ABRvS, 01-08-2012, nr. 201206817/2/A1
ECLI:NL:RVS:2012:BX3910
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
01-08-2012
- Zaaknummer
201206817/2/A1
- LJN
BX3910
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2012:BX3910, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 01‑08‑2012; (Voorlopige voorziening)
Uitspraak 01‑08‑2012
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 9 november 2010 heeft het college Ferm-O-Feed B.V. gelast om de zonder omgevingsvergunning uitgevoerde bouwwerkzaamheden op het perceel aan de Peel nr. 1 te Zeeland onmiddellijk na ontvangst van dit besluit te staken en gestaakt te houden onder oplegging van een dwangsom van € 50.000,00 per dag dat de bouwwerkzaamheden worden voortgezet met een maximum van € 500.000,00.
Partij(en)
201206817/2/A1.
Datum uitspraak: 1 augustus 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Ferm-O-Feed B.V. (hierna: Ferm-O-Feed B.V.), gevestigd te Schijndel,
verzoekster,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 11 juni 2012 in zaak nr. 11/1478 in het geding tussen:
Ferm-O-Feed B.V.
en
het college van burgemeester en wethouders van Landerd.
1. Procesverloop
Bij besluit van 9 november 2010 heeft het college Ferm-O-Feed B.V. gelast om de zonder omgevingsvergunning uitgevoerde bouwwerkzaamheden op het perceel aan de Peel nr. 1 te Zeeland onmiddellijk na ontvangst van dit besluit te staken en gestaakt te houden onder oplegging van een dwangsom van € 50.000,00 per dag dat de bouwwerkzaamheden worden voortgezet met een maximum van € 500.000,00.
Bij besluit van 29 maart 2011 heeft het college het door Ferm-O-Feed daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij besluit van 20 april 2011 heeft het college besloten tot invordering van de door Ferm-O-Feed verbeurde dwangsommen ter hoogte van € 500.000,00.
Bij uitspraak van 11 juni 2012, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door Ferm-O-Feed B.V. tegen de besluiten van 29 maart 2011 en 20 april 2011 ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft Ferm-O-Feed B.V. bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 11 juli 2012, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 20 juli 2012.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 11 juli 2012, heeft Ferm-O-Feed B.V. de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 26 juli 2012, waar Ferm-O-Feed B.V., vertegenwoordigd door haar [directeur] en C.C.P. van Steen, bijgestaan door mr. G.A. van der Veen, advocaat te Rotterdam, en het college, vertegenwoordigd door M.J. van den Hoven en D.D.B.M. Pricken-Lamers, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1.
Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.
Ferm-O-Feed B.V. vraagt om bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat het college, zolang de Afdeling niet op het door Ferm-O-Feed B.V. ingestelde hoger beroep heeft beslist, geen uitvoering geeft aan het invorderingsbesluit van 20 april 2011.
2.3.
De vraag of de rechtbank het dwangsombesluit en het invorderingsbesluit terecht in stand heeft gelaten leent zich niet voor beantwoording in deze procedure en zal in de bodemprocedure onderzocht moeten worden. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is onvoldoende gebleken dat de continuïteit van de bedrijfsvoering van Ferm-O-Feed B.V. in het geding is indien het college overgaat tot de invordering van de door Ferm-O-Feed verbeurde dwangsommen. Gelet daarop noopt een afweging van de in geding zijnde belangen niet tot het treffen van een voorlopige voorziening, als is verzocht.
2.4.
Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.5.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.A.W. van Leeuwen, ambtenaar van staat.
w.g. Van Altena w.g. Van Leeuwen
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 augustus 2012
- 543.