Rb. Breda, 01-12-2011, nr. 02/800551-10
ECLI:NL:RBBRE:2011:BU6533
- Instantie
Rechtbank Breda
- Datum
01-12-2011
- Zaaknummer
02/800551-10
- LJN
BU6533
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBBRE:2011:BU6533, Uitspraak, Rechtbank Breda, 01‑12‑2011; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2014:381, Bekrachtiging/bevestiging
Uitspraak 01‑12‑2011
Inhoudsindicatie
Gewapende overval aan de Goirkestraat te Tilburg. Verdachte is veroordeeld tot 12 maanden gevangenisstraf waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar wegens medeplichtigheid. Verdachte is een groot geldbedrag in het vooruitzicht gesteld en heeft daarom het pand waar de overval plaatsvond ter beschikking van de daders gesteld. Verdachte verkeerde in de wetenschap dat er een strafbaar feit in het pand plaats zou vinden en heeft daarmee voorwaardelijk opzet op de overval gehad.
Partij(en)
RECHTBANK BREDA
Sector strafrecht
parketnummer: 02/800551-10
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 1 december 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren te [plaats en datum]
wonende te [adres]
raadsman mr. Santi, advocaat te Waalwijk
- 1.
Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 10 november 2011, waarbij de officier van justitie, mr. Van Delft, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
samen met anderen door geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen om € 100.000,= af te geven en/of met geweld € 100.000,= van die [slachtoffer 1] heeft gestolen waarbij die [slachtoffer 1] een oog heeft verloren, dan wel dat verdachte daarbij behulpzaam is geweest.
3. De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair aan hem ten laste gelegde heeft begaan.
Volgens de officier van justitie staat op grond van de aangiften vast dat er een overval is gepleegd. Op basis van de eigen verklaringen van verdachte, die van medeverdachte [mededader 1] e[getuige 1]] staat volgens de officier van justitie vast dat verdachte tegen een riante vergoeding het pand aan de [adres] ter beschikking van zijn medeverdachten heeft gesteld, één van hen de sleutels heeft verschaft en met hen heeft gecommuniceerd wanneer zij het pand konden gebruiken. Uit de verklaringen van verdachte en [getuige 1] blijkt ook dat verdachte voorafgaand aan de overval al wist dat zijn medeverdachten niets zouden gaan leveren, maar wel het geld zouden afpakken.
Volgens de officier van justitie is verdachte zijn medeverdachten behulpzaam geweest, maar is hij niet te duiden als medepleger, omdat hij slechts een faciliterende rol heeft gehad, zodat de officier van justitie concludeert tot vrijspraak van het primair aan verdachte ten laste gelegde.
De officier van justitie is van mening dat er wel een voldoende verband bestaat tussen het opzet van verdachte en het gepleegde gronddelict, te weten de diefstal van geld. Verdachte wist volgens de officier van justitie dat er één partij financieel bevoordeeld zou worden ten koste van een andere partij en had in die zin voorwaardelijk opzet op de diefstal. Op grond van vaste jurisprudentie is het volgens de officier van justitie voldoende dat de medeplichtige opzet heeft gehad op een deel van de door de dader verrichte handelingen om tot een bewezenverklaring van medeplichtigheid te komen. Op grond hiervan is de officier van justitie van mening dat het subsidiair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van het primaire noch van het subsidiaire feit kan komen.
Uit het dossier blijkt volgens de verdediging dat verdachte pas na de overval over wetenschap ervan beschikte. Het bedrag dat hij voor de verhuur van het pand aan de [adres] zou krijgen, was niet extreem hoog, zeker niet gelet op de bedragen die doorgaans in de vastgoedwereld omgaan. Er valt nergens uit af te leiden dat verdachte op
- 28.
januari 2010 op de plaats van het misdrijf is geweest. Medeverdachte [mededader 1] kan niets zeggen over de betrokkenheid van verdachte en de verklaring van [getuige 1] is onbetrouwbaar, zodat deze beide verklaringen van het bewijs dienen te worden uitgesloten.
Daarom is er volgens de verdediging onvoldoende bewijs dat verdachte kon weten dat er iets zou gaan gebeuren, laat staan dat er geweld gebruikt zou gaan worden, waardoor er geen sprake is van voorwaardelijk opzet bij verdachte en hij vrijgesproken dient te worden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De feiten
Op 28 januari 2010 ontving de meldkamer van de politie te Tilburg diverse meldingen vanuit de [adres] te Tilburg. Één melding was afkomstig van een omstander. Hij vertelde de meldkamer dat hij slachtoffers in paniek zag rondlopen en dat bij één van de slachtoffers een oog eruit lag. Ook één van de slachtoffers belde met de meldkamer en verklaarde dat zij ‘gerade überfallen worden’ waren. Hij verklaarde dat de overval plaatsvond in een pand aan de [adres], dat de overvallers een pistool bij zich hadden en met pepperspray gespoten hadden.
De politie ging ter plaatse en werd door 2 van de slachtoffers aangesproken. Zij vertelden de politie in het Duits dat er een overval had plaatsgevonden in het pand aan de [adres]. Zij verklaarden ook dat zij voor de tweede keer naar Nederland waren gekomen om zaken over koper te doen, waarvoor zij € 100.000, = aan contant geld hadden meegenomen. Er zouden 4 of 5 mannen met bivakmutsen in het pand zijn geweest.
