Zie pagina 82 t/m 118 van voornoemd strafdossier
Rb. Noord-Nederland, 03-03-2015, nr. 18/830183-14
ECLI:NL:RBNNE:2015:1094
- Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
- Datum
03-03-2015
- Zaaknummer
18/830183-14
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBNNE:2015:1094, Uitspraak, Rechtbank Noord-Nederland, 03‑03‑2015; (Eerste aanleg - meervoudig, Op tegenspraak)
- Wetingang
- Vindplaatsen
Uitspraak 03‑03‑2015
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Locatie Groningen
Parketnummer: 18/830183-14
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken
d.d. 3 maart 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
17 februari 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. P. Th. van Jaarsveld, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting van 17 februari 2015 vertegenwoordigd door mr. J.R. Eland.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 14 december 2013, te [pleegplaats], gemeente Borger-Odoorn,
in ieder geval in Nederland, met [slachtoffer] (geboren [in 1998]), die
de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die
bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het
lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte zijn penis in de vagina van
die [slachtoffer] geduwd en/of gebracht en/of zijn penis in haar mond geduwd
en/of gebracht en/of laten nemen;
2.
hij in of omstreeks de maand december 2013, te Ter Apel, in elk geval in
Nederland, één- of meermalen (telkens) een afbeelding(en), te weten foto('s)
en/of film(s) (telkens) heeft verspreid en/of aangeboden en/of openlijk
tentoongesteld en/of vervaardigd en/of verworven en/of in bezit heeft gehad
en/of zich door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking
van een communicatiedienst de toegang daartoe heeft verschaft,
terwijl op die afbeelding(en) (telkens) (een) seksuele gedraging(en)
zichtbaar was/waren, waarbij (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd
van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was
betrokken, welke voornoemde seksuele gedraging(en) (telkens) bestonden uit:
- het vaginaal penetreren (met de penis) van het lichaam van een persoon (die
kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt) en/of
- het (laten) vasthouden en/of in de mond (laten) nemen van de penis van een
volwassen man door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog
niet heeft bereikt en/of
- het houden van een penis tegen of (dicht) bij het gezicht en/of het
geslachtsdeel en/of de anus en/of het lichaam van een persoon die kennelijk
de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt en/of
- het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van een persoon die
kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt, waarbij door het
camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van
die persoon nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen en/of de ontblote
borsten in beeld gebracht worden en/of
- het door een meisje dat kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft
bereikt, (nadrukkelijk) tonen van haar ontblote borsten
van welk(e) misdrijf/misdrijven hij, verdachte, een gewoonte heeft gemaakt.
Bewijsvraag
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat op grond van het dossier kan worden bewezen dat er sprake was van ontuchtige handelingen, nu verdachte seksuele handelingen heeft verricht die in strijd zijn met de sociaal-ethische norm. De officier van justitie heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte ten tijde van het tenlastegelegde 19 jaar was en [slachtoffer] 15 jaar. Er was qua leeftijd geen sprake van gelijkwaardigheid nu een 19-jarige verder in ontwikkeling is dan een 15-jarige. Daarnaast was er geen sprake van een affectieve relatie. Uit het lange chatgesprek dat verdachte op 18 december 2013 met [slachtoffer] heeft gevoerd blijkt dat verdachte erg dreigend en eisend was tegen [slachtoffer] en de dreiging heel langzaam opvoerde. Dit chatgesprek zegt iets over hoe verdachte met [slachtoffer] omging en past voorts in het beeld dat [slachtoffer] van verdachte geeft. Het onder 1 ten laste gelegde kan dan ook wettig en overtuigend worden bewezen. Dat [slachtoffer] zelf mogelijkerwijs ook seks met verdachte wilde doet niets af aan een bewezenverklaring, nu het tenlastegelegde wetsartikel artikel 245 Wetboek van Strafrecht (Sr) juist strekt tot bescherming van de seksuele integriteit van personen die gelet op hun jeugdige leeftijd in het algemeen geacht moeten worden niet of onvoldoende in staat te zijn zelf die integriteit te bewaken en de draagwijdte van hun gedrag in dit opzicht te overzien.
