Hof Amsterdam, 23-02-2010, nr. 200.046.797-01
ECLI:NL:GHAMS:2010:BL9055
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
23-02-2010
- Zaaknummer
200.046.797-01
- LJN
BL9055
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2010:BL9055, Uitspraak, Hof Amsterdam, 23‑02‑2010; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2011:BQ7328, Bekrachtiging/bevestiging
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2011:BQ7328
- Vindplaatsen
JPF 2010/123 met annotatie van P. Vlaardingerbroek
Uitspraak 23‑02‑2010
Inhoudsindicatie
hoofdverblijfplaats en vervangende toestemming voor verhuizing naar Colombia.
Partij(en)
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
MEERVOUDIGE FAMILIEKAMER
BESCHIKKING van 23 februari 2010 in de zaak met landelijk zaaknummer 200.046.797/01 van:
[…],
wonende te […],
APPELLANT in principaal hoger beroep,
GEÏNTIMEERDE in incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. A.M. van der Maten te Amsterdam,
t e g e n
[…],
wonende te […],
GEÏNTIMEERDE in principaal hoger beroep,
APPELLANTE in incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. P. van Dolderen te Amsterdam.
1. Het geding in hoger beroep
1.1.
Appellant in principaal hoger beroep tevens geïntimeerde in incidenteel hoger beroep, en geïntimeerde in principaal hoger beroep tevens appellante in incidenteel hoger beroep, worden hierna respectievelijk de vader en de moeder genoemd.
1.2.
De vader is op 28 oktober 2009 in hoger beroep gekomen van een gedeelte van de beschikking van 29 juli 2009 van de kinderrechter in de rechtbank te Amsterdam, met kenmerk 407176 / FA RK 08-6950.
1.3.
De moeder heeft op 15 december 2009 een verweerschrift ingediend en daarbij (voorwaardelijk) incidenteel hoger beroep ingesteld.
1.4.
De vader heeft op 31 december 2009 nadere stukken ingediend.
1.5.
De moeder heeft op 4 en 6 januari 2010 nadere stukken ingediend.
1.6.
De zaak is op 13 januari 2010 ter terechtzitting behandeld.
1.7.
Ter terechtzitting zijn verschenen:
- -
de vader, bijgestaan door mr. R.K. Uppal, advocaat te Amsterdam;
- -
de advocaat van de moeder;
- -
mevrouw S.C. Benjamin, vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming, regio Amsterdam en Gooi-en Vechtstreek, locatie Amsterdam (hierna: de Raad).
De moeder is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
2. De feiten
2.1.
Partijen zijn [in] 2005 gehuwd. Het huwelijk is ontbonden op 2 december 2009 door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 29 juli 2009 in de registers van de burgerlijke stand. Uit hun huwelijk is geboren […] (hierna: [de minderjarige]) [in] 2006. De ouders oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag uit over [de minderjarige].
2.2.
De moeder heeft de Colombiaanse nationaliteit en de vader heeft de Nederlandse nationaliteit. Voorafgaand aan het huwelijk verbleef de moeder reeds een aantal jaren in Nederland. [in] 2006 heeft zij zich officieel in Nederland gevestigd.
2.3.
De moeder is op 1 november 2009 samen met [de minderjarige] naar Colombia verhuisd. [de minderjarige] gaat in Colombia naar school. Via internet en telefoon onderhoudt [de minderjarige] contact met de vader.
3. Het geschil in hoger beroep
In principaal hoger beroep:
3.1.
Bij de bestreden beschikking is, voor zover thans van belang, op verzoek van de moeder bepaald dat de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] bij haar zal zijn, alsmede dat aan haar toestemming wordt verleend om met [de minderjarige] te verhuizen naar Colombia. Het zelfstandig verzoek van de vader te bepalen dat [de minderjarige] haar verblijfplaats bij hem heeft, is bij de bestreden beschikking afgewezen.
3.2.
De vader verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, opnieuw rechtdoende, primair te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] bij hem zal zijn met vaststelling van een contactregeling zoals nader te bepalen, althans een regeling die het hof juist zal achten, subsidiair te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] bij de moeder zal zijn met vaststelling van een omgangsregeling zoals nader te bepalen, althans een regeling die het hof juist zal achten, en dat aan de moeder geen toestemming wordt verleend om met [de minderjarige] te verhuizen naar Colombia.
