Rb. Leeuwarden, 24-01-2012, nr. 330745 \ CV EXPL 10-8009
ECLI:NL:RBLEE:2012:BV2626
- Instantie
Rechtbank Leeuwarden
- Datum
24-01-2012
- Magistraten
Mr. J.E. Biesma
- Zaaknummer
330745 \ CV EXPL 10-8009
- LJN
BV2626
- Vakgebied(en)
Pensioenen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBLEE:2012:BV2626, Uitspraak, Rechtbank Leeuwarden, 24‑01‑2012; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
AR-Updates.nl 2012-0096
VAAN-AR-Updates.nl 2012-0096
Uitspraak 24‑01‑2012
Inhoudsindicatie
Arbeidszaak: wijzigen financiële regeling gepensioneerden AEGON. Gelijkheidsbeginsel.
Mr. J.E. Biesma
Partij(en)
vonnis van de kantonrechter d.d. 24 januari 2012
inzake
- 1.
[Eiser A],
wonende te [woonplaats],
- 2.
[Eiser B],
wonende te [woonplaats],
- 3.
[Eiser C],
wonende te [woonplaats],
- 4.
[Eiser D],
wonende te [woonplaats],
eisers,
gemachtigde: mr. A.W. van Leeuwen,
tegen
De naamloze vennootschap Aegon Nederland N.V.,
hierna te noemen: Aegon,
gevestigd te 's‑Gravenhage,
gedaagde,
gemachtigde: mr. F.B.J. Grapperhaus.
Procesverloop
1.
Bij vonnis in het incident van 11 januari 2011 heeft de kantonrechter de vordering van Aegon om zich onbevoegd te verklaren en de zaak te verwijzen naar de rechtbank te Den Haag afgewezen.
Na een conclusie van repliek èn een akte houdende overlegging producties aan de zijde van eisers en een conclusie van dupliek aan de zijde van Aegon, is op 5 september 2011 pleidooi gehouden. Aegon heeft voorafgaand aan het pleidooi producties in het geding gebracht. Beide partijen hebben pleitnota's overgelegd.
Vervolgens is vonnis bepaald op de stukken, waarvan de inhoud als hier ingelast geldt.
Motivering
De feiten
2.
Als gesteld en erkend, dan wel als niet of onvoldoende weersproken, alsmede op grond van de in zoverre onbetwiste inhoud der overgelegde producties staat het volgende vast.
2.1.
Eisers zijn oud-werknemers van Aegon.
[eiser C] is op 1 april 2005 met vervroegd pensioen gegaan, [eiser A] en [eiser B] op 1 oktober 2005 en [eiser D] op 1 november 2005. Tot hun uitdiensttreding ontvingen eisers van Aegon een bijdrage van 55% in de ziektekostenpremie op basis van de tussen partijen geldende bijdrageregeling zoals beschreven in het boekje ‘Voorzieningen voor Aegon gepensioneerden en Aegon VUT-deelnemers’ (hierna te noemen de bijdrageregeling).
2.2.
[eiser C] heeft in januari 2005 en [eiser A], [eiser B] en [eiser D] hebben in juni 2005 een brief ontvangen over hun vroegpensioen, welke ze voor akkoord hebben getekend. In deze brief staat vermeld dat men in een aparte brief uitvoerig op de hoogte wordt gesteld van de (financiële) consequenties inzake de pensionering.
2.3.
Daarna hebben [eiser C] (op 15 maart 2005), [eiser A] (op 7 september 2005), [eiser B] (op 7 september 2005) en [eiser D] (op 7 oktober 2005) een brief ontvangen waarin staat vermeld:
‘De regelingen en voorzieningen worden u door Aegon op de pensioendatum toegekend, maar zwaarwichtige redenen kunnen aanleiding zijn een regeling en/of voorziening te wijzigen of te beëindigen. Onder een zwaarwichtige reden wordt in ieder geval begrepen: het wijzigen of beëindigen van een dienovereenkomstige voorziening of regeling geldend voor medewerkers in actieve dienst.’
