Einde inhoudsopgave
Douane- en Accijnswet BES
Artikel 2.119
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2017
- Bronpublicatie:
21-12-2016, Stb. 2016, 545 (uitgifte: 29-12-2016, kamerstukken: 34553)
- Inwerkingtreding
01-01-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-12-2016, Stb. 2016, 545 (uitgifte: 29-12-2016, kamerstukken: 34553)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Vakgebied(en)
Belastingen van lagere overheden (V)
Belastingrecht algemeen (V)
1.
Als degene aan wie het verzuim of het vergrijp te wijten is, is overleden, wordt aan hem geen bestuurlijke boete opgelegd.
2.
Indien een bestuurlijke boete op het tijdstip van overlijden van degene aan wie het verzuim of het vergrijp te wijten is niet onherroepelijk vaststaat, vernietigt de inspecteur de beschikking waarbij de bestuurlijke boete is opgelegd op verzoek van een belanghebbende bij beschikking.
3.
Indien een bestuurlijke boete op het tijdstip van het overlijden van degene aan wie het verzuim of het vergrijp te wijten is onherroepelijk vaststaat, maar nog niet of niet volledig is betaald, verlaagt de inspecteur op verzoek van een belanghebbende of uit eigen beweging de boete tot het op het tijdstip betaalde bedrag bij beschikking.
4.
Het verzoek, bedoeld in het tweede, onderscheidenlijk derde lid, wordt ingediend binnen vijf jaren nadat degene aan wie het verzuim of het vergrijp te wijten is, is overleden.