Rb. Gelderland, 23-03-2016, nr. 287205
ECLI:NL:RBGEL:2016:2083
- Instantie
Rechtbank Gelderland
- Datum
23-03-2016
- Zaaknummer
287205
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBGEL:2016:2083, Uitspraak, Rechtbank Gelderland, 23‑03‑2016
Uitspraak 23‑03‑2016
Inhoudsindicatie
Vordering tot ondoorzichtig maken ramen en aanbrengen schot op balkon in verband met nabijheid erfgrens. Artikel 5:50 BW. Vordering afgewezen nu situatie zozeer doet denken aan het in artikel 5:50 lid 2 BW genoemde geval van een uitzicht dat niet verder reikt dan tot een binnen twee meter van de opening of het werk zich bevindende muur. Hier overeenkomstige toepassing in verband met een schuur die zicht belemmert.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: 287205 / HA ZA 15-434 / 17
Vonnis van 23 maart 2016
in de zaak van
1. [eisers]
2. [eiser]
allen wonende te [woonplaats]
eisers
advocaat: mr. M.P.H. van Maanen Winters te Arnhem
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KUIPERS VASTGOED B.V.
gevestigd te [woonplaats]
2. de rechtspersoonlijkheid bezittende vereniging
[gedaagde]
gevestigd te [woonplaats]
gedaagden
advocaat: mr. A.P.J. Blokland te [woonplaats]
Partijen zullen hierna eisers en gedaagden dan wel afzonderlijk [eisers] , [eiser] , Kuipers Vastgoed en de [gedaagde] worden genoemd.
1. De procedure
1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 30 september 2015
- het proces-verbaal van comparitie van partijen van 27 januari 2016.
1.2
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1
[eisers] zijn eigenaar van het perceel met woning gelegen aan de [adres 1] te [woonplaats] , kadastraal bekend gemeente [woonplaats] , [kadastrale aanduidingen] , alsmede van het daaraan grenzende perceeltje, kadastraal bekend gemeente [woonplaats] , [kadastrale aanduidingen 2] .
2.2
[eiser] is een van [eisers] en huurster van het perceel met woning gelegen aan de [adres 2] te [woonplaats] , kadastraal bekend gemeente [woonplaats] , [kadastrale aanduidingen 3] . Dit perceel is eigendom van de gemeente [woonplaats] .
2.3
Kuipers Vastgoed was eigenaar van het aan de percelen van eisers grenzende perceel, kadastraal bekend gemeente [woonplaats] , [kadastrale aanduidingen 4] . Zij heeft hierop een appartementengebouw gerealiseerd. De eigendom van het gebouw met ondergrond is op 30 december 2013 gesplitst in 41 appartementsrechten. De gerechtigden hiertoe worden in deze procedure vertegenwoordigd door de [gedaagde] .
2.4
Aan de hand van een door eisers overgelegde kadastrale kaart kan de ligging van de onderscheiden percelen ten opzichte van elkaar als volgt in beeld worden gebracht:
2.5
In opdracht van eisers heeft het bedrijf Lacarto te Lunteren op 10 november 2014 de afstanden van enkele vensters en een balkon van het appartementengebouw tot de percelen van eisers gemeten. Dat heeft geresulteerd in de volgende door Lacarto vervaardigde plattegrond:
Onder de plattegrond heeft Lacarto de opdracht omschreven als “inmeten keerwand en gevels met ramen”.
3. Het geschil en de vorderingen
3.1
Volgens de dagvaarding verkeert het appartementengebouw op een aantal onderdelen in strijd met de artikelen 5:50, 5:52 en 5:37 BW. Het gaat volgens de dagvaarding om de ramen A2, A3 en het Balkon B (zie de hierboven weergegeven plattegrond). Ter comparitie is gebleken dat het nog uitsluitend om de ramen A3 en het balkon B gaat. Volgens eisers bieden die ramen en dat balkon een op grond van artikel 5:50 BW ongeoorloofd uitzicht op het erf van [adres 2] . Zij stellen daarnaast dat Kuipers Bouw op 19 december 2014 heeft toegezegd dat de genoemde ramen en het balkon vaststaand en ondoorzichtig zouden worden gemaakt. Dat is tot nu toe – na het uitbrengen van de dagvaarding – alleen gebeurd met betrekking tot de ramen A2 en het balkon, voor zover dat rechtstreeks uitzicht geeft op het erf van [adres 1] .
3.2
Op grond van het bovenstaande vorderen zij, na vermindering van eis ter comparitie, kort gezegd:
1. een bevel aan Kuipers Vastgoed de ramen A3 vaststaand en ondoorzichtig te maken en ervoor te zorgen dat het balkon B geen rechtstreeks uitzicht biedt op het erf van [adres 2] door het aanbrengen van een 1.80 meter hoog schot in de breedte van dat balkon;
2. de [gedaagde] te gebieden die werkzaamheden te gedogen;
3. voor het geval de vordering onder 1 wordt afgewezen dan wel Kuipers niet volledig/tijdig aan het onder 1 bedoelde bevel voldoet, de [gedaagde] te bevelen die werkzaamheden uit te voeren en de aldus gerealiseerde situatie in stand te houden.
3.3
Gedaagden voeren gemotiveerd verweer, waarop hierna nog zal worden ingegaan.
4. De beoordeling
4.1
De rechtbank gaat ervan uit dat een eventuele toezegging van Kuipers Bouw om de ramen en het balkon in overeenstemming te maken met de eisen van de artikelen 5:50 en 5:51 BW slechts bestaat voor zover de toestand ter plaatse niet aan die eisen voldoet. Dat laatste zal de rechtbank daarom eerst beoordelen.
4.2
Daar waar de ramen A3 en het balkon B “uitzien op” het erf van [adres 2] reikt dat uitzicht, voor zover het in het kader van artikel 5:50 BW relevant zou kunnen zijn, voor minimaal de eerste paar meter niet verder dan tot op het dak van een op dat erf staande schuur en daarna pas op het gedeelte van dat erf waarop personen kunnen vertoeven. Aldus is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een situatie die zozeer doet denken aan het in artikel 5:50 lid 2 BW genoemde geval van een uitzicht dat niet verder reikt dan tot een binnen twee meter van de opening of het werk zich bevindende muur, dat in zoverre overeenkomstige toepassing van dat lid op het onderhavige geval op haar plaats is. De aan de rechtbank voorgelegde situatie is dus niet in strijd met artikel 5:50 lid 1 BW. Over de onder 3.1 genoemde andere wetsartikelen zeggen eisers verder niets, zodat in zoverre te weinig is gesteld voor eventuele strijd met die andere bepalingen.
4.3
De conclusie is dan ook dat de vordering zal worden afgewezen. Nu gedaagden na het uitbrengen van de dagvaarding wat betreft de ramen A2 aan de eisen van artikel 5:50 BW hebben voldaan zal de rechtbank de proceskosten compenseren.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1
wijst de vordering af;
5.2
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.J. van Acht en in het openbaar uitgesproken op 23 maart 2016.