Deze brief zal hierna worden aangeduid als de beëindigingsbrief en dit beding zal hierna worden aangeduid als het wijzigingsbeding.
2.4.
In verband met de inwerkingtreding van de Zorgverzekeringswet (Zvw) per 1 januari 2006 heeft Aegon de bijdrageregeling voor actieve medewerkers gewijzigd. Hierover heeft Aegon met de Centrale Ondernemingsraad (COR) — naar de kantonrechter begrijpt in (maart) 2006 — een akkoord gesloten. Dit akkoord heeft betrekking op de medewerkers die op 31 december 2005 in dienst waren van Aegon en op (toekomstig) gepensioneerden vanaf 1 januari 2006. De actieve werknemers ontvangen vanaf 2006 een geïndexeerde structurele bijdrage (na aanpassing van het bedrag van € 300,-) van € 420,- per jaar (hierna te noemen de structurele bijdrage). Daarnaast wordt de inkomensafhankelijke bijdrage als bedoeld in artikel 41 Zvw door Aegon vergoed.
2.5.
In haar brief van 22 december 2005 heeft Aegon aangekondigd dat in verband met de wijziging van de Zvw voor degenen voor wie het pensioen/de vut is ingegaan voor 31 december 2005, de vanaf 1 januari 2006 te vergoeden bijdrage zal bestaan uit de structurele bijdrage. Daarnaast is er een tijdelijke gewenningsbijdrage (gedurende een aantal jaren een tot 0% afbouwend percentage van de ‘december-2005-bijdrage’).
2.6.
Op grond van de Statuten van Aegon-Gepensioneerden wordt iedere gewezen werknemer van Aegon vanaf de dag volgend op de dag dat het dienstverband wegens pensionering eindigt, lid van de Vereniging van Aegon Gepensioneerd (de VAG). Aegon heeft met de VAG overleg gevoerd over voormeld voorstel van 22 december 2005, maar geen overeenstemming bereikt.
Bij brief van 7 juni 2006 heeft Aegon de gepensioneerden een verbeterd aanbod gedaan bestaande uit verlenging van de duur van de gewenningsbijdrage met één jaar, in die zin dat één jaar langer de volledige vergoeding werd betaald. Aegon heeft hierbij een antwoordformulier gevoegd, welk formulier vòòr 15 juli 2006 geretourneerd moest worden, met de mededeling dat indien geen reactie werd ontvangen, Aegon er vanuit ging dat men de voorkeur gaf aan het handhaven van de bestaande situatie.
2.7.
Een aantal gepensioneerden, waaronder de heer [E] (hierna te noemen [E]), en VAG hebben een procedure aangespannen tegen Aegon. De kantonrechter te Den Haag heeft op 1 mei 2007 vonnis gewezen, waarbij de vorderingen van [E] en de VAG zijn afgewezen. Jegens de beide andere eisers in die procedure is de vordering deels toegewezen.
De eisers in die procedure hebben tegen dat vonnis hoger beroep ingesteld.
2.8.
