Rb. Gelderland, 18-06-2019, nr. AWB - 18 , 2183
ECLI:NL:RBGEL:2019:2691
- Instantie
Rechtbank Gelderland
- Datum
18-06-2019
- Zaaknummer
AWB - 18 _ 2183
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBGEL:2019:2691, Uitspraak, Rechtbank Gelderland, 18‑06‑2019; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
NLF 2019/1648 met annotatie van
Uitspraak 18‑06‑2019
Inhoudsindicatie
BPM. Hoorgesprek gepland op 6 februari 2018, hoewel eiseres en gemachtigde hadden laten weten dat zij op die datum niet konden. Geen alternatieve data gevraagd. Schending hoorplicht en terugwijzing.
Partij(en)
RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Belastingrecht
zaaknummers: AWB 18/2183, AWB 18/2184, AWB 18/2186 tot en met AWB 18/2188, AWB 18/2190 tot en met AWB 18/2192 en AWB 18/2194 tot en met AWB 18/2198
uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 18 juni 2019
in de zaken tussen
[X] B.V., te [Z] , eiseres
(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en
de inspecteur van de Belastingdienst, Centrale administratieve processen, verweerder.
Procesverloop
Eiseres heeft tussen 12 juli 2017 en 26 september 2017 aangifte van belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) gedaan voor dertien auto’s. Eiseres heeft tegen de voldoening op aangifte met betrekking tot deze dertien auto’s (hierna: de auto’s) bezwaar gemaakt.
Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 15 maart 2018 de bezwaren ongegrond verklaard.
Eiseres heeft daartegen bij brief van 20 april 2018, ontvangen door de rechtbank op dezelfde dag, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 mei 2019.
Namens eiseres is verschenen [A] , bijgestaan door haar gemachtigde en [B] . Namens verweerder zijn verschenen [gemachtigde] en [C] .
Eiseres heeft voor de zitting een pleitnota toegezonden aan de rechtbank en (door tussenkomst van de griffier) aan de wederpartij, welke pleitnota met instemming van partijen wordt geacht ter zitting te zijn voorgedragen.
Overwegingen
Feiten
1. Eiseres heeft tussen 12 juli 2017 en 26 september 2017 BPM voldaan voor dertien auto’s. Bij de aangiftes heeft zij ervoor gekozen de afschrijving te bepalen aan de hand van de afschrijvingstabel van artikel 8, vijfde lid, van de Uitvoeringsregeling belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992.
2. Het gaat bij de beroepen met de hiervoor vermelde zaaknummers om de volgende personenauto’s:
- -
Zaaknummer 18/2183 betreft een Volkswagen Golf, VIN eindigend op [000] ;
- -
Zaaknummer 18/2184 betreft een Volkswagen Golf, VIN eindigend op [001] ;
- -
Zaaknummer 18/2186 betreft een Fiat 500, VIN eindigend op [002] ;
- -
Zaaknummer 18/2187 betreft een Fiat 500, VIN eindigend op [003] ;
- -
Zaaknummer 18/2188 betreft een BMW 3-serie, VIN eindigend op [004] ;
- -
Zaaknummer 18/2190 betreft een Audi A3 Sportback, VIN eindigend op [005] ;
- -
Zaaknummer 18/2191 betreft een Citroen C1, VIN eindigend op [006] ;
- -
Zaaknummer 18/2192 betreft een Mini, VIN eindigend op [007] ;
- -
Zaaknummer 18/2194 betreft een Mercedes-Benz A200, VIN eindigend op [008] ;
- -
Zaaknummer 18/2195 betreft een Kia Picanto, VIN eindigend op [009] ;
- -
Zaaknummer 18/2196 betreft een Fiat 500, VIN eindigend op [010] ;
- -
Zaaknummer 18/2197 betreft een Audi A3, VIN eindigend op [011] ;
- -
Zaaknummer 18/2198 betreft een Mercedes-Benz 220CDI, VIN eindigend op [012] .
