NJB 2014/2065:Voorbereiding art. 46 Sr en voorbedachte raad art. 289 Sr: onjuist is de opvatting dat aan de bewezenverklaring van voorbereiding van moord dezelfde (motiverings-)eisen moeten worden gesteld als aan de bewezenverklaring van (poging tot) moord. Dat neemt niet weg dat ook voor de voorbereiding van moord geldt dat aan het bewijs van het bestemd zijn tot het begaan van moord bepaaldelijk eisen moeten worden gesteld en dat de rechter in zijn motivering van de bewezenverklaring nadere aandacht moet geven aan de vraag op grond waarvan uit de bewijsvoering met voldoende bepaaldheid blijkt dat het misdadige doel dat de verdachte met zijn voorbereidingshandelingen en voorbereidingsmiddelen voor ogen stond, als moord moet worden aangemerkt. In casu bewijsmotivering toereikend