Einde inhoudsopgave
Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Zwitserse Bondsstaat tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en het voorkomen van het ontduiken en ontwijken van belasting
Artikel 10 Dividenden
Geldend
Geldend vanaf 30-11-2020
- Bronpublicatie:
12-06-2019, Trb. 2019, 94 (uitgifte: 21-06-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
30-11-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
08-12-2020, Trb. 2020, 129 (uitgifte: 08-12-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal belastingrecht (V)
Internationaal belastingrecht / Voorkoming van dubbele belasting
Internationaal belastingrecht / Belastingverdragen
1.
Dividenden betaald door een lichaam dat inwoner is van een Verdragsluitende Staat aan een inwoner van de andere Verdragsluitende Staat, mogen in die andere Staat worden belast.
2.
Deze dividenden mogen echter ook in de Verdragsluitende Staat waarvan het lichaam dat de dividenden betaalt inwoner is, overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar indien de uiteindelijk gerechtigde tot de dividenden een inwoner van de andere Verdragsluitende Staat is, mag de aldus geheven belasting 15 percent van het brutobedrag van de dividenden niet overschrijden.
3.
Niettegenstaande de bepalingen van het tweede lid, verleent de Verdragsluitende Staat waarvan het lichaam inwoner is, voor de door dat lichaam betaalde dividenden vrijstelling van belasting indien:
- a.
de uiteindelijk gerechtigde tot de dividenden een lichaam is dat inwoner is van de andere Verdragsluitende Staat en dat onmiddellijk ten minste 10 percent bezit van het kapitaal van het lichaam dat de dividenden betaalt; of
- b.
de uiteindelijk gerechtigde tot de dividenden een pensioenfonds is.
4.
De bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende Staten regelen in onderlinge overeenstemming de wijze van toepassing van het tweede en derde lid.
5.
De bepalingen van het tweede en derde lid laten onverlet de belastingheffing van het lichaam ter zake van de winst waaruit de dividenden worden betaald.
6.
De uitdrukking ‘dividenden’, zoals gebezigd in dit artikel, betekent inkomsten uit aandelen, winstaandelen of winstbewijzen, mijnaandelen, oprichtersaandelen of andere rechten, niet zijnde schuldvorderingen, die aanspraak geven op een aandeel in de winst alsmede inkomsten uit andere vennootschappelijke rechten die door de wetgeving van de Staat waarvan het lichaam dat de uitdeling doet inwoner is, op dezelfde wijze aan de belastingheffing worden onderworpen als inkomsten uit aandelen.
7.
De bepalingen van het eerste, tweede, derde en negende lid zijn niet van toepassing indien de uiteindelijk gerechtigde tot de dividenden, die inwoner is van een Verdragsluitende Staat, in de andere Verdragsluitende Staat waarvan het lichaam dat de dividenden betaalt inwoner is, een bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gevestigde vaste inrichting of in die andere Staat zelfstandige arbeid verricht vanuit een aldaar gevestigd vast middelpunt en het aandelenbezit uit hoofde waarvan de dividenden worden betaald, tot het bedrijfsvermogen van die vaste inrichting of tot het beroepsvermogen van dat vaste middelpunt behoort. In dat geval zijn de bepalingen van artikel 7 of van artikel 14 naargelang van het geval, van toepassing.
8.
Indien een lichaam dat inwoner is van een Verdragsluitende Staat, voordelen of inkomsten verkrijgt uit de andere Verdragsluitende Staat, mag die andere Staat geen belasting heffen op de dividenden die door het lichaam worden betaald, behalve voor zover deze dividenden worden betaald aan een inwoner van die andere Staat of voor zover het aandelenbezit uit hoofde waarvan de dividenden worden betaald, tot het bedrijfsvermogen van een in die andere Staat gevestigde vaste inrichting of tot het beroepsvermogen van een aldaar gevestigd vast middelpunt behoort, noch de niet-uitgedeelde winst van het lichaam onderwerpen aan een belasting op niet-uitgedeelde winst van het lichaam, zelfs indien de betaalde dividenden of de niet-uitgedeelde winst geheel of gedeeltelijk bestaan uit voordelen of inkomsten die uit die andere Staat afkomstig zijn.
9.
Het eerste, tweede en achtste lid beletten Nederland niet op een natuurlijke persoon voordat deze persoon ophield inwoner van Nederland te zijn, zijn nationale belastingwetgeving met betrekking tot de zogenoemde conserverende aanslag die aan deze natuurlijke persoon is opgelegd, toe te passen in verband met een aanmerkelijk belang in een lichaam. De vorige zin is uitsluitend van toepassing voor zover het gehele bedrag van de aanslag of een deel ervan nog openstaat.