Rb. Noord-Nederland, 13-02-2013, nr. C/17/104878 / HA ZA 10-466
ECLI:NL:RBNNE:2013:BZ6671
- Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
- Datum
13-02-2013
- Zaaknummer
C/17/104878 / HA ZA 10-466
- LJN
BZ6671
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Ondernemingsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBNNE:2013:BZ6671, Uitspraak, Rechtbank Noord-Nederland, 13‑02‑2013; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 13‑02‑2013
Inhoudsindicatie
aanneming van werk. ontbinding.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaaknummer / rolnummer: C/17/104878 / HA ZA 10-466
Vonnis van 13 februari 2013
in de zaak van
[A],
wonende te [plaats],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. A. Arslan te Zwolle,
tegen
[B],
wonende te [plaats],
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. E.A. Sikkes te Leeuwarden.
Partijen zullen hierna [A] en [B] genoemd worden.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
het tussenvonnis van 6 september 2010
- -
het proces-verbaal van comparitie van 1 december 2010
- -
de conclusie na comparitie tevens akte vermeerdering eis van [B]
- -
de conclusie na comparitie tevens antwoordakte vermeerdering eis van [A].
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
1.3.
De Wet herziening gerechtelijke kaart is op 1 januari 2013 in werking getreden. De rechtbanken Assen, Groningen en Leeuwarden vormen met ingang van die datum tezamen de nieuwe rechtbank Noord-Nederland. Het rechtsgebied van deze rechtbank beslaat de provincies Drenthe, Fryslân en Groningen. De zaak wordt daarom verder behandeld en beslist door de rechtbank Noord-Nederland.
2. De feiten
in conventie en in reconventie
2.1.
[A] heeft een eenmanszaak onder de naam [A] Kunstof Kozijnen en Tegels. Op 8 augustus 2008 hebben partijen een overeenkomst gesloten met betrekking tot de verkoop, levering en plaatsing door [A] van een dakkapel op de woning van [B]. Op de door [B] ondertekende opdrachtbevestiging staat een aanneemsom van € 5.926,20 inclusief BTW vermeld.
2.2.
[A] heeft een handmatige schets gemaakt waarop de afmetingen van de dakkapel staan weergegeven. Handgeschreven is daarop een bedrag van € 4.980,00 vermeld.
2.3.
Tijdens de bouw van de dakkapel heeft [B] [A] erop gewezen dat een grotere, namelijk diepere dakkapel diende te worden geplaatst. [A] heeft aan dit verzoek voldaan.
2.4.
[A] heeft een aanneemsom van € 5.926,20 inclusief BTW in rekening gebracht. Op 9 oktober 2008 heeft hij een factuur verzonden ten bedrage van € 7.157,85 inclusief BTW, waarin het meerwerk inbegrepen. De factuur is ontbetaald gebleven.
2.5.
[B] heeft bij brief van 27 oktober 2008 aan [A] kenbaar gemaakt dat zij gebreken aan de dakkapel heeft geconstateerd. [A] is gesommeerd deze gebreken binnen een termijn van 2 weken te herstellen bij gebreke waarvan [B] aanspraak heeft gemaakt op schadevergoeding.
2.6.
[A] heeft bij brief van 29 oktober 2008 aan [B] kenbaar gemaakt geen herstelwerkzaamheden te zullen uitvoeren zolang zijn vordering niet volledig is voldaan.
2.7.
De rechtsbijstandverzekeraar van [B] heeft Veenje van Veenje Bouwkundig Adviesbureau te Heerenveen opdracht gegeven de dakkapel bouwtechnisch te inspecteren. De inspectie heeft plaatsgevonden op 27 november 2008. Veenje heeft kort gezegd geconcludeerd dat een dakkapel is vervaardigd en geplaatst "die in het geheel niet voldoet aan het Bouwbesluit en de Regelen der Bouwkunst". Voorts heeft hij geconstateerd dat de dakkapel en de beschadigde bestaande dakconstructie dienen te worden aangepast. De herstelkosten zijn begroot op € 3.500,00 tot € 5.000,00 inclusief BTW (exclusief de kosten van de constructeur).
