Gst. 2018/59
Misbruik van procesrecht als weerlegbaar rechtsvermoeden. Een Wob-verzoeker moet aannemelijk maken dat hij geen misbruik van procesrecht maakt als hij de door hem gevraagde stukken met behulp van art. 7:18 Awb – kan verkrijgen.
ABRvS 27-12-2017, ECLI:NL:RVS:2017:3580, m.nt. T. Barkhuysen & L.M. Koenraad
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
27 december 2017
- Magistraten
Mrs. C.J. Borman, E. Steendijk en C.M. Wissels
- Zaaknummer
201603350/1/A3
- Noot
T. Barkhuysen & L.M. Koenraad
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS928673:1
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen / Openbaarheid van bestuur
Bestuursprocesrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:RVS:2017:3580, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 27‑12‑2017
- Wetingang
Essentie
Misbruik van procesrecht als weerlegbaar rechtsvermoeden. Een Wob-verzoeker moet aannemelijk maken dat hij geen misbruik van procesrecht maakt als hij de door hem gevraagde stukken met behulp van art. 7:18 Awb – kan verkrijgen.
Samenvatting
Thans is de Afdeling van oordeel dat in beginsel ook misbruik van de WOB 1992 wordt gemaakt indien om informatie over een verkeersboete wordt verzocht en het doel van het verzoek redelijkerwijs slechts gelegen kan zijn in het aanvechten van de verkeersboete. Dit geldt te meer indien een dergelijk verzoek is gedaan door een rechtzoekende of een gemachtigde die blijk heeft ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.