Einde inhoudsopgave
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
Artikel 156a [Elektronische onderhandse akten]
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2010
- Bronpublicatie:
20-02-2010, Stb. 2010, 222 (uitgifte: 30-06-2010, kamerstukken: 31358)
- Inwerkingtreding
01-07-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-02-2010, Stb. 2010, 222 (uitgifte: 30-06-2010, kamerstukken: 31358)
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Bewijs
Burgerlijk procesrecht / Eerste aanleg
1.
Onderhandse akten kunnen op een andere wijze dan bij geschrift worden opgemaakt op zodanige wijze dat het degene ten behoeve van wie de akte bewijs oplevert, in staat stelt om de inhoud van de akte op te slaan op een wijze die deze inhoud toegankelijk maakt voor toekomstig gebruik gedurende een periode die is afgestemd op het doel waarvoor de akte bestemd is te dienen, en die een ongewijzigde reproductie van de inhoud van de akte mogelijk maakt.
2.
Aan een wettelijke verplichting tot het verschaffen van een onderhandse akte kan alleen op een andere wijze dan bij geschrift worden voldaan met uitdrukkelijke instemming van degene aan wie de akte moet worden verschaft. Een instemming ziet, zolang zij niet is herroepen, eveneens op het verschaffen van een gewijzigde onderhandse akte. Het in de eerste zin van dit lid bepaalde lijdt uitzondering indien de akte eveneens is ondertekend door degene aan wie de akte op grond van de wet moet worden verschaft.