HR, 11-01-2013, nr. 12/04373
ECLI:NL:HR:2013:BY4114
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
11-01-2013
- Zaaknummer
12/04373
- Conclusie
Mr. P. Vlas
- LJN
BY4114
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
Internationaal publiekrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2013:BY4114, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 11‑01‑2013
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2013:BY4114
ECLI:NL:HR:2013:BY4114, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 11‑01‑2013; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:BY4114
- Vindplaatsen
Conclusie 11‑01‑2013
Mr. P. Vlas
Partij(en)
Zaak 12/04373
Mr. P. Vlas
Zitting, 16 november 2012
Conclusie inzake:
[Verzoekster],
verzoekster
tegen
de Staat der Nederlanden (Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Immigratie- en Naturalisatiedienst,
(hierna: de Staat)
1.
Bij beschikking van 7 juni 2012 heeft de rechtbank 's-Gravenhage het verzoek van verzoekster tot vaststelling van de Nederlandse nationaliteit op de voet van art. 17 Rijkswet op het Nederlanderschap (hierna: RWN) afgewezen. Tegen deze beschikking heeft verzoekster tijdig beroep in cassatie ingesteld.
2.
De aangevoerde klachten rechtvaardigen geen behandeling in cassatie, omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.1. Daartoe geldt het volgende. De rechtbank heeft geoordeeld dat verzoekster niet de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen omdat de optie op grond van art. 27 lid 2 RWN (oud) te laat is afgelegd. Voor zover de klachten al voldoen aan de eisen die aan een middel moeten worden gesteld, berusten diverse klachten op een onjuiste lezing van de beschikking van de rechtbank. De rechtbank heeft, anders dan het middel betoogt, niet geoordeeld dat voor de vaststelling van het Nederlanderschap vereist is dat de optant woonachtig is in het land waar geopteerd wordt en dat voor de optie een geboorteakte is vereist. Evenmin heeft de rechtbank in rov. 5.4 geoordeeld dat aan de ambtenaar van de burgerlijke stand op Bonaire een verwijt kan worden gemaakt. Verder miskent het middel dat de wijzen waarop het Nederlanderschap kan worden verkregen limitatief zijn opgesomd in de Rijkswet op het Nederlanderschap. Daartoe behoort niet de mogelijkheid dat ambtenaren van de burgerlijke stand alsnog het Nederlanderschap kunnen toekennen in het geval van overschrijding van de optietermijn. Volgens vaste jurisprudentie kan de Nederlandse nationaliteit evenmin worden verkregen op grond van enig algemeen beginsel van behoorlijk bestuur.2.
3.
De conclusie strekt tot niet-ontvankelijk verklaren van het cassatieberoep op de voet van art. 80a RO.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden
A-G
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 11‑01‑2013
HR 16 september 1994, LJN: ZC1450, NJ 1995/563, m.nt. GRdG.
Uitspraak 11‑01‑2013
Partij(en)
11 januari 2013
Eerste Kamer
12/04373
EE/LZ
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[Verzoekster],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER in cassatie,
advocaat: mr. W.B. Teunis,
t e g e n
DE STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Immigratie- en Naturalisatiedienst),
zetelende te 's-Gravenhage,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoekster] en de Staat.
1. Het geding in feitelijke instantie
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak 384419/HA RK 11-6 van de rechtbank 's-Gravenhage van 7 juni 2012.
De beschikking van de rechtbank is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft [verzoekster] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staat heeft geen verweerschrift ingediend.
Het standpunt van de Procureur-Generaal P. Vlas strekt tot niet-ontvankelijk verklaren van het cassatieberoep op de voet van art. 80a RO.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid
De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden (zie het standpunt van de Procureur-Generaal onder 2).
De Hoge Raad zal daarom - gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal - het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president F.B. Bakels als voorzitter en de raadsheren J.C. van Oven en A.H.T. Heisterkamp, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 11 januari 2013.