3.3.
De moeder verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen.
In (voorwaardelijk) incidenteel hoger beroep:
3.4.
Voor zover geen vervangende toestemming aan de moeder voor verhuizing met [de minderjarige] naar Colombia wordt verleend, verzoekt de moeder in incidenteel hoger beroep te bepalen dat de vader een bijdrage van € 200,- per maand zal voldoen als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige].
3.5.
De vader verzoekt het verzoek van de moeder in (voorwaardelijk) incidenteel hoger beroep af te wijzen.
4. Beoordeling van het hoger beroep
In principaal en in (voorwaardelijk) incidenteel hoger beroep:
4.1.
Aan de orde is de vraag bij wie het hoofdverblijf van [de minderjarige] bepaald dient te worden, alsmede het verzoek van de moeder tot het verlenen van vervangende toestemming om samen met [de minderjarige] naar Colombia te verhuizen, nu de vader weigert zijn toestemming hiervoor te verlenen.
Hoofdverblijfplaats van [de minderjarige]
4.2.
In eerste aanleg heeft de vader ingestemd met toevertrouwing van [de minderjarige] aan de moeder, indien de moeder in Nederland blijft. Hij heeft erkend dat hij, in tegenstelling tot de moeder, fulltime werkt en dat het voor de hand ligt dat de moeder de dagelijkse zorg voor [de minderjarige] op zich neemt. In hoger beroep doet de vader geen afstand van dit standpunt, doch benadrukt hij dat partijen het er niet onder alle omstandigheden over eens zijn dat [de minderjarige] haar hoofdverblijfplaats bij de moeder moet hebben. Indien de moeder erop staat te verhuizen naar Colombia, is hij van mening dat het hoofdverblijf van [de minderjarige] bij hem dient te worden bepaald. De vader voert daartoe aan dat de moeder in verband met haar werk in Colombia gedeeltelijk de zorg voor [de minderjarige] zal moeten uitbesteden aan derden, gelijk het geval zou zijn indien [de minderjarige] haar hoofdverblijfplaats bij hem in Nederland heeft. Alsdan ligt het niet meer voor de hand dat de moeder de zorg voor [de minderjarige] op zich zal nemen, zo stelt de vader. Voorts betwist hij dat [de minderjarige] in Colombia een beter bestaan zal hebben dan in Nederland.
De moeder heeft de stellingen van de vader gemotiveerd betwist en aangevoerd dat het in het belang van [de minderjarige] is de hoofdverblijfplaats bij haar te bepalen, omdat zij altijd de primaire zorg voor [de minderjarige] heeft gehad.
4.3.
Het hof overweegt dat het, mede gelet op haar leeftijd, in het belang van [de minderjarige] is dat de continuïteit in haar verzorging en opvoeding zoveel mogelijk wordt gewaarborgd. Nu vast is komen te staan dat het overwegend de moeder is die de dagelijkse verzorging en opvoeding van [de minderjarige] op zich heeft genomen omdat de vader fulltime werkte, zal het hof - ongeacht het antwoord op de vraag of aan de moeder vervangende toestemming moet worden verleend om naar Colombia te verhuizen - het hoofdverblijf van [de minderjarige] bij de moeder bepalen.
Vervangende toestemming
4.4.
Ingevolge artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek dient de rechter in geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag een zodanige beslissing te nemen als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Bij de beoordeling dient de rechter de belangen van alle betrokkenen tegen elkaar af te wegen. Het belang van het kind staat daarbij voorop, maar dat neemt niet weg dat, afhankelijk van de omstandigheden van het geval, andere belangen zwaarder kunnen wegen.
4.5.
