HR, 22-12-2009, nr. 08/02691
ECLI:NL:HR:2009:BK3331
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
22-12-2009
- Zaaknummer
08/02691
- Conclusie
Mr. Machielse
- LJN
BK3331
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2009:BK3331, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 22‑12‑2009; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2009:BK3331
ECLI:NL:PHR:2009:BK3331, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 03‑11‑2009
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2009:BK3331
- Vindplaatsen
Uitspraak 22‑12‑2009
Inhoudsindicatie
Nietigheid appeldagvaarding. Art. 434.1 Sv; onvolledig dossier. Bij de aan de Hoge Raad toegezonden stukken bevindt zich niet de akte van uitreiking van de dagvaarding in hoger beroep. Blijkens een brief van de vz van het Hof is dit stuk kennelijk in het ongerede geraakt en kan dit niet meer worden geleverd. Dat brengt mee dat het er in cassatie voor moet worden gehouden dat de appeldagvaarding niet op de bij de wet voorgeschreven wijze is betekend. De HR verklaart de appeldagvaarding om doelmatigheidsredenen nietig.
22 december 2009
Strafkamer
nr. 08/02691
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, Enkelvoudige Kamer, van 3 augustus 2007, nummer 23/006109-06, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. S.S. Ilahi, advocaat te Groningen, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot nietigverklaring van de appeldagvaarding.
2. Beoordeling van het eerste en het tweede middel
2.1. De middelen bevatten de klacht dat het Hof ten onrechte de dagvaarding van de verdachte om te verschijnen op de terechtzitting in hoger beroep van 3 augustus 2007 niet nietig heeft verklaard.
2.2.1. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 3 augustus 2007 houdt onder meer het volgende in:
"De raadsheer doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De verdachte, gedagvaard als,
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971,
GBA-adres: [a-straat 1], [woonplaats],
is niet verschenen.
(...)
Op vordering van de advocaat-generaal verleent het gerechtshof verstek tegen de niet verschenen verdachte en beveelt dat met de behandeling van de zaak zal worden voortgegaan."
2.2.2. Bij de stukken van het geding bevindt zich een brief van de voorzitter van het Hof van 29 augustus 2008, inhoudende:
"Betreft: cassatie [verdachte]. Zaaknummer HR: S 08/02691
(...)
Naar aanleiding van Uw e-mailbericht van 27 augustus 2008, verklaar ik, raadsheer in het gerechtshof Amsterdam, dat in de zaak van [verdachte], die tegen de uitspraak van het hof van 3 augustus 2007 (nummer 23/006109-06) in cassatie is gegaan, het volgende stuk kennelijk in het ongerede is geraakt en niet meer kan worden geleverd:
akte van uitreiking betreffende de dagvaarding van verdachte in hoger beroep voor de zitting van 3 augustus 2007."
2.3. Bij de aan de Hoge Raad op de voet van art. 434, eerste lid, Sv toegezonden stukken bevindt zich niet de akte van uitreiking van de dagvaarding van de verdachte voor de terechtzitting van het Hof van 3 augustus 2007. Blijkens de hiervoor onder 2.2.2 vermelde brief van de voorzitter van het Hof is dit stuk (kennelijk) in het ongerede geraakt en kan dit niet meer worden geleverd. Dat brengt mee dat het er in cassatie voor moet worden gehouden dat de appeldagvaarding niet op de bij de wet voorgeschreven wijze is betekend. De middelen zijn dus terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven zodat de overige middelen geen bespreking behoeven. De Hoge Raad zal de appeldagvaarding om doelmatigheidsredenen nietig verklaren.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
verklaart de dagvaarding in hoger beroep nietig.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 22 december 2009.
Conclusie 03‑11‑2009
Mr. Machielse
Partij(en)
Conclusie inzake:
[verdachte]
1.
Het Gerechtshof Amsterdam heeft verdachte op 3 augustus 2007 bij verstek voor ‘Als bestuurder van een motorrijtuig daarmede op een weg rijden zonder dat er voor dat motorrijtuig een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen is gesloten en instandgehouden’ veroordeeld tot een geldboete van € 500 en tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van vier maanden.
2.
Verdachte heeft cassatie ingesteld en mr. S.S. Ilahi, advocaat te Groningen, heeft een schriftuur ingezonden, houdende vier middelen van cassatie.
3.1.
Het eerste en het tweede middel klagen over het ontbreken van de akte van uitreiking van de appeldagvaarding bij de stukken waarover het hof kon beschikken. Het hof had de appeldagvaarding daarom nietig moeten verklaren en had verdachte niet bij verstek mogen veroordelen.
3.2.
Het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep houdt in:
‘De verdachte, gedagvaard als,
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971,
GBA-adres: [a-straat 1], [woonplaats],
is niet verschenen.
De advocaat-generaal legt over een formulier waaruit blijkt dat achtereenvolgens bij het dagvaarden, 3 dagen voor de terechtzitting van heden en heden door middel van geautomatiseerde informatiesystemen (VIP) is gecontroleerd of verdachte in een Nederlandse penitentiaire inrichting verbleef, hetgeen niet het geval bleek te zijn.
Op vordering van de advocaat-generaal verleent het gerechtshof verstek tegen de niet verschenen verdachte en beveelt dat met de behandeling van de zaak zal worden voortgegaan.’
3.3.
In het dossier bevindt zich een schrijven van mr. M.J.L. Mastboom, raadsheer in het gerechtshof te Amsterdam, waarin onder meer het volgende is te lezen:
‘Betreft: cassatie [verdachte] .Zaaknummer HR: S 08/02691 Amsterdam, 29 augustus 2008
Naar aanleiding van Uw e-mailbericht van 27 augustus 2008, verklaar ik, raadsheer in het gerechtshof Amsterdam, dat in de zaak van [verdachte], die tegen de uitspraak van het hof van 3 augustus 2007 (nummer 23/006109-06) in cassatie is gegaan, het volgende stuk kennelijk in het ongerede is geraakt en niet meer kan worden geleverd:
akte van uitreiking betreffende de dagvaarding van verdachte in hoger beroep voor de zitting van 3 augustus 2007.’
Nu de akte van uitreiking van de appeldagvaarding niet (meer) beschikbaar is kan de Hoge Raad niet nagaan of de appeldagvaarding op correcte wijze is betekend, hetgeen met zich brengt dat het bestreden arrest niet in stand kan blijven.
4.1.
Het derde en het vierde middel bevatten een aantal min of meer samenhangende klachten en kunnen ook gezamenlijk besproken worden.
4.2.
De in de schriftuur opgeworpen stelling dat het niet verdachte is geweest die op 11 januari 2006 de auto met het kenteken [AA-00-BB] in de gemeente Purmerend heeft bestuurd maar zijn tweelingbroer is van feitelijke aard en leent zich niet voor een onderzoek in cassatie. Hetzelfde geldt voor de stelling dat de auto op 11 januari 2006 wél verzekerd was en dat de tweelingbroer van verdachte voor hetzelfde feit veroordeeld is. De laatste omstandigheid levert overigens, anders dan de steller van het middel bepleit, geen situatie op die het verdient te worden bestreken door art. 68 Sr, maar levert hoogstens de in art. 457 lid 1, aanhef en onder 1 Sv genoemde grond voor herziening op.
Beide middelen falen.
5.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot nietigverklaring van de appeldagvaarding.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden