CRvB, 27-05-2011, nr. 09-5512 WAO
ECLI:NL:CRVB:2011:BQ7137
- Instantie
Centrale Raad van Beroep
- Datum
27-05-2011
- Zaaknummer
09-5512 WAO
- LJN
BQ7137
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
Sociale zekerheid algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:CRVB:2011:BQ7137, Uitspraak, Centrale Raad van Beroep, 27‑05‑2011; (Hoger beroep)
Uitspraak 27‑05‑2011
Inhoudsindicatie
Intrekking WAO-uitkering. Voldoende medische en arbeidskundige grondslag. Voorwaarden bijduiden functie.
Partij(en)
09/5512 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante] wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 26 augustus 2009, 08/609 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 27 mei 2011
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. L.N. Foppen hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting van de enkelvoudige kamer heeft plaatsgevonden op 18 juni 2010. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Foppen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P.C.P. Veldman.
De Raad heeft het onderzoek ter zitting geschorst om het Uwv in de gelegenheid te stellen een toelichting te geven op de vraag of de hangende het hoger beroep bijgeduide functie vertegenwoordiger dagblad (SBC-code 516180) voldoet aan de criteria die in de rechtspraak van de Raad daaraan worden gesteld.
Het Uwv heeft op 2 juli 2010 een rapport met bijlagen van de bezwaararbeidsdeskundige J.A.F. Vrijburg van 24 juni 2010 ingezonden, waarop appellante bij brief van 16 juli 2010 heeft gereageerd.
De Raad heeft bij brief van 18 augustus 2010 een nadere vraagstelling aan het Uwv voorgelegd. Hierop heeft het Uwv bij brief van 6 oktober 2010 geantwoord. Appellante heeft hierop bij brief van 2 november 2010 gereageerd.
De enkelvoudige kamer van de Raad heeft de zaak verwezen naar de meervoudige kamer van de Raad.
Bij schrijven van 1 februari 2011 heeft mr. A.G.B. Bergenhenegouwen zich als nieuwe gemachtigde van appellante gesteld.
Het onderzoek ter zitting is voortgezet ter zitting van 2 februari 2011. Voor appellante is verschenen mr. Bergenhenegouwen. Het Uwv, opgeroepen om ter zitting te verschijnen, heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. E.J.S. van Daatselaar.
II. OVERWEGINGEN
- 1.1.
Bij besluit van 23 augustus 2007 heeft het Uwv de uitkering van appellante op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), laatstelijk berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, met ingang van 24 oktober 2007 ingetrokken.
- 1.2.
Bij besluit van 11 januari 2008 (bestreden besluit) heeft het Uwv het tegen het besluit van 23 augustus 2007 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
- 2.
De rechtbank heeft de medische grondslag van het bestreden besluit onderschreven. Ten aanzien van de arbeidskundige grondslag heeft de rechtbank geoordeeld dat de functies artsenbezoeker, dierenartsenbezoeker (SBC-code 694020) en programmeur, systeembeheerder, computeroperator (SBC-code 514020) niet aan de beoordeling ten grondslag hadden mogen worden gelegd. Om die reden heeft de rechtbank het bestreden besluit vernietigd wegens strijd met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft evenwel aanleiding gezien om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten. De rechtbank heeft overwogen dat nog voldoende functies resteren die aan appellante kunnen worden voorgehouden en waarmee de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante nog steeds minder dan 15% bedraagt.
- 3.1.
Appellante kan zich niet verenigen met de aangevallen uitspraak, voor zover daarbij de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand zijn gelaten. Daartoe heeft zij zich op het standpunt gesteld dat het Uwv haar lichamelijke klachten en beperkingen heeft miskend en dat de aan haar voorgehouden functies niet medisch passend zijn.
- 4.1.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
- 4.2.
De Raad is van oordeel dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek voldoende zorgvuldig is geweest en ziet met de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid en de volledigheid van de bij appellante vastgestelde beperkingen. Appellante heeft in hoger beroep geen nieuwe medische informatie overgelegd die een ander licht op de zaak werpt.
- 4.3.