Vervolgens hebben Aegon en de VAG een vaststellingsovereenkomst gesloten. Artikel 1 van de tussen Aegon en de VAG gesloten vaststellingsovereenkomst (hierna te noemen de vaststellingsovereenkomst) luidt:
‘AEGON betaalt de Post-actieven die voor 1 januari 2006 uit actieve dienst zijn getreden maandelijks de bruto nominale bijdrage in de ziektekostenpremie die zij in december 2005 ontvingen (verder: de Nominale Bijdrage), tenzij in de Beëindigingsbrief van de Postactieve het Wijzigingsbeding is opgenomen. De Nominale Bijdrage zal vanaf 1 januari 2006 met een vast percentage van 2% per jaar geïndexeerd worden, met dien verstande dat sprake is van rente op rente. Indien de Nominale Bijdrage (geïndexeerd met 2% per jaar vanaf 1 januari 2006) voor een Post-actieve lager is dan de Stucturele Bijdrage, kan de Post-actieve eenmalig kiezen voor voortzetting van de Structurele Bijdrage. De Post-Actieve brengt Aegon voor 1 mei 2008 schriftelijk op de hoogte van zijn of haar keuze. Indien de in de vorige zin bedoelde schriftelijke kennisgeving uitblijft, dan zal AEGON aan deze Post-actieve de Structurele Bijdrage uitkeren als deze voor de desbetreffende Post-actieve in 2008 hoger is dan de Nominale Bijdrage (geïndexeerd met 2% per jaar vanaf 1 januari 2006). Hierbij is niet van belang of de Post-actieve al dan niet bij AEGON Ziektekosten /ONVZ verzekerd is.’.
Artikel 2 bepaalt:
‘Artikel 1 van deze overeenkomst is niet van toepassing op de Post-actieve in wiens/wier Beëindigingsbrief het Wijzigingsbeding is opgenomen. De in deze overeenkomst neergelegde regeling heeft geen invloed op de juridische positie van de Post-actieven behorende tot deze categorie ten opzichte van AEGON. De Vereniging zal zich niet als belangenbehartiger, vertegenwoordiger of als adviseur van deze groep opstellen noch zal de Vereniging enige verdere activiteiten verrichten ten aanzien van deze groep, waaronder het in contact brengen van [E] met andere Post-actieven in een vergelijkbare rechtspositie. Voorts zal de Vereniging zich onthouden van het openbaar maken van enig oordeel over de positie van deze groep.’.
2.9.
Ook tussen Aegon en [E] is een schikking getroffen omdat [E] bij brief van 12 juni 2005 behoud van de oude bijdrageregeling expliciet als voorwaarde voor aanvaarding van het pensioenaanbod had gesteld.
2.10.
De hoger beroep procedure is vervolgens geroyeerd.
Het standpunt van eisers
3.1.
Eisers vorderen:
primair:
Aegon jegens eisers te veroordelen de bijdrageregeling na te komen;
subsidiair:
Aegon jegens eisers te veroordelen een in goede justitie te bepalen bijdrage op grond van de bijdrageregeling te betalen;
meer subsidiair:
te verklaren voor recht:
- —
dat Aegon na 1 januari 2006 jegens eisers onverminderd gebonden is aan de bijdrageregeling, die voor 1 januari 2006 gold, en dat Aegon vanaf die datum tenminste de volgens die bijdrageregeling berekende bijdrage van 55% van de vanaf 1 januari 2006 verschuldigde premie en 55% van de inkomensafhankelijke bijdrage aan eisers dient te voldoen;
of te verklaren voor recht:
- —
dat Aegon na 1 januari 2006 onverminderd gehouden is een bijdrageregeling te betalen zoals de kantonrechter in goede justitie zal vermenen te behoren.
3.2.
Eisers stellen zich op het standpunt dat zij aanspraak kunnen maken op (onverkorte) voortzetting van de bijdrageregeling en dat het wijzigingsbeding geen onderdeel uitmaakt van de met hen gesloten overeenkomst. Ze hebben daartoe aangevoerd dat zij pas na ondertekening van de brief ter bevestiging van de beëindiging van het actieve dienstverband een tweede brief ontvingen waarin het beëindigingsbeding was opgenomen. Uit de aankondiging dat ze in een aparte brief uitvoerig op de hoogte zouden worden gesteld van de (financiële) consequenties van hun pensionering, blijkt niet dat er zou worden ingegaan op andere zaken dan het pensioen. Zij hoefden ook niet bedacht te zijn dat zaken als het wijzigingsbeding in de beëindigingsbrief aan de orde zouden worden gesteld. Eisers wijzen in dat kader ook op de door Aegon bij een informatiebijeenkomst eind 2005 over het prepensioen gehanteerde sheet, waarop staat vermeld dat alles met betrekking tot ‘ZK/ZFDS’ bij het oude blijft. Het wijzigingsbeding maakt dan ook geen deel uit van de overeenkomst met Aegon na afloop van het actieve dienstverband. Eiser sub 4 ([eiser D]) beroept er zich daarnaast nog op dat Aegon hem telefonisch heeft bevestigd dat de bijdrageregeling na de inwerkingtreding van de Zorgverzekeringswet gewoon zou worden voortgezet.
