Einde inhoudsopgave
RvdW 2011/422
Huur bedrijfsruimte. Opzegging; beëindigingsvordering ex art. 7:295 lid 2 BW ingesteld na tijdstip waartegen werd opgezegd; gevolg; analoge toepassing art. 7:230 BW?
HR 25-03-2011, ECLI:NL:HR:2011:BP4335 (Cicek/Saleh)
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
25 maart 2011
- Magistraten
Mrs. J.B. Fleers, E.J. Numann, J.C. van Oven, C.A. Streefkerk, C.E. Drion
- Zaaknummer
10/01201
- Conclusie
A-G Strikwerda
- LJN
BP4335
- Roepnaam
Cicek/Saleh
- Vakgebied(en)
Huurrecht / Bijzondere onderwerpen
Huurrecht / Huur van bedrijfsruimte
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
Huurrecht / Huurprijzen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2011:BP4335, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 25‑03‑2011
ECLI:NL:PHR:2011:BP4335, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 04‑02‑2011
Beroepschrift, Hoge Raad, 12‑03‑2010
- Wetingang
BW art. 7:230, 7:295
Essentie
Huur bedrijfsruimte. Opzegging; beëindigingsvordering ex art. 7:295 lid 2 BW ingesteld na tijdstip waartegen werd opgezegd; gevolg; analoge toepassing art. 7:230 BW?
De opzegging van een huurovereenkomst met betrekking tot bedrijfsruimte verliest haar werking niet zonder meer indien de in art. 7:295 lid 2 BW bedoelde beëindigingsvordering door de verhuurder wordt ingesteld na het tijdstip waartegen is opgezegd. De huurovereenkomst blijft ingevolge de bijzondere voor huur van bedrijfsruimte geldende bepaling van lid 1 van art. 7:295 van rechtswege van kracht zolang de rechter nog niet onherroepelijk heeft beslist op de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.