Hangende de procedure in hoger beroep heeft het Uwv op basis van de rapportage van bezwaararbeidsdeskundige Vrijburg van 28 januari 2010 de aan de schatting ten grondslag gelegde functie medewerker verkoper binnendienst (SBC-code 516180, functienummer 6244-0030-003) alsnog als niet passend beschouwd. Het Uwv heeft vervolgens binnen dezelfde SBC-code de functie vertegenwoordiger dagblad (functienummer 2721-0069-003) bijgeduid, hetgeen niet heeft geleid tot een aanpassing van de mate van arbeidsongeschiktheid.
- 4.4.
Appellante stelt dat de functie vertegenwoordiger dagblad op basis van vaste rechtspraak van de Raad niet had mogen worden bijgeduid omdat er grote verschillen zijn met de functie medewerker verkoop binnendienst, zodat deze functies niet in elkaars verlengde liggen.
- 4.5.
Het Uwv heeft ter onderbouwing van het zogenoemde bijduiden verwezen naar vaste rechtspraak van de Raad, onder meer neergelegd in de uitspraak van 8 mei 2009, LJN BI3731, en daarbij aangegeven dat het geoorloofd is om functies bij te duiden indien het betrokkene op grond van de voorgehouden functies voldoende duidelijk kan zijn dat hij/zij ook voor het vervullen van de bijgeduide functies geschikt zou kunnen worden geacht. Een voldoende mate van verwantschap wordt vastgesteld op basis van de aard en inhoud van de aan de bijgeduide en voorgehouden functies verbonden werkzaamheden. Indien onder een voorgehouden SBC-code wordt bijgeduid is in ieder geval sprake van een voldoende mate van verwantschap nu het daarbij gaat om functies die qua werkzaamheden voor minimaal 65% overeenstemmen.
- 4.6.
In de brief van 6 oktober 2010 heeft het Uwv de volgende toelichting gegeven:
“(…) Beide functies in geding zijn ingedeeld in SBC-code 516180. Om verschillende functies in te delen in eenzelfde SBC-code, moeten de functie voor het merendeel van de werkzaamheden gericht zijn op de (kenmerkende) werksoorten van de betreffende SBC-code (in SBC-code 516180 is sprake van slechts 1 werksoort). Om de conclusie te kunnen trekken of functies in voldoende mate overeenstemmen qua werkzaamheden om in eenzelfde SBC-code in gedeeld te kunnen worden kijken we naar de omschrijving van de werksoort. De omschrijving van de in deze kwestie relevante werksoort 36 luidt: Goederen of diensten verkopen, verhuren of leasen. Het kan zowel telefonisch of direct gebeuren. Voorlichting en adviezen geven omtrent samenstelling, gebruiks- en toepassingsmogelijkheden, het kan zowel direct als telefonisch gebeuren. Ook acquisitie, het maken van offertes, en de verkoop van advertenties vallen onder deze werksoort.Dit betekent dat in beide functies het merendeel van de dag besteed moet worden aan het verkopen, verhuren of leasen van goederen, het verrichten van acquisitie/verkopen van advertenties en het opstellen van offertes.
Kijken we naar de functie 6244-0030-003 (Medewerker verkoop binnendienst) dan zien we bij de taken dat 60% van de tijd besteed wordt aan telefonisch overleg met de klant en 25% van de tijd aan administratieve afhandeling. In de functieomschrijving staat dat de uitvoerder van de functie telefonisch contact met de klant opneemt of door de klant gebeld wordt. In het gesprek worden afspraken gemaakt (binnen de vastgestelde richtlijnen) over de levering van productsoorten, hoeveelheden, levertijd en de wijze van vervoer. Tevens boekt de uitvoerder van de functie de bestelling/order in een computersysteem.In functie 2721-0069-003 (vertegenwoordiger dagblad) zien we bij de taken dat 85% van de tijd besteed wordt aan het bezoeken van de klanten en 5% van de tijd aan het uitwerken van de advertentievoorstellen. In de omschrijving van de functie staat dat de bezoeken aan potentiële klanten het doel heeft advertentieruimte in een dagblad te verkopen (binnen de vastgestelde richtlijnen) aan de bezochte bedrijven. Hierbij worden afspraken gemaakt omtrent prijs, plaats in de krant, afmeting en lay-out. Daar uit de beschrijving blijkt dat beide functies voor het merendeel van hun tijd overeenkomen met de beoogde werkzaamheden zoals in de omschrijving van de werksoort is omschreven, (verkopen van goederen, acquisitie/verkopen van advertenties), zijn beide functies terecht ingedeeld in SBC-code 516180 en spreken we van gelijke of soortgelijke werkzaamheden.
