Artikel 20 Inkomensvoorziening

Onze minister kent op aanvraag een inkomensvoorziening toe aan de belanghebbende die ziek dan wel arbeidsongeschikt is en waarbij sprake is van een door Onze minister vastgesteld vermoeden van verband met de dienst.

De inkomensvoorziening bedraagt 80% van de berekeningsgrondslag en wordt in maandelijkse termijnen uitbetaald.

De inkomensvoorziening wordt verminderd met inkomsten uit beroep dan wel bedrijf dan wel een uitkering op grond van de sociale zekerheidswetgeving.

In afwijking van het derde lid worden inkomsten verkregen tijdens de duur van de inkomensvoorziening tengevolge van een stage dan wel proefplaatsing niet in mindering gebracht op de inkomensvoorziening.

De duur van de inkomensvoorziening bedraagt twee jaar, gerekend vanaf de datum van toekenning.

De inkomensvoorziening wordt beëindigd indien is komen vast te staan dat geen sprake is van een ziekte dan wel arbeidsongeschiktheid die is veroorzaakt door de uitoefening van de militaire dienst als gevolg van de inzet als bedoeld in artikel 1, onder d, van de Veteranenwet of wanneer het re-integratietraject is afgerond. De tot op de datum van deze vaststelling genoten inkomensvoorziening wordt niet teruggevorderd.

De inkomensvoorziening wordt beëindigd wanneer door of namens Onze minister is vastgesteld dat de medische eindtoestand van belanghebbende is bereikt.

In afwijking van het vijfde lid en het zevende lid wordt de duur van de inkomensvoorziening met ten hoogste 12 maanden verlengd als het re-integratietraject nog niet is afgerond.

In afwijking van het vijfde lid wordt de inkomensvoorziening verlengd als er nog geen sprake is van een medische eindtoestand.

Onze minister is bevoegd om in bijzondere gevallen, waarin de toepassing van dit artikel tot een naar zijn oordeel onredelijke uitkomst leidt, de duur van de inkomensvoorziening te verlengen.