Rb. Amsterdam, 29-07-2005, nr. 13.497.221-2005
ECLI:NL:RBAMS:2005:AU0326, Sprongcassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
29-07-2005
- Zaaknummer
13.497.221-2005
- LJN
AU0326
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2005:AU0326, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 29‑07‑2005; (Eerste aanleg - meervoudig)
Conclusie in (sprong)cassatie: ECLI:NL:PHR:2008:BD2447
Sprongcassatie: ECLI:NL:HR:2008:BD2447, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Uitspraak 29‑07‑2005
Inhoudsindicatie
Een Spaans overleveringsverzoek waarbij niet voldaan is aan de vereisten van artikel 2 OLW. Onduidelijkheid mbt tijd en plaats van de feiten en ontbrekende wetsartikelen. Tevens onduidelijke WOTS-garantie.
Partij(en)
RECHTBANK AMSTERDAM,
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13.497.221-2005
RK nummer: 05/1906
Datum uitspraak: 29 juli 2005
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 3 juni 2005 en strekt onder meer tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB), uitgevaardigd op 5 mei 2005 door de plaatsvervangend magistraat-rechter van de rechtbank van eerste aanleg en onderzoek nummer drie van Orihuela-Alicante (Magistrado-Juez sustituta del Juzgado de Primera Instancia e instrucción nú. tres de Orihuela-Alicante), Spanje.
Dit bevel betreft de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975,
wonende op het [adres]
hierna te noemen de opgeëiste persoon.
1. Procesgang
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 22 juli 2005. Daarbij zijn de officier van justitie, de opgeëiste persoon en zijn raadsman, mr. N.C.J. Meijering, advocaat te Amsterdam gehoord.
2. Grondslag en inhoud van het EAB
Aan het EAB ligt een vonnis (auto de fecha) van 4 mei 2005, uitgesproken in vooronderzoek, van de onderzoeksrechtbank van Orihuela, Alicante (Spanje) ten grondslag.
Het EAB houdt het verzoek in om overlevering ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende staat ingesteld strafrechtelijk onderzoek. Dit onderzoek betreft het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan twee naar het recht van Spanje strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB, waarvan een door de griffier gewaarmerkte fotokopie als bijlage aan deze uitspraak is gehecht.
3. Artikel 2, tweede lid, OLW
3.1
De raadsman heeft aangevoerd dat de overlevering dient te worden geweigerd, aangezien niet is voldaan aan een aantal vereisten zoals omschreven in artikel 2, tweede lid, OLW.
De omschrijving van de feiten is onduidelijk en de aanduiding naar tijd en plaats van het tweede feit te vaag, zodat volgens de raadsman niet is voldaan aan het vereiste, omschreven in sub e van voornoemd artikel. Een duidelijke omschrijving van de plaats waar het feit is gepleegd, is ook van belang voor de vaststelling of artikel 13 OLW van toepassing is.
Evenmin is voldaan aan het vereiste van voornoemd artikel sub d., nu van de onderliggende artikelen 368 en 369 van het Spaanse Strafwetboek slechts kopieën in een Engelse vertaling beschikbaar zijn die uit een ander dossier stammen, terwijl van de onderliggende artikelen 515.1 en 517.2 van de het Spaanse Strafwetboek alleen een slechte kopie van de Spaanse tekst aan het dossier is toegevoegd.
Indien de rechtbank dit verweer passeert dient de overlevering te worden geweigerd, omdat het feit niet kan worden gekwalificeerd naar Nederlands recht en derhalve de dubbele strafbaarheid niet vast komt te staan.
Tenslotte is de raadsman van mening dat de garantie die is gegeven dat de opgeëiste persoon een eventuele op te leggen vrijheidsbenemende straf in Nederland kan uitzitten onvoldoende is, omdat deze garantie slechts ziet op de misdrijven genoemd in de artikelen 368 en 369 van het Spaanse Strafwetboek.
3.2
De officier van justitie heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat is voldaan aan de vereisten zoals genoemd in artikel 2, tweede lid, OLW. De feiten kunnen gekwalificeerd worden als: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod en deelname aan een criminele organisatie.
In de omschrijving van de feiten is geen enkel aanknopingspunt te vinden dat het feit gedeeltelijk op Nederlands grondgebied zou zijn gepleegd, zodat artikel 13 OLW buiten toepassing kan blijven.
De officier van justitie acht de gegeven terugkeergarantie voldoende nu de omstandigheid dat de garantie slechts de artikelen 368 en 369 noemt niet lijkt te wijzen op een terugkeergarantie enkel bij een veroordeling op grond van die artikelen.
Met betrekking tot het ontbreken van de wetsbepalingen heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat het niet meezenden van de inhoud van de wetsartikelen geen consequentie heeft voor de toelaatbaarheid van de overlevering. De officier van justitie heeft haar standpunt schriftelijk aan de rechtbank overgelegd. Het standpunt is als bijlage aan de uitspraak gehecht en geldt als hier ingevoegd.
3.3
De rechtbank overweegt het volgende.