Eisers vorderen dan ook voortzetting van de bijdrageregeling, primair bestaande uit een vergoeding van 55% over de inkomensafhankelijke bijdrage en de nominale premie, en subsidiair bestaande uit een vergoeding overeenkomstig de tussen Aegon en de VAG gesloten vaststellingsovereenkomst.
3.3.
Voorts hebben eisers aangevoerd dat, voor het geval het wijzigingsbeding wel onderdeel uitmaakt van de tussen partijen geldende overeenkomst, uit de tekst van het wijzigingsbeding is af te leiden dat het de bedoeling is dat de postactieven en de actieve medewerkers gelijk worden behandeld. De inkomensafhankelijke bijdrage met daarbij opgeteld de structurele bijdrage die de actieven ontvangen leidt er toe dat Aegon ongeveer net zoveel bijdrage dient te betalen als de 55% die zij op grond van de bijdrageregeling diende te vergoeden. De postactieven kunnen echter geen aanspraak maken op vergoeding van de inkomensafhankelijke bijdrage. De toepassing van het wijzigingsbeding leidt er toe dat postactieven slechts de structurele bijdrage ontvangen. Eisers achten dit in strijd met de redelijkheid en billijkheid. Een redelijke uitleg van het wijzigingsbeding brengt met zich mee dat de actieven en de postactieven in een vergelijkbare positie worden gebracht. Die situatie wordt bereikt door voor de postactieve medewerkers de bijdrageregeling na 1 januari 2006 gewoon voor te zetten, dan wil zeggen 55% te vergoeden over de nominale premie en de inkomensafhankelijke bijdrage. Voor het geval het beding niet aldus moet worden uitgelegd, wordt een beroep gedaan op de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid.
3.4.
Subsidiair stellen eisers zich op het standpunt dat zij tenminste in aanmerking zouden moeten komen voor een voortzetting van de bijdrageregeling, zoals vastgelegd in de door Aegon met de VAG gesloten vaststellingsovereenkomst, dat wil zeggen vanaf 1 januari 2006 doorbetaling van een maandelijkse bijdrage ter grootte van de bijdrage die eisers in december 2005 ontvingen, geïndexeerd met 2% per jaar vanaf 1 januari 2006. Ze wijzen er daarbij op — onder verwijzing naar de zaak [E] — dat bij een bezwaar tegen het wijzigingsbeding, dit beding kennelijk zou zijn geschrapt. Nu eisers geen bezwaar hebben gemaakt, zijn ze aan het beding gebonden. Aegon maakt zich daarmee schuldig aan willekeur.
3.5.
Meer subsidiair stellen eisers dat zij in ieder geval in aanmerking dienen te komen voor de vergoeding van de inkomensafhankelijke bijdrage vermeerderd met de structurele bijdrage.
3.6.
Eisers betwisten de stelling van Aegon dat zij niet-ontvankelijk zouden zijn in hun vordering omdat het vonnis van de kantonrechter te Den Haag van 1 oktober 2007 in kracht van gewijsde is gegaan. De kantonrechter heeft zich naar aanleiding van de door de VAG ingestelde vordering niet uitgelaten over de vraag of de postactieven in wier beëindigingsbrief een wijzigingsbeding was opgenomen al of niet aanspraak konden maken op voortzetting van de bijdrageregeling. Dit oordeel betreft alleen de zaak tegen [E]. Bovendien heeft de met VAG getroffen schikking geen betrekking op de categorie postactieven waartoe eisers behoren.
