NJB 2016/513:Bestanddeel ‘zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden ontstaat’ uit art. 6 WVW 1994: onder ‘normale bezigheden’ dienen te worden verstaan bezigheden die kunnen worden aangemerkt als ambts- of beroepsbezigheden of bezigheden die daarmee vergelijkbaar zijn. In casu is daarvan sprake nu het slachtoffer gedurende een aantal weken geen vrijwilligerswerk - bestaande uit het als bestuurslid van twee musea en van de Stichting Studiecentrum bijwonen van vergaderingen en activiteiten - heeft kunnen verrichten

NJB 2016/513

Bestanddeel ‘zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden ontstaat’ uit art. 6 WVW 1994: onder ‘normale bezigheden’ dienen te worden verstaan bezigheden die kunnen worden aangemerkt als ambts- of beroepsbezigheden of bezigheden die daarmee vergelijkbaar zijn. In casu is daarvan sprake nu het slachtoffer gedurende een aantal weken geen vrijwilligerswerk - bestaande uit het als bestuurslid van twee musea en van de Stichting Studiecentrum bijwonen van vergaderingen en activiteiten - heeft kunnen verrichten

Documentgegevens:

HR 23-02-2016, ECLI:NL:HR:2016:303

Instantie: Hoge Raad (Strafkamer)
Datum: 23 februari 2016
Magistraten: Mrs. A.J.A. van Dorst, E.S.G.N.A.I. van de Griend, E.F. Faase
Zaaknummer: 14/06301
Folio weergave: Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Vakgebied(en): Bijzonder strafrecht / Verkeersstrafrecht
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Brondocumenten: ECLI:NL:HR:2016:303, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 23‑02‑2016
ECLI:NL:PHR:2015:2694, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 15‑12‑2015
Beroepschrift, Hoge Raad, 27‑07‑2015
Wetingang: (WVW 1994 art. 6, 8)

Essentie

Bestanddeel ‘zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden ontstaat’ uit art. 6 WVW 1994: onder ‘normale bezigheden’ dienen te worden verstaan bezigheden die kunnen worden aangemerkt als ambts- of beroepsbezigheden of bezigheden die daarmee vergelijkbaar zijn. In casu is daarvan sprake nu het slachtoffer gedurende een aantal weken geen vrijwilligerswerk - bestaande uit het als bestuurslid van twee musea en van de Stichting Studiecentrum bijwonen van vergaderingen en activiteiten - heeft kunnen verrichten

Uitspraak

Inleiding:

Verdachte is veroordeeld wegens – kort gezegd – (feit 1 primair en feit 3) de eendaadse samenloop ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.