2.8.
[A] heeft opdracht gegeven aan Onur van Artwyse Architectenbureau BNA Assen om een bouwtechnisch onderzoek te verrichten. Dit onderzoek heeft op 30 juni 2009 plaatsgevonden. Onur heeft samengevat geadviseerd een aantal aanvullende werkzaamheden door [A] aan de dakkapel te laten verrichten. Onur verklaart schriftelijk dat deze aanvullende werkzaamheden voldoende zijn om de bezwaarpunten afdoende af te handelen.
2.9.
[B] heeft [A] bij brief van 13 januari 2009 een laatste mogelijkheid tot herstel geboden.
2.10.
De beide partijdeskundigen hebben in overleg met partijen na de comparitie Bureau Goudstikker-De Vries uit Sneek ingeschakeld teneinde de dakkapel te inspecteren. Voornoemd bureau heeft op 13 juli 2011 een rapportage uitgebracht. Hierin is voor zover relevant het volgende vermeld.
"CONCLUSIE
In bijgaande berekeningen (…) is de draagconstructie (…) van de dakkapelconstructie beoordeeld en getoetst aan de normen NEN 6702 (belastingen en vervormingen) en NEN 6760 (houtconstructies).
Hieruit blijkt dat de berekende houten liggers hieraan niet voldoen.
Dit wil zeggen dat de gemaakte houtconstructie niet aan de sterkte-eisen voldoet.
De toegepaste verbindingen, met name het verlengen van de liggers 1 en 2 en de verbindingen van het bestaande spant aan ligger 2, zijn niet berekend maar zijn onvoldoende om de hierop werkende krachten over te brengen.
AANBEVELINGEN(EN)
Om te komen tot een verantwoorde en aantoonbare goede constructie zijn er ons inziens twee mogelijkheden.
1.
Het versterken van de huidige constructie d.m.v. extra balken en balkverzwaringen en het versterken van de verbindingen (erg bewerkelijk)
2.
Het aanbrengen van een nieuwe draagstructuur waarbij de huidige constructie waar mogelijk wordt gehandhaafd. Globaal komt dit erop neer dat ligger 2 wordt vervangen door een stalen balk van bouwmuur naar bouwmuur, het vervangen van ligger 1 en het versterken of vervangen van de liggers 3."`
2.11.
Op 16 februari 2012 heeft Bureau Goudstikker-De Vries een herstelplan en kostenraming gemaakt. Hierin staat kort gezegd vermeld dat de kosten van herstel € 3.324,86 bedragen.
3. Het geschil
in conventie
3.1.
[A] vordert samengevat - veroordeling van [B] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling van € 7.157,85, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 oktober 2008 en kosten.
3.2.
[B] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
[B] vordert samengevat - na vermeerdering van eis- zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- -
primair de tussen partijen gesloten overeenkomst te ontbinden en [A] te veroordelen tot het nakomen van zijn ongedaanmakingsverbintenis door het dak terug te brengen in de oude staat e.e.a. op de wijze en conform de specificaties zoals vermeld in de offerte van Bouwbedrijf Halman en naar de eisen van goed en deugdelijk vakwerk, onder verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag of dagdeel dat [A] hiermee in strijd handelt, zulks met een maximum van € 25.000,00; alsmede [A] te veroordelen om een bedrag van € 1.601,56 te betalen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 augustus 2010;
- -
subsidiair [A] bij vonnis te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 4.521,56 te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum van indiening van de conclusie na comparitie; alsmede [A] te veroordelen in de kosten van het geding, in de na de uitspraak ontstane kosten begroot op € 131,00 aan salaris advocaat en te vermeerderen met € 68,00 indien [A] binnen 14 dagen na aanschrijving en betekening van het vonnis hieraan niet heeft voldaan, een en ander te vermeerderen met rente en kosten van de procedure.
3.5.
[A] voert verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
in conventie
4.1.