Het standpunt van Aegon
4.1.
Aegon stelt dat eisers niet-ontvankelijk zijn in hun vordering. Aegon beroept zich daarbij op het vonnis van de kantonrechter te Den Haag van 1 oktober 2007, dat door het royement van de appelprocedure bij het gerechtshof in kracht van gewijsde is gegaan.
Op grond van artikel 236 Rv. heeft een in kracht van gewijsde gegaan vonnis bindende kracht tussen dezelfde partijen, mits er in dat vonnis beslist is op een geschil tussen die partijen.
[E] had, net als de eisers in de onderhavige procedure, een beëindigingsbrief met het wijzigingsbeding ontvangen. De kantonrechter te Den Haag heeft ten aanzien van de vordering van [E] (eiser sub 4 in die procedure) overwogen: ‘5. gelet op de inhoud van de aan eiser sub 4 (…) verstrekte pensioenbrief (…) kan Aegon zich op (…) het met de COR bereikte deelakkoord beroepen en zich op het standpunt stellen dat eiser sub 4 geen rechten kan ontlenen aan de ‘oude Tegemoetkomingsregeling’, maar genoegen moet nemen met de structurele bijdrage, die met ingang van 1 januari 2006 voor actieven geldt. De vordering moet wat hem betreft worden afgewezen.’. Hiermee is, zo stelt Aegon, een einde gemaakt aan het geschilpunt tussen Aegon en eisers of Aegon nu wel of niet een beroep kan doen op het wijzigingsbeding.
Daarnaast is er sprake van dezelfde partijen, nu iedere gewezen werknemer automatisch lid wordt van de VAG en de VAG namens al haar leden heeft geprocedeerd tegen Aegon om aldus te bewerkstelligen dat de tegemoetkomingsregeling ook na invoering van het nieuwe zorgstelsel onverkort nagekomen zou worden. De vordering van de VAG is afgewezen. Op deze vordering is daarmee door de kantonrechter te Den Haag onherroepelijk beslist, ook ten aanzien van de gepensioneerden, waaronder eisers, die een wijzigingsbeding in de beëindigingsbrief hebben.
4.2.
Aegon stelt dat eisers allen hebben getekend voor het door Aegon gedane pensioenaanbod. In deze brief staat vermeld dat zij in een tweede aparte brief geïnformeerd zullen worden over de (financiële) consequenties van hun pensionering. Het feit dat er door Aegon een tweede brief is verstuurd met daarin de (financiële) consequenties is het gevolg van een rechtshandeling van eisers zelf, en wel de aanvaarding van het aanbod van Aegon inzake vroegpensioen. De gekozen constructie van eerst een aanbod tot vervroegd pensioen en na aanvaarding daarvan toekenning van de Aegon voorzieningen die gelden voor gepensioneerden is niet in strijd met zorgvuldig werkgeverschap. Aegon betwist dat uit de door eisers bedoelde sheet van de informatiebijeenkomst kan worden afgeleid dat Aegon heeft toegezegd dat de bijdrageregeling in stand zou blijven. Ook betwist zij dat een telefonische toezegging zou zijn gedaan aan [eiser D].
4.3.
