Einde inhoudsopgave
Rijkswet op het Nederlanderschap
Artikel 1 [Begripsbepaling]
Geldend
Geldend vanaf 01-10-2023
- Bronpublicatie:
07-06-2023, Stb. 2023, 229 (uitgifte: 28-06-2023, kamerstukken: 35688)
- Inwerkingtreding
01-10-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
10-07-2023, Stb. 2023, 259 (uitgifte: 13-07-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Staatsrecht / Nationaliteitsrecht
1.
In deze Rijkswet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
- a.
Onze Minister: Onze Minister van Justitie en Veiligheid in zijn hoedanigheid van minister van het Koninkrijk;
- b.
meerderjarige: hij die de leeftijd van achttien jaren heeft bereikt of voordien in het huwelijk is getreden;
- c.
moeder: de vrouw tot wie het kind, anders dan door adoptie, in de eerste graad in opgaande lijn in familierechtelijke betrekking staat;
- d.
vader: de man tot wie het kind, anders dan door adoptie, in de eerste graad in opgaande lijn in familierechtelijke betrekking staat;
- e.
vreemdeling: hij die de Nederlandse nationaliteit niet bezit;
- f.
staatloze:
- 1°
- 2°
voor zover het betreft toepassing in de landen Aruba, Curaçao, Sint Maarten en in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba: een persoon die door geen enkele staat, krachtens diens wetgeving, als onderdaan wordt beschouwd;
- g.
toelating: instemming door het bevoegd gezag met het bestendig verblijf van de vreemdeling in het Europese deel van Nederland, Aruba, Curaçao, Sint Maarten of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;
- h.
hoofdverblijf: de plaats waar een persoon zijn feitelijke woonstede heeft.
2.
Behoudens voor de toepassing van artikel 15A, onder a, van deze rijkswet wordt mede verstaan onder:
- a.
echtgenoot: de partner in een in Nederland geregistreerd partnerschap alsmede de partner in een buiten Nederland geregistreerd partnerschap dat op grond van de artikelen 61 en 62 van Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek wordt erkend, en
- b.
huwelijk: het in Nederland geregistreerd partnerschap alsmede het buiten Nederland geregistreerd partnerschap dat op grond van de artikelen 61 en 62 van Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek wordt erkend.