NJB 2017/730:Vrijwillige terugtred als bedoeld in art. 46b Sr bij een zogenoemde voltooide poging: het gaat niet erom of de verdachte vrijwillig is teruggetreden voordat sprake is van een strafbare poging, maar of hij is teruggetreden voordat sprake is van een voltooid misdrijf; in geval van een voltooide poging is derhalve vrijwillige terugtred in de zin van art. 46b Sr niet reeds in zijn algemeenheid uitgesloten. Daarbij verdient opmerking dat voor het aannemen van vrijwillige terugtred bij een voltooide poging veelal een zodanig optreden van de verdachte is vereist dat dit naar aard en tijdstip geschikt is het intreden van het gevolg te beletten. In casu begrijpelijke van het beroep op vrijwillige terugtred van een voltooide poging nu aan dat beroep slechts ten grondslag is gelegd dat ‘de plannen zijn afgeblazen’. Bijzondere motiveringsplicht in de zin van art. 360 lid 1 Sv: het motiveringsvoorschrift in deze bepaling is niet zonder meer van toepassing op het gebruik als bewijsmiddel van een door een onder codenummer aangeduide opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal. Wel is het zo dat de omstandigheid dat een onder codenummer bekende opsporingsambtenaar naderhand is verhoord op de wijze als voorzien in de art. 190 lid 3 en 290 lid 3 Sv meebrengt dat het motiveringsvoorschrift van art. 360 lid 1 Sv ook van toepassing is op het gebruik als bewijsmiddel van het eerder onder codenummer opgemaakte proces-verbaal houdende de verklaring van de desbetreffende opsporingsambtenaar. Die situatie doet zich in casu echter niet voor