Hof Arnhem-Leeuwarden, 28-03-2017, nr. 200.196.970/01 en 200.196.972/01
ECLI:NL:GHARL:2017:2805
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
28-03-2017
- Zaaknummer
200.196.970/01 en 200.196.972/01
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2017:2805, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 28‑03‑2017; (Hoger beroep)
Uitspraak 28‑03‑2017
Inhoudsindicatie
Onderbewindstelling. Ontslag bewindvoerder. Geen voldoende gewichtige redenen.
Partij(en)
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummers gerechtshof 200.196.970/01 en 200.196.972/01
(zaaknummers rechtbank 4741854 LT VERZ 16-98 en 4741847 LT VERZ 16-97)
beschikking van 28 maart 2017
inzake
[verzoekster] ,
verder te noemen: [verzoekster] ,
[verzoeker] ,
verder te noemen: [verzoeker] ,
wonende te [A] ,verzoekers in hoger beroep,
verder gezamenlijk te noemen: de rechthebbenden,
advocaat: mr. J.M.M. Pater te Emmeloord,
en
[de bewindvoerder] ,
kantoorhoudende te [B] ,
verder te noemen: de bewindvoerder.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de kantonrechter (rechtbank Midden-Nederland, sector kanton, locatie Lelystad) van 4 mei 2016, uitgesproken onder voormelde zaaknummers.
2. Het geding in hoger beroep
2.1
Het verloop van de procedures blijkt uit:
- de beroepschriften met productie(s), ingekomen op 29 juli 2016;
- het verweerschrift met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Pater van 23 januari 2017 met productie(s).
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 6 maart 2017 plaatsgevonden. De rechthebbenden zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaat. Namens de bewindvoerder zijn mevrouw [C] en mevrouw [D] verschenen.
Mr. Pater heeft het woord ter zitting mede gevoerd aan de hand van een door haar overgelegde pleitnota.
3. De vaststaande feiten
3.1
Bij twee aparte beschikkingen van 13 oktober 2015 zijn de vermogens van de rechthebbenden onder bewind gesteld en is de bewindvoerder als bewindvoerder benoemd.
3.2
Bij verzoekschrift hebben de rechthebbenden de kantonrechter verzocht de bewindvoerder te ontslaan en [E] , h.o.d.n. [F] tot opvolgend bewindvoerder te benoemen.
3.3
Bij de bestreden beschikkingen heeft de kantonrechter de verzoeken van de rechthebbenden afgewezen.
4. De omvang van het geschil
4.1
De rechthebbenden zijn in hoger beroep gekomen van de beschikkingen van
4 mei 2016. Zij verzoeken het hof de bestreden beschikkingen te vernietigen en hun verzoeken alsnog toe te wijzen.
4.2
De bewindvoerder heeft verweer gevoerd.
5. De motivering van de beslissing
5.1
Op grond van artikel 1:448 lid 2 BW wordt een bewindvoerder ontslag verleend hetzij op eigen verzoek hetzij wegens gewichtige redenen of omdat de bewindvoerder niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden, zulks op verzoek van een medebewindvoerder, de rechthebbende of het openbaar ministerie dan wel ambtshalve. In dit hoger beroep is de vraag aan de orde of er gewichtige redenen zijn om ontslag te verlenen.
5.2
Het hof overweegt als volgt. In de toelichting bij voormeld artikel en in de jurisprudentie en literatuur worden als voorbeelden van gewichtige redenen voor het ontslag van een bewindvoerder genoemd het voeren van een slecht bewind en/of nalatigheid waardoor het vermogen van de rechthebbende negatief wordt geraakt, nalatigheid bij het insturen van de rekening en verantwoording of informeren van de kantonrechter en het niet informeren van de rechthebbende.
5.3
Naar het oordeel van het hof is niet gebleken van voldoende gewichtige redenen die het ontslag van de bewindvoerder rechtvaardigen. Weliswaar is duidelijk geworden dat de rechthebbenden de relatie met de bewindvoerder als verstoord ervaren, maar het hof is op grond van de stukken en de behandeling ter zitting van oordeel dat dit geen gewichtige reden oplevert om de bewindvoerder te ontslaan. Het hof neemt daarbij in de eerste plaats in aanmerking dat onvoldoende is gebleken dat de bewindvoerder haar taak niet naar behoren heeft uitgevoerd. De rechthebbenden stellen dat zaken niet goed geregeld zijn en hebben het gevoel dat zij overal zelf achteraan moeten. De door de rechthebbenden genoemde voorbeelden van zaken die niet goed zijn verlopen zijn echter voornamelijk terug te voeren op het ontbreken van een goede onderlinge communicatie. Doordat zowel de rechthebbenden als de bewindvoerder niet altijd goed communiceren welke acties zij hebben ondernomen en de rechthebbenden veel eigen initiatieven nemen ontstaat er miscommunicatie die het onderlinge vertrouwen niet ten goede komt.
Er is echter niet gebleken dat er sprake is van een zodanig verstoorde relatie en/of communicatie dat de bewindvoerder haar taak niet meer naar behoren kan uitoefenen of uitoefent. Bovendien is geenszins aannemelijk gemaakt dat, voor zover daadwerkelijk van een verstoorde relatie sprake zou zijn, dit (enkel) aan gedragingen van de bewindvoerder kan worden toegeschreven. Een zekere mate van frictie tussen de wensen van de rechthebbenden enerzijds en de taken van de bewindvoerder als financiële belangenbehartiger anderzijds is inherent aan hun onderlinge verhouding. Nu de financiële situatie op dit moment stabiel lijkt te zijn en de rechthebbenden inmiddels zijn aangemeld voor een schuldentraject bij het GKB komt het hof een wijziging van bewindvoerder thans onwenselijk voor. De omstandigheid dat de rechthebbenden geen vertrouwen hebben in de bewindvoerder en zij een bewindvoerder wensen waarin zij meer vertrouwen hebben, acht het hof - mede gelet op het hiervoor overwogene - onvoldoende om tot ontslag van de bewindvoerder over te gaan. Zowel de rechthebbenden als de bewindvoerder dienen zich echter wel in te zetten om de onderlinge communicatie te verbeteren en elkaar in de toekomst duidelijk en tijdig te informeren over ondernomen acties om het onderlinge vertrouwen te herstellen en misverstanden te voorkomen.
5.4
Niet uitgesloten is dat de uitvoering van het bewind door een bewindvoerder, ook al heeft hij zich naar behoren van zijn taak gekweten, een zodanig negatieve invloed heeft op het functioneren van een rechthebbende dat sprake is van gewichtige redenen die het ontslag van de betreffende bewindvoerder rechtvaardigen. Het hof is van oordeel dat daar in deze zaak echter niet van blijkt. Daarvoor hebben de rechthebbenden de door hen gestelde geestelijke bijstand die zij hebben aangezocht, onvoldoende onderbouwd, laat staan dat gebleken is van enig causaal verband tussen de wijze waarop het bewind wordt uitgevoerd en de geestes- en/of fysieke gesteldheid van de rechthebbenden. Het hof ziet ook hierin geen reden om de bewindvoerder te ontslaan.
6. De slotsom
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen falen de grieven. Het hof zal de bestreden beschikkingen bekrachtigen.
7. De beslissing
Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikkingen van de kantonrechter (rechtbank Midden-Nederland, sector kanton, locatie Lelystad) van 4 mei 2016.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.G. Idsardi, I.A. Vermeulen en J.D.S.L. Bosch, bijgestaan door mr. M. Koster als griffier, en is op 28 maart 2017 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.