Einde inhoudsopgave
Wet op het financieel toezicht
Artikel 4:14 [Beheerste en integere bedrijfsvoering]
Geldend
Geldend vanaf 03-09-2022
- Bronpublicatie:
22-08-2022, Stb. 2022, 340 (uitgifte: 02-09-2022, kamerstukken: 36073)
- Inwerkingtreding
03-09-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-08-2022, Stb. 2022, 340 (uitgifte: 02-09-2022, kamerstukken: 36073)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
Een beheerder van een beleggingsinstelling, een beheerder van een icbe, beleggingsinstelling, icbe, beleggingsonderneming, bewaarder of pensioenbewaarder richt de bedrijfsvoering zodanig in dat deze een beheerste en integere uitoefening van zijn onderscheidenlijk haar bedrijf waarborgt.
2.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot het eerste lid. Deze regels hebben betrekking op:
- a.
het beheersen van bedrijfsprocessen en bedrijfsrisico's;
- b.
integriteit, waaronder wordt verstaan het tegengaan van:
- 1°
belangenverstrengeling;
- 2°
het begaan van strafbare feiten of andere wetsovertredingen door de financiële onderneming of haar werknemers die het vertrouwen in de financiële onderneming of in de financiële markten kunnen schaden;
- 3°
relaties met cliënten of deelnemers die het vertrouwen in de financiële onderneming of in de financiële markten kunnen schaden; en
- 4°
andere handelingen door de financiële onderneming of haar werknemers die op een dusdanige wijze ingaan tegen hetgeen volgens het ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, dat hierdoor het vertrouwen in de financiële onderneming of in de financiële markten ernstig kan worden geschaad; en
- c.
ordelijke en transparante financiëlemarktprocessen, zuivere verhoudingen tussen marktpartijen en zorgvuldige behandeling van cliënten en deelnemers, waaronder wordt verstaan:
- 1°
het waarborgen van de informatieverstrekking aan cliënten of deelnemers;
- 2°
het waarborgen van de vastlegging van de relatie met de cliënten of deelnemers;
- 3°
het waarborgen van de zorgvuldige behandeling van cliënten of deelnemers;
- 4°
het tegengaan van belangenconflicten tussen de financiële onderneming en cliënten of deelnemers en tussen de cliënten of deelnemers onderling;
- 5°
het waarborgen van de rechten van cliënten of deelnemers; en
- 6°
andere bij algemene maatregel van bestuur te bepalen onderwerpen.
3.
Onverminderd de artikelen 3:17 en 3:27 kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur ten aanzien van clearinginstellingen met zetel in Nederland en bijkantoren van clearinginstellingen met zetel in een niet-aangewezen staat regels worden gesteld met betrekking tot de onderwerpen, bedoeld in het tweede lid, onderdeel c.
4.
Onverminderd artikel 3:17 is het tweede lid, aanhef en onderdeel c, van overeenkomstige toepassing op premiepensioeninstellingen.
5.
De Autoriteit Financiële Markten kan op aanvraag geheel of gedeeltelijk, al dan niet voor bepaalde tijd, ontheffing verlenen van het op grond van het tweede lid bepaalde, met uitzondering van het met betrekking tot het verlenen van een beleggingsdienst of verrichten van een beleggingsactiviteit of nevendienst bepaalde, indien de aanvrager aantoont dat daaraan redelijkerwijs niet kan worden voldaan en dat de doeleinden die dit artikel beoogt te bereiken anderszins worden bereikt.