Het hof dient bij de onderhavige beoordeling het belang van [de minderjarige] in acht te nemen en voorts daarbij te betrekken enerzijds het belang van de moeder om met [de minderjarige] naar haar familie in Colombia te verhuizen en aldaar een nieuw bestaan op te bouwen en anderzijds het belang van de vader en [de minderjarige] om regelmatig omgang met elkaar te hebben. Voorts heeft de vader er belang bij dat hij serieus wordt genomen in zijn hoedanigheid als ouder met gezag, die niet onverhoeds mag worden geconfronteerd met een inbreuk op zijn gezagsrecht door de moeder.
Uitgangspunt is dat het de ouder bij wie het kind zijn gewone verblijfplaats heeft, in beginsel is toegestaan om met het kind te verhuizen. Dit kan echter anders liggen in geval van emigratie, omdat dit ingrijpende gevolgen kan hebben voor het contact tussen het kind en de ouder bij wie het kind niet zijn gewone verblijfplaats heeft.
Uitgangspunt is tevens dat het kind recht heeft op een gelijkwaardige opvoeding door beide ouders, en daarnaast recht heeft op en belang heeft bij omgang met zijn ouders.
4.6.
De vader stelt dat het belang van [de minderjarige] zich ertegen verzet dat zij naar Colombia verhuist en dat bescherming van zijn rechten en vrijheden, alsmede die van [de minderjarige], een inbreuk op de vrijheid van de moeder om te verhuizen naar Colombia rechtvaardigt. Hij voert aan dat hij altijd zeer betrokken is geweest bij de verzorging en opvoeding van [de minderjarige] en dat zij gehecht is aan beide ouders. De continuïteit in de opvoeding van [de minderjarige] blijft slechts gewaarborgd indien hij als vader een substantiële rol blijft vervullen. Daarnaast stelt de vader dat het voor hem onmogelijk is om de kosten voor omgang in Colombia op te brengen en dat de slechte verhouding tussen partijen ook van invloed zal zijn op de mogelijkheden tot contact tussen hem en [de minderjarige].
De moeder heeft de stellingen van de vader gemotiveerd betwist en aangevoerd dat zij het contact van [de minderjarige] met de vader vanuit Colombia zal faciliteren en aanmoedigen, zodat de vader belangrijk blijft in het leven van [de minderjarige]. Er is geen sprake van een conflictueuze relatie tussen partijen en zij zijn in staat om in onderling overleg beslissingen aangaande [de minderjarige] te nemen. De moeder stelt voorts dat zij in Nederland geen uitzicht had op een stabiel leven met werk en voldoende inkomen. Indien er geen vervangende toestemming wordt verleend, verzoekt zij een door de vader te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige] te bepalen.
4.7.
Ter zitting in hoger beroep heeft de Raad geadviseerd de bestreden beschikking te bekrachtigen. De moeder voelt zich ongelukkig in Nederland, hetgeen zijn weerslag heeft op [de minderjarige]. De moeder heeft voldoende inzicht gegeven in de huisvesting, haar werk en de school van [de minderjarige]. Er moeten goede afspraken worden gemaakt over de belmomenten van [de minderjarige] met de vader. Gelet op de leeftijd van [de minderjarige], is het niet in haar belang om haar zonder de moeder terug te laten keren naar Nederland, aldus de Raad.
4.8.
Het hof overweegt als volgt. De rechtbank heeft bij haar beslissing in aanmerking genomen dat de moeder in Nederland ongelukkig is en voor zichzelf geen perspectief ziet. Hoewel de vader in hoger beroep, evenals in eerste aanleg, stelt dat de moeder onvoldoende gebruik heeft gemaakt van de faciliteiten in Nederland en nooit bereid is geweest een cursus Nederlandse taal te volgen, betwist hij niet dat de moeder ongelukkig was, zodat het hof hiervan uit gaat.
Het hof overweegt dat de moeder voldoende blijk heeft gegegeven van een goede voorbereiding op haar vertrek met [de minderjarige] naar Colombia en dat zij moeite heeft gedaan om de gevolgen van de verhuizing voor [de minderjarige], ook in relatie tot de vader, te verzachten. Voorafgaand aan haar vertrek met [de minderjarige] op 1 november 2009 heeft zij vervangende toestemming aan de rechtbank gevraagd, welke toestemming na afweging van belangen is verleend. Uit de stukken in het dossier volgt dat in Colombia een woning voor de moeder en [de minderjarige] beschikbaar is en dat [de minderjarige] is ingeschreven op de kleuterschool, die zij inmiddels bezoekt. Tevens wordt een verklaring overgelegd van de werkgever van de moeder aangaande haar dienstverband en het salaris, alsmede stukken ten aanzien van de mogelijkheden voor de moeder om zich in de toekomst in Colombia verder te ontplooien. Daarnaast bevindt zich bij de stukken een verklaring van de tante van de moeder, waaruit blijkt hoe de opvang van [de minderjarige] door derden is geregeld.
