HR (P-G), 17-05-2011, nr. 10/00615
ECLI:NL:PHR:2011:BQ6019
- Instantie
Hoge Raad (Procureur-Generaal)
- Datum
17-05-2011
- Zaaknummer
10/00615
- Conclusie
Mr. Vellinga
- LJN
BQ6019
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2011:BQ6019, Conclusie, Hoge Raad (Procureur-Generaal), 17‑05‑2011
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2011:BQ6019
Conclusie 17‑05‑2011
Mr. Vellinga
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1.
Verdachte is door het Gerechtshof te Amsterdam wegens 1. ‘Valsheid in geschrift, meermalen gepleegd’ en 2. ‘In strijd met een haar bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, terwijl het feit kan strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, en terwijl zij weet of redelijkerwijze moet vermoeden dat de gegevens van belang zijn voor de vaststelling van haar of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming, dan wel voor de hoogte of de duur van een dergelijke verstrekking of tegemoetkoming, meermalen gepleegd’ veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
2.
Er bestaat samenhang tussen de zaken met de nummers 10/00615 en 10/00458. In beide zaken zal ik vandaag concluderen.
3.
Namens verdachte heeft mr. B.P. de Boer, advocaat te Amsterdam, één middel van cassatie voorgesteld.
4.
Het middel klaagt over de redengevendheid van de bewijsmiddelen twee (tweede alinea) en negen.
5.
Het Hof heeft ten laste van verdachte onder 1 en 2 bewezenverklaard dat:
‘zij in de periode van 1 september 1996 tot en met 2 oktober 2001 in de gemeente Alkmaar, meermalen, inkomstenverklaringen en rechtmatigheidsonderzoekformulieren — elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen — valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte telkens valselijk op die formulieren aangegeven dat zij alleenstaande was en/of dat haar gezinssamenstelling en woonsituatie niet gewijzigd was, zulks terwijl zij feitelijk samenwoonde met [medeverdachte], zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
en
zij op tijdstippen in de periode van 3 oktober 2001 tot en met 19 december 2006 in de gemeente Alkmaar, in strijd met een haar bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten artikel 65 van de Algemene bijstandswet en artikel 17 van de Wet werk en bijstand, opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, zulks terwijl dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf, terwijl verdachte telkens wist dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten een uitkering op grond van bovengenoemde wetten naar de norm van een alleenstaande, dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming, immers heeft zij, verdachte, telkens niet opgegeven dat zij samenwoonde met [medeverdachte].’
6.
Deze bewezenverklaring berust op de volgende bewijsmiddelen:
‘1.
Een proces-verbaal met nummer 2006/86 van 19 december 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 9], doorgenummerde pagina's 1 t/m 3.
Dit proces-verbaal houdt in, voorzover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 19 december 2006 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring verdachte:
U vraagt mij sinds wanneer ik uitkering ontvang van de sociale dienst. Dat zal ongeveer 20 jaar zijn.
[Medeverdachte] heeft vannacht wel bij mij (het hof begrijpt: [a-straat 1] te Alkmaar) geslapen.
U zegt mij dat u enveloppen heeft aangetroffen waar de adressering uit is gescheurd. Wat gek zeg. Daar weet ik niets van. U vraagt mij of de inschrijving van mijn dochter op [2] (het hof begrijpt: [a-straat 2] te Alkmaar) met [medeverdachte] samen iets te maken heeft met het feit dat als hij zich uitschrijft van die woning dat zij er ook uit moet. Ja, dat is toch gemeen?
[Medeverdachte] verblijft vaker bij mij dan ik in eerste instantie heb gezegd. Ik heb wel een hoop gelogen in deze verklaring, maar het is echt zo dat hij sinds een jaar of zeven voornamelijk bij mij is, dat hij feitelijk zijn hoofdverblijf bij mij heeft.
2.
Een proces-verbaal met nummer 2006/86 van 19 december 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2], doorgenummerde pagina's 8 t/m 12.
Dit proces-verbaal houdt in, voorzover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 19 december 2006 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van [medeverdachte]:
Het is zo dat ik dagelijks bij mijn ex-vrouw, die ik verder [verdachte] zal noemen, kom. U vraagt wat de reden is geweest dat ik mijn Mercedes niet meer in de Piet Heijnstraat parkeerde. Een achterbuurvrouw van mij, ik noem haar [betrokkene 1], kwam op een gegeven moment bij me en vertelde dat er twee sociaal rechercheurs bij haar waren geweest en vragen hadden gesteld over [verdachte] en mij. Zij moest er helemaal van huilen en vertelde mij dat zij ons niet verraden had. Ik heb toen mijn Mercedes bij een neef van [verdachte] in de loods gezet.
