Zie HR 10 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1357. De Hoge Raad had het arrest van het hof vernietigd, omdat de op de terechtzitting in hoger beroep overgelegde pleitnota ontbrak bij de aan de Hoge Raad toegezonden stukken.
HR, 23-02-2016, nr. 14/05808
ECLI:NL:HR:2016:305
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
23-02-2016
- Zaaknummer
14/05808
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2016:305, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 23‑02‑2016; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:2696, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2015:2696, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 15‑12‑2015
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2016:305, Gevolgd
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2016-0122
Uitspraak 23‑02‑2016
Inhoudsindicatie
Geen schriftuur ingediend, beroep in cassatie n-o.
Partij(en)
23 februari 2016
Strafkamer
nr. S 14/05808
IC/EC
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 6 november 2014, nummer 23/002506-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Middelen van cassatie zijn namens deze niet voorgesteld.De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437, tweede lid, Sv, zodat de verdachte in het beroep niet kan worden ontvangen.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 februari 2016.
Conclusie 15‑12‑2015
Inhoudsindicatie
Geen schriftuur ingediend, beroep in cassatie n-o.
Nr. 14/05808 Zitting: 15 december 2015 | Mr. Bleichrodt Conclusie inzake: [verdachte] |
1. Na terugwijzing door de Hoge Raad1.heeft het Gerechtshof Amsterdam bij arrest van 6 november 2014 de verdachte wegens “diefstal, vergezeld en gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen” veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met de bijzondere voorwaarden zoals in het arrest omschreven en met aftrek als bedoeld in art. 27 Sr. Voorts heeft het hof de vorderingen van twee benadeelde partijen toegewezen en aan de verdachte schadevergoedingsmaatregelen opgelegd, één en ander zoals in het arrest vermeld.
2. Deze zaak hangt samen met een andere zaak tegen de verdachte (nr. 14/05809), waarin ik vandaag eveneens concludeer.
3. Namens de verdachte is beroep in cassatie ingesteld. Er is geen schriftuur ingediend.
4. De aanzegging in cassatie is op 28 april 2015 uitgereikt aan een huisgenoot van de verdachte (zijn moeder) op diens GBA-adres ([a-straat 1] in Amsterdam), waarbij is voldaan aan de GBA-controle.2.Het in de cassatie-akte vermelde adres van de verdachte komt overeen met diens GBA-adres. Voorts blijkt uit de stukken van het geding dat mr. B.P. de Boer, advocaat te Amsterdam, zich in cassatie als raadsman van de verdachte heeft gesteld.3.Vervolgens is op 6 mei 2015 mededeling van de betekening gedaan aan de raadsman van de verdachte. Aldus is de aanzegging overeenkomstig art. 588, eerste lid, onder b, sub 1º, Sv, in verbinding met art. 588, derde lid, onder a, Sv, rechtsgeldig betekend.
5. Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is het voorschrift van art. 437, tweede lid, Sv niet in acht genomen, zodat de verdachte niet in zijn cassatieberoep kan worden ontvangen.
6. Deze conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 15‑12‑2015
Uit de aan de aanzegging gehechte ID-staat SKDB betreffende de verdachte van 6 mei 2015 volgt dat de verdachte op de dag van de uitreiking van de aanzegging op dat adres stond ingeschreven in de GBA. Deze houdt immers in dat de verdachte niet was gedetineerd en dat hij met ingang van 18 november 1991 stond ingeschreven op het adres [a-straat 1] in Amsterdam.
Deze stelbrief (origineel exemplaar) is 19 november 2014 bij de Hoge Raad ingekomen.