Voorts is uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter zitting in hoger beroep gebleken dat het goed gaat met [de minderjarige] en de moeder in Colombia. De moeder heeft de beschikking over een omvangrijk sociaal netwerk, waar zij een beroep op kan doen. [de minderjarige] heeft veelvuldig contact met haar neefjes en nichtjes en de rest van de familie van de moeder. Het hof acht aannemelijk, gelet op haar leeftijd en het feit dat zij Spaans spreekt, dat [de minderjarige] zich heeft aangepast aan de nieuwe leefomgeving.
Ten aanzien van het contact tussen [de minderjarige] en de vader overweegt het hof dat partijen een omgangsregeling zijn overeengekomen, die in de bestreden beschikking is vastgelegd. De vader stelt in hoger beroep dat deze regeling, gelet op zijn beperkte financiële middelen, niet uitvoerbaar is. Het hof volgt de vader niet in zijn stelling, nu hij geld kan reserveren ten behoeve van zijn reis- en verblijfskosten, omdat de moeder geen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige] vraagt zolang zij in Colombia verblijft. Daarbij neemt het hof tevens in aanmerking dat het verblijf van de vader in Colombia niet duurder zal zijn dan zijn dagelijks leven in Nederland en dat de moeder heeft toegezegd dat de vader omgang mag hebben met [de minderjarige] wanneer hij bij zijn familie in Peru is. Gelet hierop en op het feit dat de vader meerdere malen per week contact met [de minderjarige] heeft via Skype, welk medium voor [de minderjarige] naarmate zij ouder wordt steeds beter te bedienen zal zijn, oordeelt het hof dat het contact en daarmee de positie van de vader in het leven van [de minderjarige] voldoende gewaarborgd is, waarbij ook van belang wordt geacht dat de moeder het gezamenlijk gezag in stand wenst te laten. Het hof gaat ervan uit dat de moeder, gelijk haar toezegging, in het belang van [de minderjarige] het contact tussen [de minderjarige] en de vader in de toekomst zal blijven stimuleren. Het hof acht partijen in staat om in dit verband goede afspraken te maken.
In afwijking van het uitgangspunt dat [de minderjarige] recht heeft op een gelijkwaardige opvoeding door beide ouders is het hof, evenals de rechtbank en de Raad, van oordeel dat het in strijd is met het belang van [de minderjarige] om met haar moeder terug te keren naar Nederland. Vast is komen te staan dat de moeder zich niet gelukkig voelt in Nederland, hetgeen zijn weerslag heeft op het welzijn van [de minderjarige], die gezien haar nog zeer jonge leeftijd volledig afhankelijk is van de moeder.
4.9.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat het verlenen van vervangende toestemming aan de moeder om met [de minderjarige] naar Colombia te verhuizen in het belang van [de minderjarige] is, terwijl niet in voldoende mate is gebleken van omstandigheden, die aan toewijzing van het inleidend verzoek van de moeder in de weg staan. Het hof zal de bestreden beschikking dan ook bekrachtigen.
Nu de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] bij de moeder is bepaald en aan de moeder vervangende toestemming wordt verleend om met [de minderjarige] te verhuizen naar Colombia, behoeft het verzoek van de moeder in (voorwaardelijk) incidenteel hoger beroep geen bespreking meer.
4.10.
Dit leidt tot de volgende beslissing.
5. Beslissing
Het hof:
In principaal hoger beroep en in (voorwaardelijk) incidenteel hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.L. Diender, M.M.A. Gerritzen-Gunst en M. Perfors in tegenwoordigheid van
mr. R.M. van Diepen als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 23 februari 2010.