3.3.1
Het EAB dient de gegevens te bevatten op basis waarvan het voor de opgeëiste persoon duidelijk is waarvoor zijn overlevering wordt verzocht en het voor de rechtbank duidelijk is of het verzoek voldoet aan de in de OLW geformuleerde vereisten. Artikel 2, tweede lid, van de Overleveringswet, dat zijn oorsprong vindt in artikel 8, eerste lid, van het Kaderbesluit van 13 juni 2002 van de Raad van de Europese Unie, vermeldt de gegevens die een EAB in elk geval dient te bevatten, te weten, onder meer:
- -
de aard en de wettelijke kwalificatie van het strafbare feit;
- -
een beschrijving van de omstandigheden waaronder het strafbare feit is gepleegd, met vermelding van onder meer het tijdstip, de plaats en de mate van betrokkenheid van de gezochte persoon bij het strafbare feit;
3.3.2.
De Spaanse justitiële autoriteit heeft in het EAB onder e) als toepasselijke wettelijke bepalingen de artikelen 368, 369.6, 515.1 en 517.2 van het Spaanse Wetboek van Strafrecht aangehaald. De Spaanse autoriteiten hebben op het laatste moment enkele strafwetsartikelen nagezonden, maar deze artikelen zijn in het Spaans gesteld, zodat de rechtbank geen kennis kan nemen van de inhoud van die artikelen. Ter zitting is vast komen te staan dat de Engelse vertaling van de artikelen 368 en 369 van het Strafwetboek die door de officier van justitie is aangeleverd, afkomstig is uit een ander Spaans EAB. De rechtbank kan, gelet op het bepaalde in de OLW, de Memorie van Toelichting bij deze wet en haar bestendige rechtspraak geen genoegen nemen met deze wetsartikelen, nu zij niet kan vaststellen of deze artikelen van toepassing waren ten tijde van het plegen van de in het EAB genoemde feiten. Naar haar oordeel voldoet het EAB niet aan het gestelde in artikel 2, tweede lid, sub d, OLW.
3.3.3.
Uit het EAB onder e) leidt de rechtbank af dat het gaat om twee strafbare feiten, te weten een misdrijf tegen de openbare gezondheid, waaronder de rechtbank illegale handel in verdovende middelen begrijpt, en een misdrijf van onwettige vereniging. Deze misdrijven zouden zijn gepleegd in een periode, welke evenwel niet nader is aangeduid. Uit de omschrijving kan de rechtbank afleiden dat op 28 april 2005 een partij hasj in beslag is genomen in Catral, Alicante, alsmede dat de Spaanse autoriteiten de opgeëiste persoon verdenken van betrokkenheid bij die partij verdovende middelen, doch niet welke handelingen in dat verband aan de opgeëiste persoon worden verweten, noch wanneer en waar hij handelingen zou hebben verricht. Hetzelfde geldt voor de verdenking dat hij deel zou uitmaken van een onwettige vereniging.
Bovengenoemde omschrijving van de feiten voldoet naar het oordeel van de rechtbank niet aan het gestelde in artikel 2, tweede lid, sub e, OLW.
- 3.3.4.
De rechtbank kan op grond van het voorgaande niet tot een andere conclusie komen dan dat het EAB niet voldoet aan de daaraan gestelde eisen en zal reeds om die reden de overlevering van de opgeëiste persoon weigeren.
- 3.3.5.
Ten overvloede overweegt de rechtbank ten aanzien van de gegeven garantie ex artikel 6 OLW het volgende.
Op 18 juli 2005 heeft de Rechter-Magistraat van de Rechtbank van Eerste Aanleg en Onderzoek nr. drie van Orihuela besloten de garantie te geven dat de opgeëiste persoon een eventueel opgelegde straf in Nederland kan uitzitten.
In dit besluit valt, onder het kopje ‘rechtsgronden’ het volgende te lezen:
“het misdrijf dat [opgeëiste persoon] ten laste wordt gelegd, is een misdrijf tegen de openbare gezondheid (illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen), voorzien in artikel 368 van het Strafwetboek met aanwezigheid van de verzwarende omstandigheden van leden 2 en 6 van artikel (onleesbaar) m.a.w. de feiten deden zich voor in een openbaar pand en de schuld behoort toe aan een organisatie met als doel het verspreiden van dergelijke substanties “
en vervolgens onder het kopje ‘uitspraak’ het volgende:
“besluit ik: te garanderen dat [opgeëiste persoon], in het geval dat hij na het houden van de Mondelinge Strafzitting in Spanje wegens de misdrijven die hem ten laste worden gelegd en hij hiervoor wordt veroordeeld, de eventueel opgelegde straf kan uitzitten in Nederland en dat deze straf kan worden aangepast.”
Deze formulering laat de mogelijkheid open dat de garantie niet geldt bij veroordeling ter zake van de niet genoemde artikelen, zodat deze garantie ongenoegzaam is.
Gelet op bovenstaande conclusie dat het EAB niet voldoet aan de daaraan gestelde eisen
behoeven de overige door de raadsman gevoerde verweren geen nadere bespreking.
4. Beslissing
WEIGERT de overlevering van [opgeëiste persoon] aan de plaatsvervangend magistraat-rechter van de rechtbank van eerste aanleg en onderzoek nummer drie van Orihuela-Alicante (Magistrado-Juez sustituta del Juzgado de Primera Instancia e instrucción nú tres de Orihuela-Alicante), ten behoeve van het in Spanje tegen hem gerichte strafrechtelijke onderzoek naar de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. E.D. Bonga-Sigmond, voorzit-ter,
mrs. P.B. Martens en J.L. Hillenius, rech-ters,
in tegenwoordigheid van mr. A.B. Boukema, grif-fier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 29 juli 2005.
De oudste rechter is buiten staat te tekenen
Ingevolge artikel 29, tweede lid, van de OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.