Einde inhoudsopgave
Regeling palliatieve terminale zorg
Artikel 7
Geldend
Geldend van 01-01-2024 tot 01-01-2027
- Bronpublicatie:
13-11-2023, Stcrt. 2023, 31714 (uitgifte: 21-11-2023, regelingnummer: 3709804-1055612-LZ)
13-10-2023, Stcrt. 2023, 28828 (uitgifte: 24-10-2023, regelingnummer: 3703166-1054942-LZ)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-11-2023, Stcrt. 2023, 31714 (uitgifte: 21-11-2023, regelingnummer: 3709804-1055612-LZ)
13-10-2023, Stcrt. 2023, 28828 (uitgifte: 24-10-2023, regelingnummer: 3703166-1054942-LZ)
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen / Algemeen
Gezondheidsrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
De instellingssubsidie wordt berekend door het totaal beschikbare subsidieplafond, zoals opgenomen in de hierna volgende tabel, zodanig te verdelen onder de instellingen waaraan de instellingssubsidie wordt verstrekt dat elke instelling per cliënt hetzelfde percentage van het desbetreffende maximumbedrag, genoemd in artikel 6 ontvangt.
Kalenderjaar | Totaal beschikbare subsidieplafond |
---|---|
2024 | € 31.979.000 |
2025 | € 31.861.000 |
2026 | € 32.249.000 |
2.
Bij de berekening van de instellingssubsidie wordt het aantal cliënten van de instelling bepaald door het gemiddeld aantal cliënten per jaar in de referentieperiode. Indien meerdere malen dezelfde palliatieve terminale zorg, bedoeld in artikel 6, is verleend aan een cliënt, wordt deze voor de bepaling van het aantal cliënten voor één cliënt gerekend.
3.
In afwijking van het tweede lid telt een cliënt aan wie meerdere vormen van palliatieve terminale zorg door vrijwilligers, als bedoeld in artikel 6, is verleend, voor de bepaling van het aantal cliënten mee als één cliënt per vorm van vrijwillige palliatieve terminale zorg.