3. Bij brief van 15 december 2017 heeft verweerder de gemachtigde uitgenodigd voor een hoorzitting op 19 januari 2018. De gemachtigde heeft per brief van 20 december 2017 aangegeven verhinderd te zijn, met het dringend verzoek data aan te geven waarop hoorgesprekken plaatsvinden om dit af te stemmen met eiseres.
4. Bij brief van 4 januari 2018 heeft verweerder de gemachtigde opnieuw uitgenodigd voor een hoorzitting op 17 januari 2018. Tijdens een hoorzitting (voor andere dossiers) op 9 januari 2018 heeft verweerder telefonisch contact opgenomen met eiseres en data voorgesteld voor een hoorzitting van onderhavige dossiers. De data 12, 15, 16, 18 en 19 januari 2018 schikten niet voor eiseres en per e-mail van 11 januari 2018 heeft de heer [A] namens eiseres aangegeven verhinderd te zijn op 22 en 26 januari 2018, met het verzoek om andere data af te stemmen.
5. Tijdens een hoorgesprek met gemachtigde op 15 januari 2018 (voor andere dossiers) is nogmaals besproken wanneer het hoorgesprek zou kunnen plaatsvinden voor onderhavige dossiers. De gemachtigde heeft daarbij aangegeven dat verweerder hiervoor rechtstreeks contact kon opnemen met eiseres.
6. Bij brief van 17 januari 2018 heeft verweerder de gemachtigde opnieuw uitgenodigd voor een hoorzitting op 5, 6 of 7 februari 2018, met de vermelding dat vanwege eerdere uitnodigingen niet van deze data zal worden afgeweken. De gemachtigde heeft per e-mail van 24 januari 2018 aangegeven dat de heer [A] verhinderd is op deze data, met het verzoek om nieuwe data in februari 2018 voor te stellen en telefonisch of per e-mail een nieuwe afspraak te maken. De gemachtigde heeft in dezelfde e-mail aangegeven op 13 en 15 februari 2018 verhinderd te zijn.
7. Bij brief van 24 januari 2018 is de definitieve uitnodiging voor het hoorgesprek op 6 februari 2018 verstuurd. Op 25 januari 2018 heeft de gemachtigde laten weten zelf ook niet te kunnen komen op 6 februari 2018.
8. In een brief van 9 februari 2018 heeft verweerder de gang van zaken samengevat en vermeld dat de heer [A] te kennen heeft gegeven ook op 19, 22 en 26 februari 2018 verhinderd te zijn en dat hij geen alternatieve data heeft aangedragen. In het slot van de brief vraagt verweerder aan gemachtigde om alternatieve data aan te dragen.
Geschil
9. In geschil zijn de volgende punten:
- -
de vraag of de hoorplicht is geschonden;
- -
de hoogte van de te betalen BPM;
- -
de vraag of verweerder de kentekens moet overleggen op grond van artikel 8:42 van de Algemene wet bestuursrecht, zodat bij de aangiftes van drie auto’s met een gering aantal kilometers (zaaknummers AWB 18/2186, 18/2187 en 18/2196) de koerslijst kan worden gebruikt;
- -
de toepassing van een gunstiger tussentijds tarief (zaaknummers AWB 18/2184, 18/2188, 18/2190, 18/2192, 18/2194 en 18/2195);
- -
de vraag of moet worden vergeleken met ex-rental auto’s;
- -
de vraag of sprake is van verschillende heffingsmodaliteiten tussen ingevoerde auto’s en Nederlandse auto’s;
- -
de hoogte van het griffierecht;
- -
de vraag of eiseres recht heeft op rentevergoeding op grond van artikel 28c van de Invorderingswet 1990 (hierna: IW);
- -
de vraag of eiseres recht heeft op vergoeding van de werkelijke proceskosten.