Aegon stelt dat zij een beroep kan doen op het wijzigingsbeding, nu dit ziet op een redelijke overgangsregeling. Voorts heeft Aegon aangevoerd dat de tekst van het wijzigingsbeding geen steun geeft voor de stelling van eisers dat het wijzigingsbeding zou beogen om de postactieven gelijk te behandelen met de actieve medewerkers. In het wijzigingbeding staat vermeld dat regelingen en voorzieningen kunnen worden gewijzigd indien er sprake is van zwaarwichtige redenen en dat onder een zwaarwichtige reden voor wijziging wordt verstaan een wijziging van een dienovereenkomstige regeling voor actieven. Nu de bijdrageregeling voor actieven is gewijzigd, stond het Aegon vrij om de bijdrageregeling voor de postactieven te wijzigen. Net als de actieve medewerkers ontvangen eisers na 1 januari 2006 de structurele bijdrage. Gelet op het feit dat de wetgever bij de invoering van de Zvw expliciet heeft bepaald dat werkgevers inzake gepensioneerden, anders dan bij werknemers, niet verplicht hoeven bij te dragen in de sinds 1 januari 2006 geïntroduceerde inkomensafhankelijke bijdrage, heeft Aegon een redelijke overgangsmaatregel getroffen. Zij wijst in dat kader op de uitspraken van het gerechtshof te Amsterdam van 20 oktober 2009 (JAR 2009/282) en van 28 december 2010 (JAR 2010/37). Er bestaat geen deugdelijke rechtsgrond voor een vergoeding door de werkgever van de inkomensafhankelijke bijdrage van gepensioneerden omdat de wetgever expliciet fiscale en compensatoire maatregelen heeft genomen ter bestrijding van een eventuele lastenstijging bij de gepensioneerden als gevolg hiervan.
4.4.
Het beroep op het gelijkheidsbeginsel ten aanzien van de groep postactieven zonder wijzigingsbeding dient volgens Aegon te falen. Aegon heeft zich ten aanzien van deze werknemers nu eenmaal niet vooraf het recht voorbehouden om de bijdrageregeling eenzijdig te wijzigen, zodat eenzijdige wijziging in beginsel niet mogelijk is, tenzij het beroep van Aegon op het wijzigingsbeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Van de zijde van eisers zijn, zo stelt Aegon, geen bijzondere omstandigheden aangevoerd op grond waarvan dit het geval zou zijn. Deze groep is buiten de vaststellingsovereenkomst gehouden omdat het oordeel van de kantonrechter te Den Haag duidelijk was.
De beoordeling van het geschil
5.1.
Het primaire verweer van Aegon dat ten gevolge van het vonnis van de kantonrechter te Den Haag eisers niet-ontvankelijk zouden moeten worden verklaard, gaat niet op. Voor zover de kantonrechter te Den Haag een rechtsoordeel heeft gegeven over de vraag of het wijzigingsbeding ook van toepassing is op postactieven die de beëindigingsbrief met daarin opgenomen het wijzigingsbeding hebben ontvangen, heeft deze overweging betrekking op de heer [E]. Met betrekking tot dit oordeel komt Aegon jegens eisers derhalve geen beroep toe op de rechtskracht van dit vonnis, nu het hier niet om dezelfde partijen gaat. Voor zover de vordering jegens de VAG is afgewezen, rust dit oordeel van de kantonrechter te Den Haag niet op een overweging omtrent de toepasselijkheid van het wijzigingsbeding, maar uitsluitend op het feit dat de VAG geen bedrag kon vorderen.
5.2.
Vooropgesteld dient te worden dat de term ‘wijzigingsbeding’ tot verwarring aanleiding kan geven, aangezien er geen sprake is van een wijzigingsbeding in de zin van artikel 7: 613 BW. Een dergelijk wijzigingsbeding — dat ook gedurende de loop van de arbeidsovereenkomst kan worden toegevoegd — veronderstelt immers dat dit beding is overeengekomen, dus dat de werknemer schriftelijk akkoord is gegaan met de opname van een eenzijdig wijzigingsbeding in zijn arbeidsovereenkomst. Daarvan is naar het oordeel van de kantonrechter geen sprake. Eisers hebben het door Aegon gedane aanbod met betrekking tot prepensioen aanvaard. Dat in dat aanbod tevens vermeld stond dat eisers in een aparte brief van de (financiële) gevolgen met betrekking tot de pensionering op de hoogte gesteld zouden worden, betekent niet dat eisers door ondertekening van de eerste brief, zich tevens akkoord hebben verklaard met het wijzigingsbeding in de tweede brief. In zoverre behelst het wijzigingsbeding in de tweede brief niet meer dan een eenzijdige aankondiging van een wijzigingsmogelijkheid met betrekking tot de (arbeids)voorwaarden. Eisers zijn in de beëindigingsbrief voor een voldongen feit gesteld.