Het onder 2 tenlastegelegde kan op grond van de stukken in het dossier niet wettig en overtuigend worden bewezen en verdachte dient hiervan te worden vrijgesproken.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde aangevoerd, zakelijk weergegeven, dat het vast staat dat de in het onder feit 1 ten laste gelegde omschreven seksuele gedragingen tussen verdachte en [slachtoffer] hebben plaatsgevonden. De raadsman is echter van mening dat er geen sprake is van ontuchtige handelingen. De handelingen vonden vrijwillig plaats tussen twee mensen die slechts in geringe mate in leeftijd verschillen. Uit het dossier blijkt dat verdachte in zijn ontwikkeling als jonger moet worden beschouwd dan zijn kalenderleeftijd van 19 jaar (niet voor niets wordt geadviseerd het jeugdstrafrecht toe te passen) en dat [slachtoffer] wat haar seksuele ontwikkeling aangaat als ouder dan haar kalenderleeftijd van 15 jaar moet worden aangemerkt. Aldus beschouwd kan niet worden gezegd dat onder de geschetste omstandigheden de bedoelde handelingen in strijd zijn met de sociaal-ethische norm zoals die vandaag de dag is aanvaard. Dat verdachte tijdens de seksuele handelingen met zijn mobieltje daarvan filmopnames heeft gemaakt doet daaraan niet af. Immers is dit onder jongeren in de huidige tijd niet bepaald zeldzaam of ongewoon te noemen, net zo min als het verschijnsel dat veel jongeren onder elkaar naaktfoto`s van zichzelf plegen uit te wisselen. De raadsman is dan ook van mening dat verdachte dient te worden vrijgesproken.
Ook het onder 2 ten laste gelegde kan op grond van de stukken niet worden bewezen. De
beelden die zouden zijn verspreid zijn niet aangetroffen. Voorts heeft [getuige 1] verklaard dat hij de beelden van [getuige 2] heeft gekregen. [getuige 2] heeft dit echter ontkend. [getuige 2] was echter in de woning van verdachte aanwezig op het moment dat er goederen onder verdachte in beslag werden genomen en wist dan ook wat er tegen verdachte speelde. Het is in dat licht te verklaren waarom Smit belastend heeft verklaard tegenover verdachte en ontlastend over zijn eigen aandeel. Primair is de raadsman dan ook van mening dat verdachte dient te worden vrijgesproken.
Subsidiair is de raadsman van mening dat het openbaar miniserie bij gebrek aan belang niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. [slachtoffer] was immers al geruime tijd seksueel actief en was in seksueel opzicht haar leeftijd al ver vooruit. Het zou in deze context dan ook zijn doel voorbijschieten wanneer verdachte nu zou worden vervolgd voor het onder 2 ten laste gelegde.
Beoordeling van het bewijs
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen, in de wettelijke vorm opgemaakt, zakelijk weergegeven.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
De door verdachte op de terechtzitting van 17 februari 2015 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 14 december 2013 heb ik seks met [slachtoffer] gehad. Dit was in een soort bos in [pleegplaats]. We hebben gewoon geneukt. Ze heeft me ook gepijpt.
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 30 januari 2014, opgenomen op pagina 181 e.v. van dossiernummer 2013134859 d.d. 22 juli 2014, van unit district recherche Groningen/Haren, afdeling zeden, inhoudende de verklaring van [aangeefster], inhoudende zakelijk weergegeven :
Ik ben de pleegmoeder van [slachtoffer]. Ik ben gerechtigd tot het doen van aangifte van het volgende. [slachtoffer] is geboren [in 1998]. Zij heeft mij verteld dat ze seks heeft gehad met [verdachte] (op grond van het strafdossier leest de rechtbank in het hierna volgende voor [verdachte] telkens: verdachte, [verdachte]). Ze heeft ook verklaard dat ze [verdachte] moest pijpen.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 juli 2014, opgenomen op pagina 199 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de letterlijk uitgewerkte verklaring van [slachtoffer], geboren [in 1998]:
Het was donker in het bos en toen had hij (rb: [verdachte]) mij op de fiets meegenomen. [verdachte] wou dat ik hem ging pijpen. Hij drukte heel hard tegen mijn hoofd aan, dat ik bijna moest overgeven. In het bos hebben we ook geneukt. Zijn lul gaat in mijn kut.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 17 maart 2015 afgelegd, inhoudende zakelijk weergegeven:
In een soort bos hebben [slachtoffer] en ik seks gehad. Zij kwam met het idee om alles te filmen. We hebben van te voren gesproken over het filmen. Ik heb gefilmd. De seks duurde niet veel langer dan de filmpjes duurden.
