tot uitdrukking heeft willen brengen, geldt dat zij geen inzicht heeft gegeven in haar gedachtegang.
4.6. Het middel is terecht voorgesteld.
5. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden beschikking ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen.
6. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot zodanige beslissing met betrekking tot terug- of verwijzing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden,
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 03‑06‑2014
Zie HR 22 mei 2007, ECLI:NL:HR:2007: BA1637 waarin de Hoge Raad overwoog “Het oordeel van de Rechtbank dat zij geen last tot teruggave zal geven aangezien conservatoir beslag zal worden gelegd, is onjuist nu de wet daarin niet voorziet.” Zie ook HR ECLI:NL:HR:2008:BC4197.