AB 2015/54
Rechterlijke motiveringsplicht, in het bijzonder in een systeem van verkorte wijze van afdoening. In casu mocht de Noorse hoger beroepsrechter gelet op de gang van zaken in eerste aanleg niet volstaan met het oordeel dat het hoger beroep kennelijk geen kans van slagen heeft.
EHRM 02-10-2014, ECLI:CE:ECHR:2014:1002JUD001531909, m.nt. T. Barkhuysen en M.L. van Emmerik
- Instantie
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
- Datum
2 oktober 2014
- Magistraten
I. Berro-Lefère, E. Steiner, K. Hajiyev, J. Laffranque, P. Pinto de Albuquerque, L-A Scilianos, E. Møse
- Zaaknummer
15319/09
- Noot
T. Barkhuysen en M.L. van Emmerik
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS920040:1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Bestuursprocesrecht / Algemeen
Staatsrecht / Rechtspraak
- Brondocumenten
ECLI:CE:ECHR:2014:1002JUD001531909, Uitspraak, Europees Hof voor de Rechten van de Mens, 02‑10‑2014
- Wetingang
Art. 6 EVRM
Essentie
Rechterlijke motiveringsplicht, in het bijzonder in een systeem van verkorte wijze van afdoening. In casu mocht de Noorse hoger beroepsrechter gelet op de gang van zaken in eerste aanleg niet volstaan met het oordeel dat het hoger beroep kennelijk geen kans van slagen heeft.
Samenvatting
Klager in deze zaak is een Noorse burger die opkomt tegen de weigering van het gerechtshof (rechtsprekend in tweede instantie) om zijn hoger beroep in behandeling te nemen. Klager en zijn inmiddels voormalige vrouw hebben in 1990 en 1995 huwelijkse voorwaarden vastgesteld. In 1995 zijn zij overeengekomen dat zij elk vijftig procent van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.