RvdW 2023/76
Huwelijksvermogensrecht. Vergoedingsrechten; verjaringstermijn twintig jaar (art. 3:306 BW) of vijf jaar (art. 3:307-310 BW)? Overeenkomstige toepassing art. 3:306 BW?; verlenging verjaringstermijn (art. 3:320 BW jo. art. 3:321 lid 1 onder a BW).
HR 23-12-2022, ECLI:NL:HR:2022:1936
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
23 december 2022
- Magistraten
Mrs. M.J. Kroeze, T.H. Tanja-van den Broek, H.M. Wattendorff, F.J.P. Lock, F.R. Salomons
- Zaaknummer
21/02726
- Conclusie
A-G mr. M.L.C.C. Lückers
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Vermogensrecht / Rechtsvorderingen
Personen- en familierecht / Relatievermogensrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2022:1936, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 23‑12‑2022
ECLI:NL:PHR:2022:328, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 01‑04‑2022
Beroepschrift, Hoge Raad, 27‑08‑2021
- Wetingang
Essentie
Huwelijksvermogensrecht. Vergoedingsrechten; verjaringstermijn twintig jaar (art. 3:306 BW) of vijf jaar (art. 3:307-310 BW)? Overeenkomstige toepassing art. 3:306 BW?; verlenging verjaringstermijn (art. 3:320 BW jo. art. 3:321 lid 1 onder a BW).
Samenvatting
Vermogensverschuivingen tussen de ene echtgenoot en de andere echtgenoot kunnen grond geven voor een vordering tot vergoeding. Art. 1:87 BW houdt een regeling in voor deze vergoedingsrechten. Voor de verjaring van deze rechtsvorderingen tot vergoeding houdt Boek 1 BW geen regeling in. Bij de totstandkoming van de regeling voor bevrijdende verjaring in ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.