[A] legt -samengevat- de volgende stellingen aan zijn vordering ten grondslag. Partijen zijn een aanneemsom van € 5.926,20 inclusief BTW overeengekomen voor een dakkapel met de maatvoering zoals in de door [A] gemaakte schets is weergegeven. [A] betwist dat partijen overeengekomen zijn dat hij dezelfde dakkapel als de buren van [B] zou plaatsen. Tijdens de bouw heeft [B] verzocht de dakkapel te vergroten. [B] is mitsdien ook het gevorderde bedrag aan meerwerk ten bedrage van € 1.035,00 exclusief BTW verschuldigd. In totaal dient [B] een bedrag van € 7.157,85 inclusief BTW te voldoen, aldus [A]. Dit bedrag dient te worden vermeerderd met wettelijke rente vanaf 24 oktober 2008, aldus nog steeds [A].
4.2.
[B] verweert zich -samengevat- als volgt. Volgens haar zijn partijen een aanneemsom van € 4.980,00 inclusief BTW overeengekomen en niet exclusief BTW. Dit bedrag staat op de door [A] overgelegde situatieschets vermeld. Dit bedrag dient dan ook niet meer met BTW te worden vermeerderd. De kosten wegens meerwerk betwist zij ook. Tijdens de bouw bleek dat de afmetingen van de dakkapel kleiner waren dan tussen partijen was overeengekomen. De dakkapel zou namelijk dezelfde grootte hebben als die van de buren. [B] heeft [A] hierop gewezen en [A] heeft de dakkapel vervolgens aangepast. Hij heeft er niet op gewezen dat de aanpassing consequenties zou kunnen hebben voor de constructie. [B] stelt een bedrag van € 300,00 te hebben voldaan. Tot slot betwist [B] de wettelijke rente verschuldigd te zijn, nu niet [B] maar [A] in verzuim verkeert.
4.3.
De rechtbank oordeelt als volgt. Tussen partijen is niet in geschil dat de dakkapel is gebouwd aan de hand van de door [A] ondertekende opdrachtbevestiging en de door [A] gemaakte schets waarop de afmetingen en een prijs van € 4.980,00 is vermeld. De rechtbank gaat voorbij aan het niet nader onderbouwde verweer van [B] dat partijen een aanneemsom van € 4.980,00 inclusief BTW zijn overeengekomen. Vaststaat dat [B] de opdrachtbevestiging, met vermelding van het bedrag van € 5.926,20 inclusief BTW heeft ondertekend. Zonder nadere redengeving, die ontbreekt, mocht [B] er dan ook niet op vertrouwen dat het op de handmatige schets genoemde bedrag van € 4.980,00 niet meer met BTW zou worden vermeerderd. De rechtbank gaat eveneens voorbij aan de stelling van [B] dat partijen andere maten overeengekomen zouden zijn dan op de handmatige schets is aangegeven, nu deze stelling op geen enkele wijze is onderbouwd. [A] was dan ook gerechtigd het meerwerk, wegens vergroting van de dakkapel, bij [B] in rekening te brengen. De niet nader onderbouwde stelling van [B] dat het daarvoor gefactureerde bedrag van € 1.035,00 exclusief BTW niet redelijk is wordt verworpen. De stelling van [B] dat zij inmiddels € 300,00 heeft voldaan is niet met stukken, noch anderszins onderbouwd. De rechtbank gaat hier dan ook aan voorbij. Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat [B] in beginsel het door [A] gevorderde bedrag van € 7.157,85 verschuldigd is. De vraag of dit bedrag door [B] dient te worden voldaan, alsmede of dit bedrag nog dient te worden vermeerderd met wettelijke rente, hangt af van hetgeen hierover bij de beoordeling van de door [B] ingestelde vordering in reconventie wordt bepaald.
in reconventie
4.4.
[B] heeft haar vordering na de comparitie van partijen vermeerderd. [A] heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Nu [A] naar het oordeel van de rechtbank voldoende op de eiswijziging heeft kunnen reageren en de eiswijziging niet in strijd met de burgerlijke procesorde wordt geacht gaat de rechtbank hieraan voorbij. De rechtbank zal dan ook uitgaan van de gewijzigde eis.
4.5.