5.3.
Naar aanleiding van de wijziging van het zorgstelsel en de invoering van de Zvw is ten aanzien van de actieven, in samenspraak met de COR, een regeling tot stand gekomen. Ten aanzien van de postactieven voor wie geen wijzigingsbeding in de beëindigingsbrief was opgenomen is, naar aanleiding van de procedure gevoerd ten overstaan van de kantonrechter te Den Haag en het daarop volgend hoger beroep, eveneens een regeling tot stand gekomen, welke is neergelegd in de tussen Aegon en de VAG gesloten vaststellingsovereenkomst. Voor de postactieven die voor 1 januari 2006 met vroegpensioen zijn gegaan en die — nadat zij het aanbod van Aegon met betrekking tot het vroegpensioen hebben aanvaard — een brief hebben ontvangen met daarin opgenomen het wijzigingsbeding, bestaat er geen regeling. Deze postactieven, waaronder eisers, vallen buiten het bereik van het COR-akkoord en buiten het bereik van de vaststellingsovereenkomst. Anders dan voor de actieven en voor de ‘postactieven zonder wijzigingsbeding’ is er tussen Aegon en deze werknemers geen overeenstemming bereikt over de door Aegon aangeboden regeling met betrekking tot de te vergoeden bijdrage in de ziektekosten.
5.4.
Het gaat hier derhalve niet om een overeengekomen wijzigingsbeding, maar om een eenzijdige wijziging in de arbeidsvoorwaarden. Derhalve dient beoordeeld te worden:
- (i)
of Aegon aanleiding heeft kunnen vinden tot het doen van een voorstel tot wijziging van de arbeidsvoorwaarden,
- (ii)
of het door Aegon gedane voorstel redelijk is en (iii) of aanvaarding van het door Aegon gedane redelijke voorstel in het licht van de omstandigheden van het geval in redelijkheid van de werknemer gevergd kan worden. (HR Mammoet/Stoof, 11 juli 1008, BD 1847).
5.5.
De kantonrechter is van oordeel dat eisers geen aanspraak kunnen maken op de bijdrageregeling zoals die voordien gold. Een redelijke uitleg van de bijdrageregeling waaraan eisers hun aanspraken ontleenden, brengt met zich mee dat eisers niet mochten verwachten dat de regeling ten aanzien van hen ongewijzigd zou blijven. Aegon heeft naar het oordeel van de kantonrechter in de wijziging van het zorgstelsel voldoende aanleiding kunnen zien om tot wijziging van de bijdrageregeling over te gaan. In zijn algemeenheid geldt dat afschaffing van de vergoeding van de bijdrage in de ziektekosten mag, mits een redelijke overgangsregeling is getroffen. (Gerechtshof te Amsterdam van 20 oktober 2009 (JAR 2009/282) en van 28 december 2010 (JAR 2010/37)).
Voor de vordering tot vergoeding van 55% van de nominale premie en de inkomensafhankelijke bijdrage bestaat naar het oordeel van de kantonrechter geen rechtsgrond. Anders dan eisers menen kan uit de tekst van het wijzigingsbeding niet worden afgeleid dat het financiële eindresultaat voor de postactieven gelijk zou moeten zijn aan dat van de actieven. Daarnaast heeft de wetgever bij de totstandkoming van de Zvw onder ogen gezien dat gepensioneerden geen vergoeding zouden krijgen voor de inkomensafhankelijke bijdrage. Daarom is een aantal flankerende koopkrachtmaatregelen voor gepensioneerden getroffen. Bovendien zouden eisers door een dergelijke regeling in een betere positie komen te verkeren dan de overige postactieven.