Een proces-verbaal verhoor getuige d.d. 19 maart 2014, opgenomen op pagina 268 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 1], zakelijk weergegeven:
[slachtoffer] heeft mij verteld dat ze met ene [verdachte] verkering had. [getuige 2] is een vriend van die [verdachte]. [getuige 2] zegt dan tegen mij dat [verdachte] het met [slachtoffer] in het bos heeft gedaan en dat die [verdachte] ook naaktfoto's van haar had en zo. [verdachte] zou dan naaktfoto's hebben gekregen van [slachtoffer]. [verdachte] heeft ze dan doorgestuurd naar [getuige 2] en dat vertelde [getuige 2] mij. Dat waren naaktfoto's van borsten en zo. U houdt mij een chatgesprek voor tussen mij en [slachtoffer] van
17 december 2013. Op dezelfde dag heb ik de naaktfoto's gekregen.
Een proces-verbaal verhoor getuige d.d. 28 maart 2014, opgenomen op pagina 284 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 2], zakelijk weergegeven:
[verdachte] had naaktfoto's van [slachtoffer]. Hij liet mij die dan zien. Dit waren uitdagende foto’s die ze van zichzelf gemaakt had. Onder de douche of op bed. Die stuurde [slachtoffer] dan zelf naar [verdachte] toe. Ik herkende [slachtoffer] op de foto’s. Ik heb ongeveer 12 of 13 foto's van [slachtoffer] gezien. Je zag alles. Helemaal naakt. Tieten, vagina en alles zag ik. Voor, achter, links, rechts, boven, achter en alles. [verdachte] verspreidde ze. Hij verspreidde ze naar mijn broer, [kennis 1] en [kennis 2].
Op een van de filmpjes waren ze aan het seksen, van boven af gefilmd zo.
Zij stond gebukt naar voren en [verdachte] stond erachter.
Hij filmde zijn eigen piemel en haar achterkant.
Die piemel gaat in haar vagina. Dat noemen wij neuken.
Je ziet dat hij haar neukt vier minuten lang ongeveer.
De piemel gaat op en neer, heen en weer, in haar vagina.
Film 1 was dat zij hem pijpte. Film 1 werd van bovenaf gefilmd. Dat zij de piemel van [verdachte] in zijn mond deed en dat ze heen en weer ging. Dat filmpje duurde ongeveer 20 seconden.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 juni 2014, opgenomen op pagina 129 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisant, zakelijk weergegeven
Op 19 maart 2014 is de mobiele telefoon van getuige [getuige 1] (geboren [datum]
te [plaats]) voor onderzoek in beslaggenomen. De Samsung van [getuige 1] is door een medewerker van het team digitale opsporing van de politie Noord-Nederland onderzocht. In de telefoon van [getuige 1] zijn meerdere afbeeldingen aangetroffen. Op meerdere van deze afbeeldingen is [slachtoffer] te zien of kennelijk te zien aan haar herkenbare kleding of lichaamskenmerken. Een aantal van deze afbeeldingen kan als volgt worden omschreven.
- [slachtoffer] toont haar borsten.
- [slachtoffer] likt haar eigen borst.
- [slachtoffer] toont haar volledige ontblote bovenlijf.
[getuige 2] heeft bij de politie verklaard meerdere kinderpornografische foto’s
waarop de minderjarige [slachtoffer] is te zien te hebben gekregen van [verdachte], wonende te Ter Apel.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 mei 2014, inhoudende de relatering betreffende de relatering van verbalisant, opgenomen op pagina 82 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende zakelijk weergegeven:
Op woensdag 18 december 2013 vond het volgende chatgesprek plaats tussen benadeelde [slachtoffer] en [verdachte] plaats:
(pagina 115 en 116) from:[verdachte] time 18-12-2013 9:47:41: Sorry dat ik die foto's rond stuurde. Ik was boos.