U zegt mij dat u vanmorgen tijdens de doorzoeking op [a-straat 1] in de afvalbak in de keuken en in de grijze container kapotgescheurde enveloppen hebt aangetroffen, waarbij de adressering van de enveloppen was gescheurd. U vraagt mij wie deze adressering ervan afgescheurd heeft. Zet maar op dat ik dat heb gedaan, omdat anders de sociale dienst er achter zou komen dat de kaarten waren gericht aan [verdachte] en [medeverdachte].
3.
Een proces-verbaal met nummer 2006/86 van 20 december 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2], doorgenummerde pagina's 13 t/m 15.
Dit proces-verbaal houdt in, voorzover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 20 december 2006 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van [medeverdachte]:
U leest nu een gedeelte van de verklaring van [verdachte] aan mij voor waarin zij onder andere heeft verklaard: ‘[Medeverdachte] verblijft vaker bij mij dan ik in eerste instantie heb gezegd. Ik heb wel een hoop gelogen in deze verklaring, maar het is echt zo dat hij sinds een jaar of zeven voornamelijk bij mij is, dat hij feitelijk zijn hoofdverblijf bij mij heeft.’
Ik reageer daarop met dat ik mij aansluit bij de verklaring die [verdachte] heeft afgelegd. U vraagt hoe het gegaan is toen er door de politie werd aangebeld gisterochtend. [Verdachte] en ik lagen nog in bed toen er werd aangebeld. [Verdachte] is gaan kijken en zag een aantal mensen voor de deur staan. Ik raakte in paniek en heb me snel aangekleed.
[Verdachte] heeft gewacht tot ik de achterdeur uitliep en heeft toen open gedaan. Later, toen ik werd aangehouden, heb ik de autosleutel snel naar binnen gegooid. Ik probeerde me te drukken.
U toont mij nogmaals de inkomstenverklaringen, rechtmatigheidsformulieren over de periode van 1 februari 1996 tot en met februari 2004 en de statusformulieren over de periode 2004 tot en met 2006. Ik zie en weet dat ik de daarin gestelde vragen over mijn woonsituatie ook onjuist heb beantwoord. Ik heb geen melding gemaakt van het gegeven dat ik voornamelijk verbleef bij [verdachte] de afgelopen zeven jaar.
4.
Een proces-verbaal met nummer 2006/86 van 9 november 2006. in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 4], doorgenummerde pagina 17.
Dit proces-verbaal houdt in, voorzover van belang en zakelijk weergegeven, als de op van 9 november 2006 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van [betrokkene 2]:
Ik heb over de periode 1963 tot begin 2006 op het adres [a-straat 3] in Alkmaar gewoond.
U stelt mij vragen over de bewoning van [a-straat 1]. Daar woont [medeverdachte]. Er wonen 2 personen, [medeverdachte] en [verdachte]. Verderop in de straat woont hun dochter. [Medeverdachte] heeft altijd op [1] gewoond bij [verdachte]. Ze zijn vroeger getrouwd geweest. Ze zijn nooit uit elkaar geweest. Ik weet dat [medeverdachte] daar woont, omdat ik er tegenover heb gewoond.
5.
Een proces-verbaal met nummer 2006/86 van 15 november 2006. in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 5] en [verbalisant 6], doorgenummerde pagina's 37 t/m 40.
Dit proces-verbaal houdt in, voorzover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 19 december 2006 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van [betrokkene 1]:
U vraagt mij naar de bewonerssituatie op nummer [1]. Dat is de woning naast ons. De directe buren. Daar wonen [medeverdachte] en [verdachte]. Hij heet [medeverdachte] en zij heet [verdachte]. Ik ga er van uit dat de man er woont, want ik hoor en zie hem daar dagelijks.
6.
Een geschrift, zijnde een e-mail betreffende de opgenomen watermeterstanden op de adressen [a-straat 1] te Alkmaar en [a-straat 2] te Alkmaar, doorgenummerde pagina 226.
Verbruiken van [a-straat 1] te Alkmaar. Opneemmaand is november en het zijn allemaal opgenomen meterstanden:
1991/1992=212 m3
1992/1993=190 m3
1993/1994=168 m3
1994/1995=175 m3
1995/1996=178 m3
1996/1997=161 m3
1997/1998=159 m3
1998/1999=191 m3
1999/2000=172 m3
2000/2001=173 m3
2001/2002=169 m3
2002/2003=133 m3
2003/2004=160 m3
2004/2005=146 m3
Verbruiken [a-straat 2] te Alkmaar. Opneemmaand is november en ook allemaal opgenomen meterstanden.
1991/1992 =1 m3
1992/1993=2m3
1993/1994=51 m3
1994/1995=62 m3
1995/1996=70 m3
1996/1997=57m3
1997/1998=55 m3
1998/1999=61 m3
1999/2000=60 m3
2000/2001=69 m3
2001/2002=65 m3
2002/2003=74 m3
2003/2004=70 m3
2004/2005=56 m3
7.
