Einde inhoudsopgave
Verdrag inzake wettelijke aansprakelijkheid op het gebied van de kernenergie
Artikel 1
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2022
- Bronpublicatie:
12-02-2004, Trb. 2005, 89 (uitgifte: 18-04-2005, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
03-02-2022, Trb. 2022, 11 (uitgifte: 03-02-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Straling
Milieurecht / Energie
Energierecht (V)
(a)
Voor de toepassing van dit Verdrag wordt verstaan onder:
- i.
‘kernongeval’: een kernschade brengend feit of een reeks van zulke feiten met dezelfde oorzaak;
- ii.
‘kerninstallatie’: reactoren met uitzondering van die welke deel uitmaken van een vervoermiddel; fabrieken voor de vervaardiging of behandeling van nucleaire stoffen; fabrieken voor de scheiding van isotopen van splijtstoffen; fabrieken voor het opwerken van bestraalde splijtstoffen; inrichtingen voor de opslag van nucleaire stoffen met uitzondering van de opslag welke verband houdt met het vervoer van die stoffen; installaties voor de verwijdering van nucleaire stoffen; alle reactoren, fabrieken, inrichtingen of installaties die buiten gebruik worden gesteld; en andere door de Bestuurscommissie van het OESO-Agentschap voor Kernenergie (hierna te noemen de ‘Bestuurscommissie’) aan te wijzen installaties waarin zich splijtstoffen of radioactieve producten of afvalstoffen bevinden; iedere Verdragsluitende Partij kan besluiten dat twee of meer kerninstallaties die dezelfde exploitant hebben en die zich bevinden op hetzelfde terrein, samen met iedere andere opstal op dat terrein waar zich splijtstoffen of radioactieve producten of afvalstoffen bevinden als één enkele kerninstallatie zullen worden beschouwd;
- (iii)
‘splijtstoffen’: splijtbaar materiaal in de vorm van uraniummetaal en legeringen of chemische verbindingen daarvan (met inbegrip van natuurlijk uranium) en plutoniummetaal en legeringen of chemische verbindingen daarvan, zomede ander door de Bestuurscommissie aan te wijzen splijtbaar materiaal;
- (iv)
‘radioactieve produkten of afvalstoffen’: alle radioactieve stoffen verkregen of radioactief geworden door blootstelling aan bestraling verband houdende met de produktie of het gebruik van splijtstoffen, met uitzondering van splijtstoffen en van zich buiten een kerninstallatie bevindende radioactieve isotopen die het laatste stadium van vervaardiging hebben bereikt en kunnen worden gebruikt voor industriële, commerciële, landbouwkundige, medische, wetenschappelijke of onderwijskundige doeleinden;
- (v)
‘nucleaire stoffen’: splijtstoffen (met uitzondering van natuurlijk uranium en verarmd uranium) en radioactieve produkten of afvalstoffen;
- (vi)
‘exploitant’: de persoon die door het bevoegde gezag is aangewezen of erkend als exploitant van een kerninstallatie.
- VII.
‘kernschade’:
- 1.
overlijden of persoonlijk letsel;
- 2.
verlies of beschadiging van zaken;
en elk van de volgende elementen in de mate vastgesteld door het recht van de bevoegde rechter:
- 3.
economisch nadeel voortvloeiend uit overlijden, persoonlijk letsel, verlies of beschadiging bedoeld in de subleden 1 of 2 hierboven, voorzover niet inbegrepen in die subleden, geleden door een persoon die bevoegd is tot het instellen van een vordering naar aanleiding van een dergelijk geval van overlijden, persoonlijk letsel, verlies of beschadiging;
- 4.
de kosten van maatregelen tot herstel van een aangetast milieu, tenzij de aantasting onbetekenend is, indien dergelijke maatregelen daadwerkelijk worden genomen of zullen worden genomen, voor zover niet inbegrepen in sublid 2 hierboven;
- 5.
inkomensderving voortvloeiend uit een rechtstreeks economisch belang in het gebruik of het genot van het milieu, geleden als gevolg van een aanmerkelijke aantasting van dat milieu, voor zover niet inbegrepen in sublid 2 hierboven;
- 6.
de kosten van preventieve maatregelen, en de door deze maatregelen veroorzaakte verdere gevallen van overlijden, persoonlijk letsel, verlies of beschadiging,
in het geval van subleden 1 tot en met 5 hierboven, voor zover het overlijden, persoonlijk letsel, verlies of de beschadiging veroorzaakt wordt door of voortvloeit uit ioniserende straling uit een stralingsbron binnen een kerninstallatie, of afkomstig is uit splijtstoffen of radioactieve producten of afvalstoffen in, of van nucleaire stoffen die afkomstig zijn uit, hun oorsprong hebben in, of worden gezonden naar een kerninstallatie, ongeacht of dit wordt veroorzaakt door de radioactieve eigenschappen van dit materiaal, of door een combinatie van radioactieve eigenschappen met toxische, explosieve of andere gevaarlijke eigenschappen van dit materiaal.
- VIII.
‘herstelmaatregelen’: alle redelijke maatregelen die zijn goedgekeurd door de bevoegde autoriteiten van de Staat waar de maatregelen zijn genomen, die gericht zijn op het herstel of de wederopbouw van beschadigde of vernietigde onderdelen van het milieu, of, waar redelijk, op het in het milieu brengen van equivalenten van deze onderdelen. In de wetgeving van de Staat waar de kernschade wordt geleden wordt vastgelegd wie bevoegd is tot het nemen van dergelijke maatregelen.
- IX.
‘preventieve maatregelen’: alle redelijke door iemand genomen maatregelen nadat zich een kernongeval of een gebeurtenis waardoor een ernstige en naderende dreiging van kernschade wordt veroorzaakt, heeft voorgedaan, ter voorkoming of minimalisering van kernschade als bedoeld in de subleden a.vii. 1 tot en met 5, onder voorbehoud van goedkeuring door de bevoegde autoriteiten indien deze vereist is volgens het recht van de Staat waar de maatregelen zijn genomen.
- X.
‘redelijke maatregelen’: maatregelen die ingevolge het recht van de bevoegde rechter worden geacht passend en proportioneel te zijn, met inachtneming van alle omstandigheden, bijvoorbeeld:
- 1.
de aard en omvang van de geleden kernschade of, in geval van preventieve maatregelen, de aard en omvang van het risico van dergelijke schade;
- 2.
de mate waarin deze maatregelen, op het tijdstip dat zij worden genomen, waarschijnlijk effectief zijn; en
- 3.
relevante wetenschappelijke en technische expertise.
(b)
De Bestuurscommissie kan, indien naar haar mening de geringe omvang van de betrokken risico's dit rechtvaardigt, kerninstallaties, splijtstoffen of nucleaire stoffen van de toepassing van dit Verdrag uitsluiten.