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 30 januari 2014, opgenomen op pagina 181 e.v. van dossiernummer 2013134859 d.d. 22 juli 2014, van unit district recherche Groningen/Haren, afdeling zeden, inhoudende de verklaring van [aangeefster], inhoudende zakelijk weergegeven:
Ik ben de pleegmoeder van [slachtoffer]. Ik ben gerechtigd tot het doen van aangifte. [slachtoffer] is geboren [in 1998].
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
Verdachte heeft bekend dat de in het onder feit 1 ten laste gelegde omschreven seksuele gedragingen tussen verdachte en [slachtoffer] hebben plaatsgevonden. Bij de beoordeling van het ten laste gelegde dient de vraag te worden beantwoord of deze seksuele handelingen ook kunnen worden aangemerkt als “ontuchtige handelingen” als bedoeld in artikel 245 Sr. Het gaat hierbij om handelingen van seksuele aard die in strijd zijn met de sociaal- ethische norm. Voorop staat, blijkens de daarop betrekking hebbende wetsgeschiedenis en jurisprudentie, dat artikel 245 Sr strekt tot bescherming van de seksuele integriteit van personen die gelet op hun jeugdige leeftijd in het algemeen geacht moeten worden niet of onvoldoende in staat te zijn zelf die integriteit te bewaken en de draagwijdte van hun gedrag in dit opzicht te overzien. Onder omstandigheden kan aan seksuele handelingen met een persoon tussen de twaalf en zestien jaren het ontuchtig karakter ontbreken. De vraag rijst of in het onderhavige geval sprake is van dergelijke omstandigheden, zoals door de verdediging is aangevoerd. [slachtoffer] was ten tijde van het gepleegde feit 15 jaar, dus jonger dan 16 kalenderjaren en geniet alleen al op grond daarvan, wat er verder zij van haar seksuele ontwikkeling zoals door de raadsman is gesteld, bescherming van de in artikel 245 Sr opgenomen bepaling. Verdachte was indertijd 19 jaren oud. Dat hij in bepaalde opzichten als jonger dan 19 kalenderjaren zou moeten worden beschouwd doet hier niet ter zake, nu de rechtbank van oordeel is dat in casu naar de objectieve leeftijd gekeken dient te worden en deze als uitgangspunt heeft te gelden.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank, anders dan de raadsman heeft betoogd, van oordeel dat met vier jaar verschil in kalenderleeftijd tussen verdachte en [slachtoffer] géén sprake is van een slechts gering verschil in leeftijd tussen hen. Daarbij betrekt de rechtbank dat aangenomen moet worden dat een verschil van vier jaren, waarbij de betrokken personen 15 respectievelijk 19 jaar oud zijn, doorgaans aanmerkelijk meer zal betekenen als het gaat om verschil in reeds ontwikkelde mogelijkheden om de eigen seksuele integriteit te beschermen, dan wanneer die personen bijvoorbeeld respectievelijk 25 en 29 jaar oud zouden zijn, in welk laatste geval beiden eerder op gelijkwaardige manier geacht moeten worden in staat te zijn hun seksuele integriteit voldoende te kunnen bewaken. Er zijn op grond van het onderzoek ter terechtzitting de rechtbank geen feiten of omstandigheden gebleken op grond waarvan hierover in deze zaak anders geconcludeerd zou moeten worden.
De aldus door de rechtbank geconstateerde ongelijkwaardigheid tussen verdachte en [slachtoffer] blijkt ook uit het navolgende. [slachtoffer] is in de gegeven omstandigheden onvoldoende in staat gebleken tegenover verdachte haar seksuele integriteit te beschermen. [slachtoffer] heeft ermee ingestemd met verdachte seksuele handelingen te verrichten in de open lucht, tussen een groepje bomen. Verdachte en [slachtoffer] hadden elkaar ruim een jaar daarvoor leren kennen, maar al geruime tijd - een klein jaar - geen contact meer met elkaar gehad, mede omdat de pleegouders van [slachtoffer] verdachte dit hadden verboden. [slachtoffer] heeft geen bezwaar gemaakt tegen het maken van filmopnamen door verdachte van de seksuele handelingen. Enkele dagen later, op 18 december 2013, is [slachtoffer] door verdachte ernstig in het nauw gedreven tijdens een chat-gesprek tussen hen tweeën1., waarbij verdachte [slachtoffer] op zeer grove en dwingende wijze trachtte te chanteren door haar te dreigen (onder meer) de gefilmde opnames naar buiten te zullen brengen (ter kennisneming door haar pleegouders en hulpverleners) indien zij niet bereid zou zijn op door hem gewenste tijden en met door hem gewenste frequentie (weer) seks met hem te hebben. Dat verdachte later heeft verklaard dit chat-gesprek te hebben gevoerd uit kwaadheid, doet daaraan niet af.