Geschriften, zijnde overzichten van de energieverbruiken op de adressen [a-straat 1] te Alkmaar en [a-straat 2] te Alkmaar, doorgenummerde pagina's 228 en 229.
Verbruiken [a-straat 1] te Alkmaar:
Einddatum in jaar: | Elektra: | Gas: | ||
---|---|---|---|---|
1997 | 2556 | kWh | 2764 | m3 |
1998 | 3851 | kWh | 2619 | m3 |
1999 | 3726 | kWh | 2768 | m3 |
2000 | 3939 | kWh | 2751 | m3 |
2001 | 3878 | kWh | 3064 | m3 |
2002 | 6741 | kWh | 2555 | m3 |
2003 | 976 | kWh | 2776 | m3 |
2004 | 5834 | kWh | 2436 | m3 |
2005 | 6228 | kWh | 2465 | m3 |
2006 | 6297 | kWh | 2181 | m3 |
Verbruiken [a-straat 2] te Alkmaar:
Einddatum in jaar: | Elektra: | Gas: | ||
---|---|---|---|---|
1997 | 1742 | kWh | 1861 | m3 |
1998 | 2642 | kWh | 1945 | m3 |
1999 | 2502 | kWh | 2022 | m3 |
2000 | 3098 | kWh | 1857 | m3 |
2001 | 2697 | kWh | 2461 | m3 |
2002 | 2554 | kWh | 1931 | m3 |
2003 | 2866 | kWh | 2155 | m3 |
2004 | 2703 | kWh | 2081 | m3 |
2005 | 2929 | kWh | 2028 | m3 |
2006 | 2902 | kWh | 1941 | m3 |
8.
Geschriften, zijnde de door verdachte ingevulde en ondertekende Inkomstenverklaringen van de gemeente Alkmaar van september 1996 en 2 februari 1997, de door de verdachte ingevulde en ondertekende Rechtmatigheidsformulieren van 30 maart 1998, 27 augustus 1999, 27 juli 2000, 29 augustus 2001, 25 maart 2002, 28 oktober 2003 en 29 januari 2004 en de door de verdachte ingevulde en ondertekende Statusformulieren van 21 juli 2005 en 10 november 2006, doorgenummerde pagina's 375 t/m 391.
Op deze formulieren staat vermeld dat [verdachte] alleenstaande is en geen inkomsten naast haar uitkering heeft. Zij heeft aangekruist dat hierin geen wijziging is gekomen, alsmede dat de op de Statusformulieren voorbedrukte gegevens juist zijn.
9.
Geschriften, zijnde de door [medeverdachte] ingevulde en ondertekende Inkomstenverklaring van de gemeente Alkmaar van 25 februari 1996, de door [medeverdachte] ingevulde en ondertekende Rechtmatigheidsformulieren van 31 augustus 1997, 29 september 1998, 29 september 2000 en 27 oktober 2003 en de door [medeverdachte] ingevulde en ondertekende Statusformulieren van 23 november 2005 en 14 november 2006, doorgenummerde pagina's 392 t/m 401.
Op deze formulieren heeft [medeverdachte] aangekruist geen inkomsten uit arbeid te hebben en niet samen te wonen en dat de op de Statusformulieren voorbedrukte gegevens juist zijn.
(…)
De hiervoor vermelde bewijsmiddelen zijn — ook in hun onderdelen — telkens gebezigd tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben en, voor zover het een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5° van het Wetboek van Strafvordering betreft, telkens slechts gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.’
7.
De tweede alinea van bewijsmiddel 2 kan een bijdrage leveren aan het bewijs dat de verdachte en [medeverdachte] in weerwil van wat verdachte heeft opgegeven samenwoonden in die zin dat uit de adressering aan [verdachte] en [medeverdachte] tot op zekere hoogte kan worden afgeleid dat verdachte en [medeverdachte] samenwoonden en verdachte dus — kort gezegd — onjuiste opgaven over haar woonsituatie had gedaan.
8.
Bewijsmiddel 9 moet worden gelezen in samenhang met het slot van bewijsmiddel 3, inhoudende dat [medeverdachte] naar zijn zeggen de vragen over zijn woonsituatie onjuist heeft beantwoord, namelijk dat hij, zoals bewijsmiddel 9 inhoudt, niet samenwoonde.
9.
Aldus kunnen de tweede alinea van bewijsmiddel 2 en bewijsmiddel 9 redengevend zijn voor het bewezenverklaarde.
10.
Het middel faalt en kan worden afgedaan met de in art. 81 RO bedoelde motivering.
11.
Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen heb ik niet aangetroffen. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG