Zo dadelijk zal blijken dat er ook een variant van de bestreden beschikking bestaat die dateert van 23 september 2009, maar het cassatieberoep is volgens de akte van cassatie ingesteld tegen een beschikking die op 30 september 2009 is gedateerd.
HR, 24-01-2012, nr. S 09/04326 B
ECLI:NL:HR:2012:BU5207
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
24-01-2012
- Zaaknummer
S 09/04326 B
- Conclusie
Mr. Knigge
- LJN
BU5207
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2012:BU5207, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 24‑01‑2012; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2012:BU5207
ECLI:NL:PHR:2012:BU5207, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 15‑11‑2011
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2012:BU5207
- Vindplaatsen
Uitspraak 24‑01‑2012
Inhoudsindicatie
Op grond van de inhoud van een brief van de griffier van de Rb moet worden aangenomen dat de originele beschikking van de Rb in het ongerede is geraakt. Dat brengt mee dat het in cassatie ervoor moet worden gehouden dat die beschikking niet meer beschikbaar zal komen, waardoor zij in cassatie niet kan worden getoetst. De bestreden beschikking kan daarom niet in stand blijven.
24 januari 2012
Strafkamer
nr. S 09/04326 B
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank te Dordrecht van 30 september 2009, nummer RK 09/208, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:
[Klaagster], geboren te [geboorteplaats] in het jaar 1944, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de klaagster. Namens deze heeft mr. J.S. Nan, advocaat te Dordrecht, bij schriftuur en nadere schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schrifturen zijn aan deze beschikking gehecht en maken daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot terug- of verwijzing van de zaak teneinde op het bestaande klaagschrift opnieuw te worden behandeld en afgedaan.
2. Beoordeling van het bij schriftuur voorgestelde middel
2.1. De klaagster heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de beschikking van de Rechtbank van 30 september 2009.
2.2. Bij de door de griffier van de Rechtbank op de voet van art. 447, tweede lid, Sv aan de Hoge Raad gezonden stukken bevindt zich een beschikking van voormelde datum. Deze beschikking houdt het volgende in:
"De procedure
Op 6 juli 2009 is ter griffie van deze rechtbank binnengekomen een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, strekkende tot teruggave van geldsommen van € 1760,00 en € 3895,00; een auto, Audi A4 met kenteken [AA-00-BB] en enige papieren bescheiden genoemd op de beslaglijst onder A3, A5 en A32.
De raadkamer heeft kennisgenomen van het strafdossier en heeft het klaagschrift op 23 september 2009 in het openbaar behandeld, ter gelegenheid waarvan de raadsman van klaagster en de officier van justitie zijn gehoord.
Vastgesteld is dat [betrokkene 1], die als belanghebbende moet worden aangemerkt, niet overeenkomstig artikel 552b lid 5 Sv een afschrift van het klaagschrift is toegezonden. Hieraan worden geen processuele consequenties verbonden nu, gezien na te melden beslissing, deze belanghebbende niet wordt geacht te zijn geschaad in zijn (verdedigings)belang door de niet naleving van het gemelde voorschrift.
De beoordeling
Het Openbaar Ministerie stemt in met de teruggave aan klaagster van de genoemde geldbedragen, zodat die teruggave zal worden gelast.
Na bespreking ter zitting is het Openbaar Ministerie bereid aan klaagster afschriften te verstrekken van de papieren bescheiden, vermeld op de beslaglijst onder A3, A5 en A32. De raadkamer zal dan ook bepalen dat die afschriften aan klaagster dienen te worden verstrekt.
Het Openbaar Ministerie verzet zich tegen teruggave van de bescheiden aan klaagster in het kader van de nog lopende waarheidsvinding in de strafzaak. Op die grond verzet zij zich eveneens tegen teruggave van de Audi A4 met kenteken [AA-00-BB].
Klaagster is van mening dat in voldoende mate vast staat dat klaagster de eigendom van de personenwagen. De advocaat wijst in dat verband onder meer op de tenaamstelling van de officiële bescheiden van de personenauto.
De raadkamer oordeelt dat het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave van de personenauto en de voormelde bescheiden, vermeld op de beslaglijst. Dit nu voldoende aannemelijk is gemaakt dat voortduring van het beslag in redelijkerwijze nodig is in het kader.
Daarom oordeelt de raadkamer dat ten aanzien van de Audi A4 met kenteken [AA-00-BB] het belang van strafvordering zich tegen de opheffing van het beslag verzet en verklaart het klaagschrift op dit punt ongegrond. Ten aanzien van de geldsommen gelast de raadkamer de teruggave en voorts verzoekt zij de officier van justitie fotokopieën te maken van de op de beslaglijst onder A3, A5 en A32 genoemde papieren bescheiden en deze fotokopieën aan klaagster te verstrekken.
De beslissing
De raadkamer:
- verklaart het klaagschrift gegrond ten aanzien van de geldsommen en gelast de teruggave van de in beslag genomen geldbedragen van resp. € 1760,00 (zeventienhonderd zestig euro) en € 3895,00 (achtendertighonderd vijf en negentig
euro) aan klaagster;
- verklaart het klaagschrift ongegrond ten aanzien van de Audi A4 met kenteken [AA-00-BB].
Deze beschikking is gegeven door mr. J.B. van den Beld, rechter, in tegenwoordigheid van de griffier mr. A.J. den Besten, in het openbaar uitgesproken op 30 september 2009."
2.3. Het bij schriftuur voorgestelde middel klaagt dat deze beschikking niet, althans onvoldoende met redenen is omkleed.
2.4. Bij separaat schrijven heeft de raadsman zich op de voet van art. IV lid 3 van het Procesreglement Strafkamer Hoge Raad 2008 tot de rolraadsheer gewend met een verzoek tot toezending van een volledig exemplaar van de beschikking. Ten vervolge hierop heeft de griffier van de Rechtbank bij brief 8 maart 2011 aan de Hoge Raad het volgende bericht:
"De kopie van de beschikking die is verzonden aan de Hoge Raad is een niet correct exemplaar. Ik schets kort hoe een en ander in zijn werk is gegaan.
In deze zaak is door mij een concept beschikking gemaakt welk ik aan de rechter, mr. J.B. van den Beld, heb toegezonden. Dit concept is door mij ondertekend. Vervolgens heeft mr. J.B. van den Beld digitaal wijzigingen aangebracht. Deze versie heeft hij geprint. De beschikking die vervolgens is gekopieerd en aan partijen is verstrekt, bevat als eerste pagina de door de rechter aangepaste versie. De tweede pagina is ten onrechte niet vervangen en betreft dus ten onrechte de concept versie. Het exemplaar van de beschikking dat u van ons hebt ontvangen, mist dus op pagina twee een aantal wijzigingen die wel doorgevoerd hadden moeten worden. Het grootste verschil tussen de concept-versie en de door de rechter bedoelde versie betreft het oordeel omtrent de teruggave van een aantal stukken (gedachtestreepje 3 in de bedoelde versie), welk onderwerp in de concept-versie niet in het dictum maar slechts bij de overwegingen is vermeld.
Het is voor ons, ondanks naspeuringen, op dit moment onduidelijk welk dictum is uitgesproken. Wel is duidelijk, als hiervoor vermeld, welke (gemixte) versie verstrekt is.
In de bijlage vindt u de beschikking zoals de rechtbank deze bedoeld heeft en zoals die aan de procespartijen toe had moeten komen. Nu er een niet correct exemplaar is afgegeven en niet duidelijk is of het derde bedoelde gedachtestreepje ook is uitgesproken, is het voor ons onmogelijk om het origineel u te doen toekomen met een kopie-conformstempel. Complicerende factor is dat het origineel, getekende, exemplaar onvindbaar is. Ik betreur het dat het zo gelopen is, maar zie helaas geen oplossing."
2.5. De bij de nadere schriftuur voorgestelde middelen keren zich tegen de bij deze brief gevoegde beschikking.
2.6. Op grond van de inhoud van voormelde brief moet worden aangenomen dat de originele beschikking van de Rechtbank in het ongerede is geraakt. Dat brengt mee dat het in cassatie ervoor moet worden gehouden dat die beschikking niet meer beschikbaar zal komen, waardoor zij in cassatie niet kan worden getoetst. De bestreden beschikking kan daarom niet in stand blijven.
2.7. Het middel is terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven, de bij de nadere schriftuur voorgestelde middelen geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden beschikking;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, opdat de zaak op het bestaande klaagschrift opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 januari 2012.
Conclusie 15‑11‑2011
Mr. Knigge
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Klaagster]
1.
Bij beschikking van 30 september 20091. heeft de Rechtbank Dordrecht beslist op het beklag van klaagster strekkende tot teruggave van inbeslaggenomen geldbedragen, diverse papieren bescheiden en een in beslaggenomen auto.
2.
Tegen deze beschikking is namens klaagster cassatieberoep ingesteld.
3.
Namens klaagster heeft mr. J.S. Nan, advocaat te Dordrecht aanvankelijk één middel en later — bij nadere cassatieschriftuur — twee middelen2. van cassatie voorgesteld.
4.
Het eerste middel klaagt over de motivering van de bestreden beschikking.
4.1.
Voordat ik aan de bespreking van dit middel toekom, zal ik eerst uiteenzetten wat er in de cassatieprocedure aan deze conclusie vooraf is gegaan. Op 26 oktober 2009 is namens klaagster beroep in cassatie ingesteld tegen de beschikking ‘d.d. 30 september 2009.’3. Bij brief van 11 februari 2011 heeft de raadsman van klaagster de Rolraadsheer verzocht om een ‘compleet afschrift van de beschikking van de rechtbank Dordrecht van 30 september 2009.’ In afwachting van die — complete — beschikking heeft de raadsman vervolgens op 17 februari 20114. een cassatieschriftuur ingediend. Die schriftuur bevat één middel dat klaagt over de incomplete beschikking. De uit twee bladzijden bestaande beschikking waartegen het cassatieberoep is gericht lijkt inderdaad — zoals de raadsman in zijn (eerste) schriftuur betoogt — een pagina, althans een gedeelte, te missen. Zo luidt de laatste alinea van pagina 1 van de beschikking:
‘De raadkamer oordeelt dat het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave van de personenauto en de voormelde bescheiden, vermeld op de beslaglijst. Dit nu voldoende aannemelijk is gemaakt dat voortduring van het beslag in redelijkerwijze nodig is in het kader’
Het vervolg hierop bovenaan de tweede pagina luidt als volgt:
‘Daarom oordeelt de raadkamer dat ten aanzien van de Audi A4 met kenteken [AA-00-BB] het belang van strafvordering zich tegen de opheffing van het beslag verzet en verklaart het klaagschrift op dit punt ongegrond. Ten aanzien van de geldsommen gelast de raadkamer de teruggave en voorts verzoekt zij de officier van justitie fotokopieën te maken van de op de beslaglijst onder A3, A5 en A32 genoemde papieren bescheiden en deze fotokopieën aan klaagster te verstrekken.’
4.2.
Het gedeelte dat ontbreekt lijkt dus betrekking te hebben op de motivering van de ongegrondverklaring van het beklag tegen de inbeslaggenomen auto. Het dictum van de hierboven bedoelde beschikking bevat twee beslissingen, te weten
- (i)
een gegrondverklaring van het beklag tegen de inbeslaggenomen geldbedragen en
- (ii)
een ongegrondverklaring van het beklag tegen de inbeslaggenomen auto.
4.3.
In reactie op de door de Hoge Raad bij de Rechtbank opgevraagde — complete — beschikking is bij de Hoge Raad op 14 maart 2011 een schriftelijke verklaring van mr. A.J. den Besten, juridisch medewerker van de Rechtbank Dordrecht,5. binnengekomen. Uit die verklaring blijkt dat de in eerste instantie naar de Hoge Raad verzonden — en bij klaagster bekende — beschikking niet een ‘correct exemplaar’ is. De tweede pagina van die (incorrecte) beschikking zou nog een concept-versie betreffen. Mr. Den Besten heeft de beschikking ‘zoals de Rechtbank die bedoeld had’ aan zijn verklaring gehecht. De tweede pagina van de ‘door de rechtbank bedoelde versie’ sluit wel aan bij de eerste pagina. Daardoor is de motivering van de ongegrondverklaring van het beklag tegen de inbeslaggenomen auto aangepast. Ook het dictum verschilt. In de aangepaste versie van de beschikking bevat het dictum vier beslissingen (in plaats van twee). Een ander verschil is dat de beschikking is gedateerd op 23 september 20096. en niet is ondertekend. Het wekt geen verbazing dat deze gang van zaken aanleiding heeft gegeven tot de nodige verwarring aan de zijde van klaagster. Dat wordt overigens ook door Mr. den Besten onderkend. Aan het slot van zijn brief schrijft hij:
‘Het is voor ons, ondanks naspeuringen, op dit moment onduidelijk welk dictum is uitgesproken. Wel is duidelijk, als hiervoor vermeld, welke (gemixte) versie verstrekt is. In de bijlage vindt u de beschikking zoals de rechtbank deze bedoeld heeft en zoals die aan de procespartijen toe had moeten komen. Nu er een niet correct exemplaar is afgegeven en niet duidelijk is of het derde bedoelde gedachtestreepje7. ook is uitgesproken, is het voor ons onmogelijk om het origineel u te doen toekomen met een kopie-conformstempel. Complicerende factor is dat het origineel, getekende, exemplaar onvindbaar is. Ik betreur het dat het zo gelopen is, maar zie helaas geen oplossing.’
4.4.
Ik keer terug naar het eerste middel. Dat klaagt in de eerst ingediende schriftuur over de motivering van de aan klaagster toegezonden (concept)versie van de beschikking. Het eerste middel vervat in de nadere cassatieschriftuur richt zich tevens tegen de beschikking ‘zoals de Rechtbank die bedoeld had’. Die versie van de beschikking is, zoals hierboven al aan de orde kwam, in het geheel niet ondertekend. Reeds daarom zal aan die beschikking in cassatie moeten worden voorbijgegaan.
4.5.
Het aanvankelijk aan de Hoge Raad toegezonden exemplaar van de beschikking wekte het vermoeden dat een onjuiste of incomplete beschikking was ingezonden. De door de Hoge Raad ingewonnen inlichtingen bevestigen dat vermoeden. Op grond van die inlichtingen moet worden aangenomen dat de originele beschikking in het ongerede is geraakt, waardoor toetsing in cassatie niet wel mogelijk is. Voor zover het middel daarover klaagt, is het gegrond.
5.
Het middel slaagt dus. Om die reden behoeft het tweede middel geen bespreking meer.
6.
Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden beschikking ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen.
7.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot zodanige beslissing tot terug- of verwijzing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden,
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 15‑11‑2011
Hierna, onder 4, licht ik toe hoe de procedure in cassatie tot nu toe is verlopen en waarom mr. Nan in de gelegenheid is gesteld om een nadere schriftuur in te dienen.
Ten overvloede merk ik op dat de bestreden beschikking op 16 oktober 2009 aan klaagster is betekend; het cassatieberoep is dus tijdig ingesteld.
Onderaan de schriftuur staat abusievelijk 11 februari 2010 vermeld.
Mr. den Besten was blijkens de slotalinea van de bestreden beschikking de bij de onderhavige beklagzaak betrokken griffier.
Terwijl de behandeling van het klaagschrift in de raadkamer op 23 september 2009 heeft plaatsgevonden en het proces-verbaal van die behandeling vermeldt dat binnen twee weken een beslissing op het beklag zal worden genomen.
Dit betreft de beslissing dat het openbaar ministerie aan klaagster de afschriften moest verstrekken van, kort gezegd, de inbeslaggenomen bescheiden.