In aanvulling hierop wijzen wij nog op het volgende. De vraag of we over dezelfde dan wel verschillende functies spreken is niet alleen afhankelijk van 65% (on)gelijkheid van werkzaamheden. Daarbij spelen meerdere factoren een rol.
Zo ook uw Raad in de uitspraak van 7 mei 2010, LJN BM5771: (…) "5.2. Anders dan appellant meent, is voor het antwoord op de vraag of functies wat de daaraan verbonden werkzaamheden betreft zozeer van elkaar verschillen (niet voor tenminste 65% met elkaar overeenstemmen) dat zij in verschillende bestandscodes kunnen worden ondergebracht, niet doorslaggevend de doelstelling van de werkzaamheden, doch de in het kader van die functies te verrichten taken in combinatie met het niveau waarop die taken moeten worden verricht. De Raad wijst in dit verband op zijn uitspraak van 28 november 2008, LJN BG6336." (…) In deze kwestie valt het merendeel van de verrichte verkoopwerkzaamheden in zowel de functie van vertegenwoordiger dagblad als de functie van medewerker verkoop binnendienst binnen de grenzen van de omschrijving van de werksoort. En, zoals al in de bijlagen bij de brief van 2 juli uiteengezet, hebben de functies hetzelfde niveau, namelijk niveau 5. De administratieve taken hangen samen met – en zijn gericht op–dezeverkoopwerkzaamheden: het maken van offertes, registeren en vastleggen orders etc. De door gemachtigde van appellante gesignaleerde verschillen in het schrijven van 16 juli 2010, zoals onderscheid tussen telefonisch en face tot face contact met de klant, duur en aantal van de gesprekken met de klant en de mogelijkheid dat er zich (incidenteel) conflicten met klanten voordoen, rechtvaardigen niet dat betreffende functies in verschillende SBC-codes zouden moeten worden ingedeeld omdat geen sprake zou zijn van gelijksoortige arbeid. (…)”.
- 4.7.
Naar het oordeel van de Raad heeft het Uwv met deze toelichting aannemelijk gemaakt dat tussen de functies medewerker verkoop binnendienst en vertegenwoordiger dagblad een voldoende mate van verwantschap bestaat. Gelet daarop kon het appellante duidelijk zijn dat zij ook voor het vervullen van de bijgeduide functie vertegenwoordiger dagblad geschikt zou kunnen worden geacht. Hetgeen van de kant van appelante op dit punt nog naar voren is gebracht heeft de Raad niet tot een ander oordeel kunnen leiden.
- 4.8.
De Raad overweegt vervolgens dat het Uwv met de arbeidskundige rapportages van 3 januari 2008 en 28 januari 2010 toereikend heeft gemotiveerd dat de aan de schatting ten grondslag gelegde functies vanuit medisch oogpunt geschikt zijn voor appellante.
- 4.9.
Gelet op het vorenstaande slaagt het hoger beroep niet. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd voor zover aangevochten.
- 5.
De Raad ziet aanleiding om het Uwv op grond van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht te veroordelen in de proceskosten van appellante in hoger beroep. De kosten voor verleende rechtsbijstand worden begroot op € 966,-.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten;
Veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante in hoger beroep tot een bedrag € 966,-;
Bepaalt dat het Uwv aan appellante het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 110,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door G.A.J. van den Hurk en H.G. Rottier en B.M. van Dun als leden, in tegenwoordigheid van M. Mostert als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 mei 2011.
- get.)
G.A.J. van den Hurk.
(get.) M. Mostert.
CVG