[B] stelt -samengevat- het volgende. Volgens [B] heeft [A] de dakkapel gemaakt aan de hand van een handgemaakt schetsje. Bouwtekeningen, detailtekeningen en constructieberekeningen ontbreken. De dakkapel vertoont diverse -door Veenje geconstateerde- gebreken. [B] stelt dat de door [A] ingeschakelde deskundige Onur de belangrijkste conclusies van Veenje onderschrijft. Ook Onur komt tot de conclusie dat de dakkapel niet deugdelijk is geplaatst en bevestigt dat aanvullende maatregelen nodig zijn ten aanzien van de constructieve staat van het dak. De door partijen gezamenlijk ingeschakelde deskundige Bureau Goudstikker-De Vries constateert eveneens dat de dakkapel niet aan de daaraan te stellen constructieve eisen voldoet. Volgens [B] is [A] per 11 november 2008 in verzuim, omdat hij de bij brief van 27 oktober 2008 geboden mogelijkheid om de gebreken te herstellen onbenut heeft gelaten. [B] vordert primair ontbinding van de overeenkomst. Als schadevergoeding vordert zij de kosten voor het inschakelen van een deskundige (€ 1.301,56) en de door haar gedane aanbetaling vordert zij terug (€ 300,00). Subsidiair vordert [B] de kosten van herstel. De kosten voor het aanbrengen van een nieuwe draagstructuur bedragen € 3.324,86 inclusief BTW. Hierin zijn de kosten van het afbouwtimmerwerk nog niet meegenomen, welke kosten blijkens de rapportages van de partijdeskundigen daarnaast nog dienen te worden vergoed.
4.6.
[A] betwist aansprakelijk te zijn. Hij stelt -samengevat- [B] te hebben gewaarschuwd voor de risico's toen zij verzocht de dakkapel te vergroten. Hij heeft haar gezegd de dakkapel niet 'zomaar te kunnen vergroten' en dat dan een bouwvergunning benodigd was. [B] heeft vervolgens alle risico's van vergroting van de dakkapel op zich genomen. [A] betwist dat de dakkapel niet voldoet aan de maatstaven van goed en deugdelijk vakmanschap. Onur, de door [A] ingeschakelde deskundige, plaatst een groot aantal vraagtekens bij de rapportage van Veenje. Verder stelt [A] dat hij -onder meer- bij brief van 23 oktober 2009 heeft aangeboden om de door Onur in zijn rapportage vermelde punten te verhelpen. Na de totstandkoming van de rapportage van Bureau Goudstikker-De Vries heeft [A] wederom aangeboden de dakkapel aan te passen of het schadebedrag in mindering te brengen op de vordering van [A]. Beide voorstellen zijn evenwel niet geaccepteerd. [A] betwist dat hij meer verschuldigd is dan de door Bureau Goudstikker-De Vries begrote kosten van herstel. Dat [A] de dakkapel zou aftimmeren is -blijkens de door [B] getekende opdrachtbevestiging- niet tussen partijen overeengekomen. [A] verweert zich voorts als volgt. Nu herstel mogelijk is en [A] bereid is de gebreken te herstellen, kan de overeenkomst niet ontbonden worden. Van verzuim aan de kant van [A] is geen sprake. Mocht de overeenkomst wel worden ontbonden, dan ontstaat een ongedaanmakingsverplichting aan de zijde van beide partijen. [A] dient in dat geval in de gelegenheid te worden gesteld het dak in de oorspronkelijke staat terug te brengen. De kosten voor een nieuwe dakkapel zijn niet aan te merken als schade en dienen voor rekening van [B] te blijven, aldus nog steeds [A].
4.7.
De rechtbank neemt op grond van de in het geding gebrachte rapportages als vaststaand aan dat de door hem geplaatste dakkapel gebreken vertoont en dat deze niet voldoet aan de daaraan te stellen (constructieve) eisen. De rechtbank gaat voorbij aan de stelling van [A] dat hij niet aansprakelijk is. Op grond van het bepaalde in artikel 7:754 BW was [A] gehouden [B] ervoor te waarschuwen dat vergroting van de dakkapel ertoe zou leiden dat deze niet meer aan de daaraan te stellen constructieve eisen zou voldoen. Gesteld noch gebleken is dat hij dat heeft gedaan. Dat [A] mogelijk gezegd heeft de dakkapel niet zomaar te kunnen vergroten en dat dan een bouwvergunning noodzakelijk zou zijn, hetgeen overigens door [B] is betwist, acht de rechtbank gezien de aard en ernst van de constateerde gebreken niet voldoende.
