Einde inhoudsopgave
Mijnbouwregeling
Artikel 1.6a.2
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2022
- Bronpublicatie:
13-12-2021, Stcrt. 2021, 49977 (uitgifte: 16-12-2021, regelingnummer: WJZ/ 21121401)
- Inwerkingtreding
01-01-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-12-2021, Stcrt. 2021, 49977 (uitgifte: 16-12-2021, regelingnummer: WJZ/ 21121401)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Mijnbouw
Waterrecht (V)
Energierecht (V)
1.
De beheerder van een kabel of pijpleiding doet de melding, bedoeld in artikel 45, eerste lid, van de wet, door middel van een volledig ingevuld door de Minister ter beschikking gesteld middel.
2.
Bij de toepassing van de criteria, genoemd in artikel 103 van het besluit, worden voor een kabel of pijpleiding in het niet gemeentelijk ingedeelde gebied ten minste de volgende onderwerpen betrokken:
- a.
doelmatigheid van het gebruik van de ruimte, te weten:
- 1°
ruimtebeslag inclusief werk- en veiligheidszones;
- 2°
de invloed op de vrije ruimte;
- 3°
mogelijke barrièrewerking; en
- 4°
mogelijke hinder en potentie voor andere bestaande en bekende toekomstige gebruiksfuncties;
- b.
de gevolgen voor het milieu, te weten:
- 1°
de invloed op het bodemecosysteem;
- 2°
gevolgen voor de waterkwaliteit;
- 3°
vrijkomen van gebiedsvreemde stoffen;
- 4°
verstoring van de visfauna, vogels of zeezoogdieren;
- 5°
netto energieverbruik; en
- 6°
recycling en hergebruikmogelijkheden;
- c.
de veiligheid op zee, te weten:
- 1°
risico’s voor personeel en materieel ten tijde van verwijdering; en
- 2°
risico’s op blootspoelen en breuk en risico’s voor visserij en scheepvaart in geval van laten liggen;
- d.
de doelmatigheid van de kosten, te weten:
- 1°
saldo van opruim- en verwerkingskosten en opbrengsten in geval van geheel of gedeeltelijk opruimen van een kabel of pijpleiding: en
- 2°
schoonmaakkosten, inspectiekosten, aansprakelijkheidskosten en extra kosten voor andere bestaande of bekende toekomstige gebruiksfuncties als gevolg van veroorzaakte hinder in geval van geheel of gedeeltelijk laten liggen van een kabel of pijpleiding.