Rb. Midden-Nederland, 06-11-2013, nr. 861663
ECLI:NL:RBMNE:2013:5469
- Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
- Datum
06-11-2013
- Zaaknummer
861663
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBMNE:2013:5469, Uitspraak, Rechtbank Midden-Nederland, 06‑11‑2013; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 06‑11‑2013
Inhoudsindicatie
Aandelenlease-ovk. Minderjarige. Gevolgen vernietiging ovk.
Partij(en)
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 861663 UC EXPL 13-4305 JK/4204
Vonnis van 6 november 2013
inzake
[eiseres] ,
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen [eiseres],
eisende partij,
gemachtigde: mr. G. van Dijk (Leaseproces),
tegen:
de besloten vennootschap
Dexia Nederland B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
verder ook te noemen Dexia,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. T.R. van Ginkel.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 22 mei 2013;
- het proces-verbaal van comparitie van 28 augustus 2013 en de daarin genoemde processtukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
1.3.
De rechter ten overstaan van wie de comparitie heeft plaatsgevonden is thans
werkzaam in een andere afdeling van deze rechtbank en heeft dit vonnis daarom niet kunnen
wijzen.
2. De feiten
2.1.
Eind januari 2000 heeft de vader van [eiseres] op haar naam een aandelenlease-overeenkomst met contractnummer [nummer] (hierna: de overeenkomst) gesloten met een rechtsvoorgangster van Dexia (hierna: Dexia), door middel van tussenkomst van Fortask Adviesgroep.
2.2.
[eiseres] is geboren op [1989] en was ten tijde van het sluiten van de overeenkomst minderjarig.
2.3.
De vader van [eiseres] heeft voorafgaand aan de totstandkoming van de overeenkomst geen toestemming van de kantonrechter gevraagd en verkregen als bedoeld in artikel 1:345 Burgerlijk Wetboek (BW).
2.4.
De overeenkomst had een looptijd van 120 maanden. Ter uitvoering van deze overeenkomst is in totaal € 3.212,21 aan Dexia betaald. Dexia heeft € 429,77 aan dividenden uitgekeerd.
2.5.
Bij brief van 7 maart 2006 heeft Leaseproces onder meer aan Dexia bericht dat de overeenkomst vernietigbaar is wegens het ontbreken van een machtiging van de kantonrechter en aangekondigd dat hierop door of namens [eiseres] een beroep zal worden gedaan.
2.6.
De overeenkomst is op 13 oktober 2006 geëindigd met een restschuld van
€ 1.716,57.
3. Het geschil
3.1.
[eiseres] vordert na vermindering van eis bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, samengevat:
primair:
- -
te verklaren voor recht dat de overeenkomst rechtsgeldig is vernietigd;
- -
veroordeling van Dexia tot terugbetaling van al hetgeen door en ten behoeve van [eiseres] krachtens die overeenkomst aan Dexia is betaald, vermeerderd met de wettelijke rente;
subsidiair:
- te verklaren voor recht dat Dexia door schending van haar zorgplichten en van haar mededelingsplicht [eiseres] op onrechtmatige wijze heeft laten benaderen en heeft bewogen om de overeenkomst met Dexia aan te gaan en aansprakelijk is voor de volledige als gevolg daarvan door [eiseres] geleden schade;
- veroordeling van Dexia tot terugbetaling van al hetgeen door en ten behoeve van [eiseres] krachtens die overeenkomst aan Dexia is betaald, vermeerderd met de wettelijke rente;
primair en subsidiair:
- -
veroordeling van Dexia tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten;
- -
veroordeling van Dexia in de proceskosten.
3.2.
Dexia heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de vordering met als conclusie dat de kantonrechter deze zal afwijzen, met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
Vernietiging
4.1.
[eiseres] heeft aan haar primaire vordering ten grondslag gelegd dat haar vader op grond van artikel 1:345 BW een machtiging van de kantonrechter behoefde voor het aangaan van de overeenkomst. [eiseres] stelt dat haar vader in een brief van 7 maart 2006 de overeenkomst, bij gebreke van deze machtiging, op grond van artikel 1:347 BW rechtsgeldig buitengerechtelijk heeft vernietigd. Ook Leaseproces, als gemachtigde van de ouders van [eiseres], heeft bij brief van 7 maart 2006 een beroep op vernietiging gedaan. [eiseres] meent dat daarom al de in het kader van de overeenkomst verrichte betalingen aan haar dienen te worden gerestitueerd.
4.2.
Dexia heeft betwist dat de overeenkomst rechtsgeldig buitengerechtelijk is vernietigd. Dexia heeft daartoe aangevoerd dat [eiseres] de door haar genoemde brief van haar vader niet in het geding heeft gebracht. Dexia kan deze ook niet in haar eigen administratie terugvinden. De brief van Leaseproces van 7 maart 2006 is onvoldoende voor een rechtsgeldige vernietiging. In deze brief wordt slechts aangegeven dat Leaseproces gemachtigd is. De cliënten van Leaseproces moeten zelf vernietigen. [eiseres] of haar ouders als wettelijk vertegenwoordigers hebben dat niet gedaan, aldus Dexia.