De conclusie van de rechtbank is dat de gedragingen die tussen verdachte en [slachtoffer] hebben plaatsgevonden als ontuchtige handelingen in de zin van artikel 245 Sr moeten worden aangemerkt.
Het verweer van de raadsman wordt dan ook verworpen.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
Anders dan de officier van justitie en de raadsman, is de rechtbank van oordeel dat op grond van voornoemde bewijsmiddelen kan worden bewezen dat verdachte zoals onder 2 omschreven naaktfoto's van [slachtoffer] aanwezig heeft gehad en verspreid, alsmede filmpjes als omschreven onder 2 heeft vervaardigd, in bezit heeft gehad en heeft verspreid. Dat niet alle filmpjes zich ook daadwerkelijk in het dossier bevinden doet daar niets aan af, nu verdachte heeft aangegeven dat hij de filmopnames heeft gemaakt van de seksuele handelingen met de 15-jarige [slachtoffer] en door de getuigen duidelijke omschrijvingen van de filmbeelden worden gegeven.
De rechtbank deelt, gelet op de ernst van het feit, het subsidiaire standpunt van de raadsman, inhoudende dat het openbaar ministerie bij gebrek aan belang niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, niet. De rechtbank verwerpt derhalve dit verweer.
Bewezenverklaring
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij op 14 december 2013 te [pleegplaats], gemeente Borger-Odoorn, met [slachtoffer] (geboren [in 1998]), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die
bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] geduwd en zijn penis in haar mond geduwd;
2.
hij omstreeks de maand december 2013 in Nederland afbeeldingen, te weten foto's en films heeft verspreid en/of vervaardigd en in bezit heeft gehad terwijl op die afbeeldingen seksuele gedragingen
zichtbaar waren, waarbij een persoon die kennelijk de leeftijd
van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was
betrokken, welke voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit:
- het vaginaal penetreren (met de penis) van het lichaam van een persoon (die
kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt) en/of
- het (laten) vasthouden en in de mond (laten) nemen van de penis van een
volwassen man door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog
niet heeft bereikt en/of
- het geheel of gedeeltelijk naakt poseren van een persoon die
kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt, waarbij door het
camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van
die persoon nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen en/of de ontblote
borsten in beeld gebracht worden en
- het door een meisje dat kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft
bereikt, (nadrukkelijk) tonen van haar ontblote borsten.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Strafbaarheid van de feiten
Het bewezen verklaarde levert op:
1. Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
2. Een afbeelding of een gegevensdrager, bevattende een afbeelding van een
seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar
nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, verspreiden,
vervaardigen, en in het bezit hebben, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op de psychologische onderzoeksrapportage met betrekking tot verdachte d.d. 20 augustus 2014, opgemaakt door H.K. Meijer, Gz-psycholoog.
De conclusie van dit rapport luidt, zakelijk weergegeven, dat er bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis in de zin van een autismespectrumstoornis. Ook ten tijde van het tenlastegelegde was er sprake van genoemde stoornis. Verdachte heeft voortkomend uit de stoornis problemen in de sociale wederkerigheid. Hij laat zich leiden door eigen impulsen zonder in te voelen en sensitief en responsief te kunnen zijn. Ten aanzien van de tenlastelegging kan verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar geacht worden vanwege zijn autisme spectrum stoornis en zijn incoherentie en fixatie in zijn denken waardoor hij niet ziet, aanvoelt en snapt wat de ander beleeft.
De rechtbank kan zich met deze conclusie verenigen en neemt deze over en concludeert met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte dat het bewezen verklaarde aan verdachte in licht verminderde mate kan worden toegerekend.
