Einde inhoudsopgave
Wet bescherming klokkenluiders
Artikel 3f [Belangenverstrengeling leden van Huis]
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2016
- Bronpublicatie:
14-04-2016, Stb. 2016, 148 (uitgifte: 22-04-2016, kamerstukken: 34105)
- Inwerkingtreding
01-07-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-04-2016, Stb. 2016, 196 (uitgifte: 27-05-2016, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Afhankelijke geldigheid
Treedt tegelijk in werking met de wet (14-04-2016, Stb. 147).
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Algemeen
Bestuursprocesrecht / Nationale ombudsman
Ambtenarenrecht / Algemeen
1.
De leden van het Huis hebben zitting zonder last.
2.
Een lid onthoudt zich van deelneming aan de behandeling van een advies of onderzoek als bedoeld in artikel 3a, tweede en derde lid, indien:
- a.
het hemzelf of een van zijn bloed- of aanverwanten tot en met de vierde graad aangaat;
- b.
het een instelling of rechtspersoon betreft waarbij hij werkt, heeft gewerkt of belang heeft;
- c.
het een vermoeden van een misstand betreft waarbij hij mogelijk betrokken is of is geweest;
- d.
anderszins de schijn van belangenverstrengeling kan ontstaan.