RF 2022/66
Grondslagverwerking persoonsgegevens in CKI.
HR 03-12-2021, ECLI:NL:HR:2021:1814
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
3 december 2021
- Magistraten
Mrs. M.V. Polak, C.E. du Perron, M.J. Kroeze, H.M. Wattendorff, G.C. Makkink
- Zaaknummer
21/00241
- Conclusie
A-G mr. E.B. Rank-Berenschot
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS668618:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Privacy / Verwerking persoonsgegevens
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2021:1814, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 03‑12‑2021
ECLI:NL:PHR:2021:831, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 15‑09‑2021
- Wetingang
Essentie
Verwerking persoonsgegevens. Prejudiciële vraag.
Vindt verwerking van persoonsgegevens in het CKI plaats op basis van een wettelijke plicht of ter behartiging van gerechtvaardigde belangen van de verwerkingsverantwoordelijke? Heeft het antwoord op die vraag consequenties voor de rechtsbescherming uit hoofde van art. 17 (wissing) en art. 21 (bezwaar) AVG? Als er geen recht op bezwaar bestaat, heeft de termijn van art. 35 UAVG dan nog betekenis?
Samenvatting
De Hoge Raad beantwoordt in dit arrest prejudiciële vragen van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam over de grondslag voor verwerking van persoonsgegevens in het Centraal Krediet Informatie ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.