Einde inhoudsopgave
Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
Artikel 10.3c Opleidingscommissies
Geldend
Geldend van 01-04-2020 tot 01-01-2025
- Bronpublicatie:
12-02-2020, Stb. 2020, 76 (uitgifte: 04-03-2020, kamerstukken: 35320)
- Inwerkingtreding
01-04-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-03-2020, Stb. 2020, 98 (uitgifte: 23-03-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
- Vakgebied(en)
Onderwijsrecht / Hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
1.
Voor elke opleiding of groep van opleidingen wordt een opleidingscommissie ingesteld. De commissie heeft tot taak te adviseren over het bevorderen en waarborgen van de kwaliteit van de opleiding. De commissie heeft voorts:
- a.
instemmingsrecht ten aanzien van de onderwerpen in de onderwijs- en examenregeling, bedoeld in artikel 7.13, tweede lid, onder a1, b, c, d, e, g en v,
- b.
als taak het jaarlijks beoordelen van de wijze van uitvoeren van de onderwijs- en examenregeling,
- c.
adviesrecht ten aanzien van de onderwijs- en examenregeling, bedoeld in artikel 7.13, met uitzondering van de onderwerpen ten aanzien waarvan de commissie op grond van onderdeel a instemmingsrecht heeft,
- d.
als taak het desgevraagd of uit eigen beweging advies uitbrengen aan de deelraad, bedoeld in artikel 10.25, en het faculteitsbestuur of het bestuur van de desbetreffende organisatorische eenheid dan wel, indien de hogeschool geen faculteiten omvat, aan het instellingsbestuur, over alle andere aangelegenheden betreffende het onderwijs in de desbetreffende opleiding, en
- e.
als taak het bespreken van het visitatierapport, bedoeld in artikel 5.13, vierde lid.
De commissie zendt de adviezen en voorstellen, bedoeld onder d, ter kennisneming aan de medezeggenschapsraad of de daarvoor in aanmerking komende deelraad.
2.
Op een advies als bedoeld in het eerste lid, zijn artikel 10.23, aanhef en onderdelen b, c en d, van overeenkomstige toepassing.
3.
Indien de commissie een voorstel als bedoeld in het eerste lid, onderdeel e, doet aan het bestuur van de faculteit of het bestuur van een andere organisatorische eenheid als bedoeld in artikel 10.3a dan wel indien de hogeschool geen faculteiten bevat, het instellingsbestuur, reageert het bestuur binnen twee maanden na ontvangst op het voorstel.
4.
Artikel 10.17, derde tot en met achtste lid, zijn van overeenkomstige toepassing op de opleidingscommissie. In overleg tussen het faculteitsbestuur of het bestuur van de desbetreffende organisatorische eenheid dan wel, indien de hogeschool geen faculteiten omvat, het instellingsbestuur en de deelraad kan, na overleg met de opleidingscommissie, in het bestuurs- en beheersreglement een andere wijze van samenstelling van de opleidingscommissie worden vastgelegd dan verkiezing. Jaarlijks wordt vastgesteld of het wenselijk is de andere wijze van samenstelling te handhaven.
5.
De opleidingscommissie is bevoegd het bestuur van de opleiding ten minste twee maal per jaar uit te nodigen om het voorgenomen beleid te bespreken aan de hand van een door haar opgestelde agenda.
6.
Indien een faculteit slechts een opleiding omvat, kan het faculteitsreglement bepalen dat de taken en bevoegdheden van de opleidingscommissie worden uitgeoefend door de deelraad, bedoeld in artikel 10.25.