4.8.
Op grond van vorenstaande overweging in r.o. 4.7. staat vast dat [A] tekort is geschoten in de nakoming van de op hem rustende verplichting om een deugdelijke dakkapel te plaatsen die voldoet aan de daaraan te stellen constructieve eisen. Met betrekking tot de door [A] gevorderde ontbinding van de overeenkomst overweegt de rechtbank het volgende. Ontbinding van de overeenkomst brengt mee dat partijen niet alleen van de bestaande verplichtingen uit de overeenkomst zijn bevrijd, maar ook dat voor hen een verbintenis tot ongedaanmaking van de reeds door hen ontvangen prestaties ontstaat (artikel 6: 271 BW). De veronderstelling van beide partijen dat in geval van ontbinding de verplichting tot ongedaanmaking van de door [A] gerichte prestatie, het plaatsen van de dakkapel, op [A] zou rusten is onjuist. De verplichting tot ongedaanmaking van de geplaatste dakkapel rust in dat geval op [B], nu zij die prestatie ontvangen heeft. Nu de rechtbank van oordeel is dat de aard van de prestatie uitsluit dat deze van de zijde van [B] ongedaan wordt gemaakt, terwijl tussen partijen vaststaat dat de constructieve gebreken voor een bedrag van € 3.324,86 kunnen worden hersteld, dient slechts tot gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst over te worden gegaan. Dit brengt mee dat een evenredige vermindering van de prestaties dient plaats te vinden. De rechtbank zal op grond hiervan aan [A] een vergoeding toe te kennen ten belope van de waarde van de door [B] ontvangen prestatie op het tijdstip van ontvangst. Dat de waarde van de dakkapel -in het geval van een deugdelijke constructieve uitvoering- lager was dan € 7.157,85 is de rechtbank niet gebleken. Nu de kosten van herstel € 3.324,86 bedragen -en de rechtbank niet is gebleken dat er een grond is voor vergoeding van andere kosten-, stelt de rechtbank de waarde van de door [B] ontvangen prestatie vast op een bedrag van € 3.842,99 (€ 7.157,85 minus € 3.324,86). [B] is mitsdien slechts gehouden een bedrag van € 3.842,99 aan [A] te voldoen. Nu de rechtbank niet gebleken is dat [B] per 24 oktober 2008 in verzuim is, wordt de wettelijke rente niet eerder toegewezen dan vanaf datum dagvaarding.
4.9.
Ten aanzien van de door [A] gevorderde schadevergoeding -naast ontbinding van de overeenkomst- oordeelt de rechtbank dat de vordering ten bedrage van € 1.301,56 wegens gemaakte kosten voor het inschakelen van een deskundige dient te worden afgewezen. Vaststaat dat de deskundige in opdracht van de rechtsbijstandverzekeraar van [B] werkzaamheden heeft verricht en gesteld is noch gebleken dat [B] gehouden is die kosten te voldoen. Met betrekking tot het gevorderde bedrag van € 300,00 oordeelt de rechtbank dat in conventie al is beslist dat deze -wegens gebrek aan onderbouwing- dient te worden afgewezen.
4.10.
Nu partijen beiden deels in het gelijk zijn gesteld ziet de rechtbank aanleiding om de proceskosten in conventie en reconventie te compenseren.
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie
5.1.
veroordeelt [B] tot betaling aan [A] van een bedrag van € 3.842,99 (achtendertighonderdtweeenveertig euro en negenennegentig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum dagvaarding;
in reconventie
5.2.
ontbindt de overeenkomst van 8 augustus 2008 gedeeltelijk, ten belope van € 3.324,86;
in conventie en in reconventie
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
compenseert de proceskosten, in die zin dat ieder der partijen de eigen kosten draagt,
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A. Werkema en in het openbaar uitgesproken op 13 februari 2013.?