Einde inhoudsopgave
Kaderwet militaire pensioenen
Artikel 2 Het stelsel
Geldend
Geldend vanaf 31-01-2001
- Bronpublicatie:
13-12-2000, Stb. 2001, 37 (uitgifte: 30-01-2001, kamerstukken: 26686)
- Inwerkingtreding
31-01-2001
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-12-2000, Stb. 2001, 37 (uitgifte: 30-01-2001, kamerstukken: 26686)
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid algemeen / Bijzondere onderwerpen
Ambtenarenrecht / Pensioen
1.
De aanspraken op ouderdoms- en nabestaandenpensioen en de daarmee samenhangende verplichtingen van de beroepsmilitair, de gewezen beroepsmilitair en hun nagelaten betrekkingen worden, met inachtneming van de bij of op grond van deze wet vastgestelde afwijkingen en aanvullingen, neergelegd in de overeenkomst naar burgerlijk recht, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Wet privatisering ABP.
2.
De in het eerste lid bedoelde nadere overeenkomst strekt zich mede uit tot de aanspraken op militair ouderdoms- en nabestaandenpensioen die voor het sluiten daarvan zijn opgebouwd.
3.
De door het eerste en tweede lid beheerste pensioenaanspraken worden vastgelegd in het pensioenreglement. Aanspraken op militair pensioen worden rechtstreeks aan dat reglement ontleend.
4.
Prepensioneringsaanspraken vanaf 60 jaar zullen worden neergelegd in een overeenkomst naar burgerlijk recht.
5.
Aanvullende aanspraken op militair pensioen bij arbeidsongeschiktheid, invaliditeit of overlijden van de beroepsmilitair, de pensioenaanspraken voor de dienstplichtige of reservist en hun nagelaten betrekkingen, alsmede de grondslag voor het verstrekken van de met die invaliditeit samenhangende bijzondere leef- en werkvoorzieningen, worden vastgesteld bij algemene maatregel van bestuur.
6.
De noodzakelijke nadere regels ter uitvoering van de in het vijfde lid bedoelde algemene maatregelen van bestuur worden vastgesteld door Onze Minister.