Beoordeling van het geschil
10. Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat de hoorplicht is geschonden en dat terugwijzing dient te volgen. Volgens verweerder is eiseres meerdere keren uitgenodigd en heeft zij welbewust geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om te worden gehoord. Verweerder stelt dat geen sprake is van schending van de hoorplicht.
11. De rechtbank overweegt als volgt. Uit de brief van 9 februari 2018 van verweerder valt op te maken dat eiseres (per e-mail van 24 januari 2018) te kennen heeft gegeven dat zij (in de persoon van de heer [A] ) op 5, 6 en 7 februari 2018 verhinderd was. Verweerder heeft vervolgens besloten toch het hoorgesprek op 6 februari 2018 te houden. De gemachtigde heeft na de definitieve uitnodiging mondeling laten weten dat hij zelf op 6 februari 2018 ook verhinderd was. Uit de brief van 9 februari 2018 volgt niet dat verweerder aan de gemachtigde na zijn melding van verhindering heeft meegedeeld dat het gesprek toch door zou gaan. Vast staat dat uiteindelijk geen hoorgesprek heeft plaatsgevonden. Gelet op de gang van zaken kan niet worden gezegd dat eiseres heeft afgezien van het horen. Daarom is sprake van schending van de hoorplicht. De rechtbank ziet onvoldoende gronden om aan deze schending van de hoorplicht voorbij te gaan. Dat de gemachtigde volgens verweerder geen alternatieve data voor een hoorgesprek heeft voorgesteld, is daarvoor onvoldoende. Niet gebleken is dat verweerder expliciet om alternatieve data heeft verzocht of dat de gemachtigde in reactie op een dergelijk verzoek heeft geweigerd alternatieve data aan te dragen. Het verzoek van verweerder om alternatieve data door te geven zoals vermeld aan het slot van de brief van 9 februari 2018 gaat over andere zaken en is voor deze zaken daarom niet relevant.
12. Gelet op wat hiervoor is overwogen zijn de beroepen gegrond.
13. De rechtbank ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten die eiseres in verband met de behandeling van de beroepen redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 768 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 512, een wegingsfactor 0,5 voor een lichte zaak en factor 1,5 vanwege samenhangende zaken). Van overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten is de rechtbank niet gebleken.
14. De stelling van eiseres over de hoogte van het griffierecht behoeft geen behandeling nu het griffierecht door verweerder aan eiseres moet worden vergoed en het griffierecht is vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in artikel 8:41 van de Algemene wet bestuursrecht. Evenmin behoeft de stelling van eiseres dat over de terugbetaling van het griffierecht rente moet worden vergoed behandeling, omdat de terugbetaling van het griffierecht niet zijn oorzaak vindt in een gegrondverklaring wegens strijd met het Unierecht. Wel dient verweerder over het aan eiser te vergoeden griffierecht de wettelijke rente te vergoeden in geval die vergoeding van griffierecht niet binnen vier weken na deze uitspraak door verweerder aan eiseres wordt betaald.
Beslissing
De rechtbank:
- -
verklaart de beroepen gegrond;
- -
vernietigt de in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar;
- -
draagt verweerder op opnieuw uitspraken op bezwaar te doen met inachtneming van deze uitspraak;
- -
veroordeelt verweerder in de door eiseres in beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 768;
- -
draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 4.394 (13 x € 338) aan eiseres te vergoeden;
- -
veroordeelt verweerder tot vergoeding van de wettelijke rente over de vergoeding van het door eiseres in beroep betaalde griffierecht vanaf vier weken na de openbaarmaking van deze uitspraak van de rechtbank tot aan de dag van algehele voldoening.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.M. Smit, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.M.A. Arts, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 18 juni 2019 | ||
griffier | rechter | |
Afschrift verzonden aan partijen op: | ||
Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem. Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen: 1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:a. de naam en het adres van de indiener; b. een dagtekening; c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld; d. de gronden van het hoger beroep. |