5.6.
Voor zover [eiser D] zich nog heeft beroepen op een telefonische toezegging, overweegt de kantonrechter dat — gelet op de betwisting van de zijde van Aegon — deze toezegging onvoldoende onderbouwd is. Ook de bij de informatiebijeenkomst gebruikte sheet waar eisers zich op beroepen, kan niet tot een ander oordeel leiden, nu deze sheet onvoldoende onderbouwing biedt voor de stellingen van eisers, aangezien deze sheet slechts vermeldt: ‘ZK/ZFDS: WAT IS BLIJFT’.
5.7.
De kantonrechter is voorts van oordeel dat eisers terecht een beroep op het gelijkheidsbeginsel kunnen doen voor zover dat ziet op de ‘postactieven zonder wijzigingsbeding’ en dat beide groepen postactieven dezelfde aanspraken dienen te hebben, nu zij allen ten tijde van de inwerkingtreding van de Zvw op 1 januari 2006 — welke inwerkingtreding ten grondslag ligt aan de wijziging in de bijdrageregeling— met (pre)pensioen waren. Aegon heeft naar het oordeel van de kantonrechter een redelijk aanbod gedaan. De onbillijkheid van de door Aegon aangeboden regeling zit niet in de regeling zelf, maar in het onderscheid dat wordt gemaakt tussen het al dan niet hebben ontvangen van een brief met daarin opgenomen het wijzigingsbeding. Van de zijde van Aegon zijn naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende zwaarwegende omstandigheden aangevoerd waarom deze groep postactieven anders behandeld zou moeten worden dan de postactieven die geen mededeling van het wijzigingsbeding hebben ontvangen.
In dat licht kon van eisers in redelijkheid niet gevergd worden dat zij met het door Aegon gedane aanbod instemden.
Voor zover Aegon nog heeft betoogd dat de groep waartoe eisers behoren uitdrukkelijk buiten de schikking met de VAG is gehouden omdat het oordeel van de kantonrechter te Den Haag duidelijk was, overweegt de kantonrechter dat zulks niet blijkt uit de tekst van de vaststellingsovereenkomst. Daarin staat immers met betrekking tot de categorie werknemers waartoe eisers behoren vermeld: ‘De in deze overeenkomst neergelegde regeling heeft geen invloed op de juridische positie van de Post-actieven behorende tot deze categorie ten opzichte van AEGON.’.
Ook het feit dat de regeling van Aegon ruimer zou zijn dan die van haar concurrenten (en met name de ING), zoals Aegon ter gelegenheid van pleidooi heeft betoogd, maakt dit niet anders. Dat de concurrenten van Aegon minder ruime regelingen zouden hebben, regardeert eisers niet.
5.8.
De regeling zoals die voor de overige postactieven geldt is opgenomen in het tussen Aegon en de VAG gesloten vaststellingsovereenkomst. In het kader van de onderhavige procedure acht de kantonrechter het gewenst dat eisers zich uitlaten over de hoogte van de bruto nominale bijdrage in de ziektekostenpremie die zij in december 2005 ontvingen.
Eisers dienen daarbij tevens aan te geven welke bedragen zij reeds hebben ontvangen aan structurele bijdrage en aan gewenningsbijdrage.
5.9.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
Beslissing
De kantonrechter:
verwijst de zaak naar de rolzitting van 7 februari 2012 voor akte uitlating aan de zijde van eisers inzake hetgeen hiervoor is overwogen in rechtsoverweging 5.8.;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Aldus gewezen door mr. J.E. Biesma, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 januari 2012 in tegenwoordigheid van de griffier.