De rechtbank acht verdachte derhalve strafbaar, nu ten opzichte van verdachte ook overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Strafoplegging
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie is, overeenkomstig het advies van de psycholoog, van mening dat verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht. Voorts heeft de officier van justitie toepassing van het jeugdstrafrecht gevorderd.
Op grond van hetgeen de officier van justitie bewezen heeft geacht, heeft hij voorts gevorderd dat verdachte een jeugddetentie voor de duur van 120 dagen waarvan 68 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren zal worden opgelegd, met daaraan gekoppeld de voorwaarden die de reclassering heeft geadviseerd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft voor het geval de rechtbank de feiten bewezen mocht achten, aangevoerd dat aan verdachte geen vrijheidsstraf dient te worden opgelegd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met een meisje van destijds 15 jaar. Voorts heeft verdachte naaktfoto's en naaktfilmpjes van het slachtoffer in het bezit gehad en verspreid, welke filmpjes hij zelf had vervaardigd. Door zo te handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op zowel de lichamelijke als de geestelijke integriteit van het slachtoffer.
Uit het voornoemde rapport van de psycholoog komt onder meer naar voren dat gezien verdachtes autisme spectrum stoornis, die gepaard gaat met ernstige afstemmingsproblemen, sociale begripsproblemen en een beperkte sociaal-emotionele ontwikkeling en aanpassingscapaciteit, afdoening middels het jeugdstrafrecht wenselijk is.
Daarnaast blijkt uit het reclasseringsrapport d.d. 7 januari 2015 opgemaakt door H.D.E.C. Faber onder meer dat verdachte goed meewerkt aan de voorwaarden die aan hem in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis door de rechtbank per 4 juli 2014 zijn opgelegd, welke voorwaarden onder meer deelname aan het ITB-Harde Kern traject inhouden. Door de reclassering wordt geadviseerd - onder toepassing van het jeugdstrafrecht - een (deels) voorwaardelijke werkstraf op te leggen met daarbij de in het reclasseringsrapport genoemde voorwaarden.
De rechtbank ziet in de persoonlijkheid van verdachte, gelet op de inhoud van de rapportages, grond om het minderjarigenstrafrecht toe te passen.
De rechtbank zal alles afwegend, overeenkomstig de vordering van de officier van justitie, aan verdachte een jeugddetentie opleggen waarvan een deel voorwaardelijk. Naar het oordeel van de rechtbank kan daarmee worden volstaan, ook nu de rechtbank het onder 2 tenlastegelegde wel bewezen acht in tegenstelling tot de officier van justitie. Aan het voorwaardelijke deel zal de rechtbank een proeftijd van twee jaren koppelen. Artikel 77y Sr staat een proeftijd voor de duur van 3 jaren, zoals door de officier van justitie gevorderd, in de weg. Aan de proeftijd van 2 jaren zal de rechtbank als bijzondere voorwaarde een verplicht toezicht door de jeugdreclassering koppelen. Tevens zal de rechtbank als bijzondere voorwaarde opleggen dat verdachte het ITB - Harde Kern traject, alsmede de ambulante behandeling door Accare, dan wel een soortgelijke instelling dient voort te zetten.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen zal de rechtbank de hierboven gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar verklaren.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:
Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Een jeugddetentie voor de duur van 120 dagen.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht.
Bepaalt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot 68 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
- -
dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- -
dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- -
dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat de veroordeelde uitvoering geeft aan de meldafspraken die Jeugdbescherming Noord
met hem maakt;
- dat de veroordeelde het ITB Harde Kern traject zal voortzetten zolang dit programma nog
duurt (maximaal 2 maanden), waarbij veroordeelde zich houdt aan de aanwijzingen en
voorschriften die hem in dit kader worden opgelegd;
- dat de veroordeelde zijn behandeling bij Accare voortzet, zolang zijn behandelaars en/of de
jeugdreclassering dit nodig acht(en).
Draagt Jeugdbescherming Noord op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Haisma, voorzitter, mr. L.H.A.M. Voncken en
mr. D.M. Schuiling, rechters, en bijgestaan door mr. E.A.B. de Jong, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 maart 2015.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 03‑03‑2015