Einde inhoudsopgave
Burgerlijk Wetboek Boek 7
Artikel 717 [Vakantie]
Geldend
Geldend vanaf 20-08-2013
- Bronpublicatie:
06-07-2011, Stb. 2011, 394 (uitgifte: 31-08-2011, kamerstukken: 32534)
- Inwerkingtreding
20-08-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
01-07-2013, Stb. 2013, 287 (uitgifte: 12-07-2013, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Arbeidsovereenkomstenrecht
Vervoersrecht / Zeevervoer
1.
De zeevarende verwerft over ieder jaar waarin hij gedurende de volledige overeengekomen arbeidsduur recht op loon heeft gehad, aanspraak op vakantie van ten minste 30 kalenderdagen.
2.
De zeevarende behoudt zijn aanspraak op vakantie over het tijdvak gedurende hetwelk hij studieverlof geniet.
3.
Tot vakantie worden niet gerekend:
- a.
officieel of algemeen erkende feestdagen;
- b.
tijdelijk verlof om aan wal te gaan;
- c.
compensatieverlof;
- d.
de duur van het vervoer, bedoeld in lid 6;
- e.
de tijd doorgebracht in afwachting van repatriëring en de reisduur in verband met repatriëring.
4.
De werkgever is verplicht om de vakantie, bedoeld in lid 1, aaneengesloten te geven. Van deze verplichting kan worden afgeweken bij collectieve arbeidsovereenkomst of regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan.
5.
De vakantie, bedoeld in lid 1 en in artikel 641 lid 3, wordt desverzocht aan de zeevarende gegeven in de plaats waar de dienst aan boord is aangevangen, of de plaats waar de zee-arbeidsovereenkomst is aangegaan, al naar gelang die plaats het dichtst is gelegen bij de woonplaats of gewone verblijfplaats van de zeevarende. Van dit lid kan worden afgeweken bij collectieve arbeidsovereenkomst of regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan.
6.
Indien de zeevarende genoodzaakt is de vakantie, bedoeld in lid 1 en in artikel 641 lid 3, aan te vangen op een andere plaats dan die bedoeld in lid 5, zorgt de werkgever voor kosteloos vervoer naar die andere plaats en voor betaling van de kosten van levensonderhoud gedurende dat vervoer.
7.
De werkgever heeft de bevoegdheid een zeevarende die zijn vakantie, bedoeld in lid 1 en in artikel 641 lid 3, geniet, terug te roepen indien daartoe gewichtige redenen zijn en na overleg met de zeevarende. De schade die de zeevarende hierdoor lijdt, wordt door de werkgever vergoed.
8.
Een rechtsvordering tot toekenning van vakantie verjaart door verloop van drie jaren na de laatste dag van het kalenderjaar waarin de aanspraak is ontstaan.