4.3.
Dexia kan niet in haar standpunt worden gevolgd. In de brief van 7 maart 2006 schrijft Leaseproces onder meer dat het contract met nummer [nummer], de overeenkomst op naam van [eiseres], vernietigbaar is wegens het ontbreken van een machtiging van de kantonrechter, dat door of namens de minderjarige contractant op deze grond een beroep zal worden gedaan en dat het contract, voor zover nodig, wordt vernietigd op grond van andere in de brief nog nader genoemde artikelen. Uit de tekst van de brief komt duidelijk naar voren dat Leaseproces de overeenkomst vernietigt vanwege, onder meer, het ontbreken van een machtiging van de kantonrechter. Leaseproces trad daarbij op als gemachtigde van [naam], de ouder van [eiseres]. Het staat niet ter discussie dat zij als wettelijk vertegenwoordiger van [eiseres] bevoegd was de overeenkomst namens [eiseres] te vernietigen. Niet valt in te zien waarom de ouder niet Leaseproces kon machtigen om namens haar deze vernietigingsbevoegdheid uit te oefenen. De overeenkomst is derhalve rechtsgeldig buitengerechtelijk vernietigd bij brief van 7 maart 2006 van Leaseproces.
4.4.
Deze vernietiging kan er volgens Dexia echter niet toe leiden dat [eiseres] aanspraak kan maken op de betalingen die door haar ouder(s) onder deze overeenkomst aan Dexia zijn verricht. Dexia heeft betoogd dat de artikelen 1:345 en 1:347 BW ter bescherming van de minderjarige ([eiseres]) strekken en niet ter bescherming van diens ouders, die zelf in strijd met deze artikelen hebben gehandeld. Vernietiging van de overeenkomst op grond van voormelde artikelen heeft daarom slechts tot gevolg dat de minderjarige ([eiseres]) geen verplichtingen uit hoofde van deze overeenkomst meer heeft jegens Dexia. Dexia heeft daaraan reeds gevolg gegeven: Dexia maakt geen aanspraak meer op de uit de overeenkomst ontstane restschuld en heeft daarnaast de registratie bij het Bureau Kredietregistratie in Tiel laten verwijderen. Aldus nog steeds Dexia.
4.5.
Ook dit verweer gaat niet op. Niet in geschil is dat [eiseres] partij is bij de overeenkomst en dat op grond van die overeenkomst [eiseres] verplicht was betalingen aan Dexia te verrichten. De nakoming van die betalingsverplichting geldt als nakoming door [eiseres]. De omstandigheid dat een ander, zoals een ouder, namens [eiseres] die betalingen verricht, maakt dit niet anders.
4.6.
De vernietiging van de overeenkomst werkt terug tot het tijdstip van het aangaan van de overeenkomst en heeft tot gevolg dat hetgeen uit hoofde van die overeenkomst aan Dexia is voldaan, onverschuldigd is betaald en door Dexia dient te worden terugbetaald, verminderd met hetgeen [eiseres] op grond van deze overeenkomst van Dexia heeft ontvangen. Voor zover de ouders van [eiseres] feitelijk de betalingen aan Dexia namens [eiseres] hebben verricht, leidt dit niet tot het oordeel dat aan de vernietiging geheel of ten dele haar werking moet worden ontzegd. Het antwoord op de vraag of de betalingen zijn verricht van een rekening op naam van [eiseres], hetgeen [eiseres] heeft gesteld en Dexia heeft bestreden, kan daarom in het midden blijven.
4.7.
Het voorgaande brengt mee dat de primaire vordering toewijsbaar is. Vaststaat dat krachtens de overeenkomst in totaal € 3.212,21 aan Dexia is betaald en dat Dexia € 429,77 aan dividenden heeft uitgekeerd. Dat betekent dat een bedrag van € 2.782,44 aan [eiseres] dient te worden gerestitueerd.
Wettelijke rente
4.8.
[eiseres] vordert de wettelijke rente over bovengenoemd bedrag vanaf de data van de onderliggende rentetermijnen. Daartoe heeft [eiseres] gesteld dat Dexia deze betalingen te kwader trouw in ontvangst heeft genomen in de zin van artikel 6:205 BW, zodat Dexia zonder ingebrekestelling in verzuim is geraakt. Volgens [eiseres] wist Dexia ten tijde van het sluiten van de overeenkomst dat deze overeenkomst vernietigbaar was wegens het ontbreken van machtiging door de kantonrechter als bedoeld in artikel 1:345 BW. [eiseres] heeft in dat verband gewezen op een door haar in het geding gebracht intern document van Dexia met de naam “Juridische aspecten van de effectenlease-praktijk” van 7 november 2001 (productie 9). Daarin wordt op pagina 7 onder het kopje “Minderjarigen” vermeld, voor zover thans van belang: “Bij de leasecontracten wordt een lening aangegaan. Voor het aangaan van een lening voor rekening van de minderjarige behoeven de ouders een daartoe strekkende machtiging van de kantonrechter. Gevolg is dat de overeenkomst vernietigbaar is en wel van de zijde van de minderjarige zelf. Vernietigbaarheid kan niet worden ingeroepen als de handeling hem geen nadeel heeft berokkend. De vraag of nadeel is berokkend moet worden beoordeeld naar het tijdstip waarop de vordering tot nietigverklaring wordt ingesteld.”
4.9.
Artikel 6:205 BW vindt in de onderhavige situatie geen toepassing. Ontvanger te kwader trouw is hij, die een prestatie ontvangt van een ander terwijl hij weet of vermoedt dat het hem niet verschuldigd is. Onvoldoende gesteld of gebleken is dat op het moment dat de in het geschil zijnde betalingen werden verricht, bij Dexia het vermoeden of de wetenschap bestond dat de onderliggende overeenkomst later door (de ouder(s) van) [eiseres] zou worden vernietigd. De rechtsgrond voor de betalingen was tot het moment van de vernietiging aanwezig en er was van onverschuldigde betaling eerst sprake vanaf het moment dat de overeenkomst daadwerkelijk was vernietigd. Voor Dexia was derhalve pas na ontvangst van de brief van 7 maart 2006 van Leaseproces duidelijk dat de betalingen zonder rechtsgrond waren verricht. Om het verzuim te doen intreden, blijft dan ook op grond van artikel 6:81 BW een ingebrekestelling vereist.
4.10.
[eiseres] heeft nog gesteld dat de wettelijke rente vanaf de betaaldata verschuldigd is omdat (ook) de zorgplicht is geschonden en daarbij geen eigen schuld kan worden toegerekend aan de minderjarige afnemer. [eiseres] heeft de primaire vordering echter niet gegrond op schending van de zorgplicht, maar op onverschuldigde betaling. Aan de stelling van [eiseres] wordt daarom verder voorbij gegaan.
4.11.
Het vorenstaande betekent dat de wettelijke rente eerst toewijsbaar is vanaf het moment dat Dexia met de terugbetaling aan [eiseres] in verzuim is geraakt. Dat is het geval vanaf 21 maart 2006. In de brief van 7 maart 2006 heeft Leaseproces Dexia immers gesommeerd om binnen twee weken na dagtekening van die brief over te gaan tot terugbetaling van alle uit hoofde van de overeenkomst verrichte betalingen. De wettelijke rente zal daarom worden toegewezen vanaf dat moment.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.12.
[eiseres] heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. Voor de verschuldigdheid van buitengerechtelijke incassokosten dient te worden gesteld en onderbouwd op grond waarvan deze verschuldigd zijn en voorts dat genoemde kosten daadwerkelijk zijn gemaakt. Daarbij hanteert de kantonrechter conform het rapport Voorwerk II het uitgangspunt dat het moet gaan om verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. [eiseres] heeft ter onderbouwing van de gestelde buitengerechtelijke incassokosten de vernietigingsbrief van 7 maart 2006 overgelegd en een schikkingsvoorstel van Dexia in een andere zaak. Verder heeft [eiseres] een opsomming gegeven van een aantal standaardwerkzaamheden dat in het kader van een incassozaak moet worden verricht. Daarmee is niet althans onvoldoende gesteld en onderbouwd dat daadwerkelijk verdergaande buitengerechtelijke incassokosten zijn gemaakt voor verrichtingen als hiervoor omschreven. De kosten waarvan [eiseres] vergoeding vordert, moeten dan ook worden aangemerkt als betrekking hebbend op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling wordt geacht een vergoeding in te sluiten, reden waarom de kantonrechter dit onderdeel van de vordering zal afwijzen.
Proceskosten
4.13.
Dexia zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding € 92,82
- griffierecht € 75,00
- salaris gemachtigde € 400,00 (2,0 punten x tarief € 200,00)
Totaal € 567,82
5. De beslissing
De kantonrechter:
5.1.
verklaart voor recht dat de overeenkomst met contractnummer [nummer] rechtsgeldig is vernietigd;
5.2.
veroordeelt Dexia om aan [eiseres] tegen bewijs van kwijting te betalen € 2.782,44 vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf21 maart 2006 tot de voldoening;
5.3.
veroordeelt Dexia tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiseres], tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 567,82, waarin begrepen € 400,00 aan salaris gemachtigde;
5.4.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de veroordelingen onder 5.2 en 5.3 uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.A.C. de Vaan, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 6 november 2013.