Andere verbalisanten zagen een gewonde man, die terug het pand in wilde gaan. Toen zij de man daarvan weerhielden, stapte hij weer in de ambulance. Één van de verbalisanten zag dat bij de gewonde man zijn rechteroog ontbrak. Een ander slachtoffer, dat zich legitimeerde als [slachtof[slachtoffer 2] en met pepperspray was bespoten, werd langdurig met water gekoeld. Één van de verbalisanten merkte op dat het langer duurde dan normaal gesproken om Wanger te koelen.
In het St. Elisabeth Ziekenhuis werd de man met het oogletsel behandeld. De behandelend chirurg deelde de verbalisanten mee dat de wond boven het rechteroog van het slachtoffer een schotwond betrof. Het projectiel was door het oog gegaan en had vervolgens de kaak op diverse plaatsen verbrijzeld. Hierna was de kogel direct naast de halsslagader blijven zitten. Een spoedoperatie was noodzakelijk, omdat de kaak anders zou kunnen gaan zwellen. De ademhaling van het slachtoffer zou daardoor belemmerd kunnen worden, waardoor het slachtoffer zou kunnen overlijden. Ook was er een reële kans dat het slachtoffer aan een zijde van het lichaam verlamd zou kunnen raken door de beschadiging van de binnenzijde van zijn slagader.
[slachtoffer 3], [slachtoffer 4] en [slachtoffer 1] hebben aangifte van de overval gedaan.
[slachtoffer 3] verklaarde dat zij op 28 januari 2010 in het kantoor van [alias mededader 2] zaten. Zij hadden de € 100.000, = conform afspraak contant bij zich. [alias mededader 2] telde het geld, deed het in een cassette en sloot die cassette af. [slachtoffer 1], de man die zijn oog verloren heeft, hield de cassette bij zich en [alias mededader 2] de sleutel. [slachtoffer 1] heeft de cassette met geld onder zijn jas gestopt in het kantoor van [alias mededader 2]. De cassette was niet zichtbaar toen hij de gang op liep. Toen zij het kantoor uitliepen sprongen er mannen uit de ruimte ernaast tevoorschijn. Zij spoten met pepperspray en er werd geschreeuwd. [slachtoffer 3] en [slachtoffer 5] zijn toen teruggegaan naar het kantoor van [alias mededader 2] en hebben zich daar verschanst. [slachtoffer 3] heeft een overvaller die probeerde het kantoor in te komen nog getrapt. Hij hoorde en zag dat [slachtoffer 1] gevochten heeft en één van de overvallers wegtrapte. Hij hoorde schoten en is daarna met [slachtoffer 5] door het raam naar buiten gevlucht. Buiten hoorde hij [slachtoffer 1] roepen dat hij zijn oog kwijt was en dat hij zijn kaak had gebroken.
[slachtoffer 1] zelf verklaarde dat [alias mededader 2] de sleutel van de geldkist bij zich hield om er zeker van te zijn dat zij geen vals geld in de geldkist zouden kunnen doen. Hierna zei [alias mededader 2] dat hij nog iets voor [slachtoffer 1] en zijn collega’s had, waarna hij de ruimte verliet. Ongeveer 10 seconden later kwamen de 4 of 5 overvallers aanlopen. [slachtoffer 1] vocht met hen om de geldkist te beschermen. Op een bepaald moment viel de geldkist op de grond. [slachtoffer 1] bukte om de geldkist op te pakken, waarna hij beschoten werd en in zijn oog geraakt werd. [slachtoffer 1] verklaarde voorts: “eine paar sekunden später merkte ich einen Schmerz und sie nahmen die Kassette und flüchteten.”
Omdat niet bekend werd wie de schutter was, is bij de slachtoffers een zogeheten schiethandenonderzoek uitgevoerd. Hieruit heeft het NFI geconcludeerd dat er geen relatie tussen de Duitsers en het schietproces kan worden vastgesteld.
[slachtoffer 2] overhandigde na de komst van de politie een geplastificeerde visitekaart aan één van de verbalisanten en zei dat zij een afspraak op de [adres] hadden met de man van het visitekaartje. Op de visitekaart stond de naam [alias mededader 2], [adres] [adres en telf nummer] Hierboven stond ‘[naam bedrijf]
Het telefoonnummer op het visitekaartje, [telefoonnummer], bleek in de periode van 11 januari 2010 tot 28 januari 2010 voornamelijk contact te hebben met twee nummers van de Duitse slachtoffers en met het nummer [tel[telefoonnummer]] Beide nummers bleken in januari 2010 gebruik te maken van onder andere zendmasten in Druten en Beneden-Leeuwen. Het nummer [telefoonnummer] bleek in gebruik te zijn bij medeverdachte [mededader 2].
[mededader 2] bekende dat hij zich had uitgegeven voor [alias mededader 2]. [mededader 2] verklaarde dat hij wist dat er geen koper zou zijn en er dus niet aan de slachtoffers geleverd zou worden. Hij verklaarde wat het scenario was. De Duitsers zouden met het geld komen. [mededader 2] zou het geld tellen en daarna zou hij weggaan en zouden er mensen binnenkomen die het geld van de Duitsers af zouden pakken. Hierbij zouden er misschien een paar klappen vallen.
[mededader 2] verklaarde dat hij op 28 januari 2010 het geld in het kantoor in Tilburg had geteld. Vervolgens had hij de sleutel van het geldkistje in zijn zak gestopt en gezegd dat hij nog even een cadeautje voor de slachtoffers zou gaan halen. Dit laatste had hij gezegd omdat hij anders ook geen manier meer wist om daar weg te komen. Hij verklaarde dat als er maar 3 man geweest waren, er misschien wel een klap gevallen was, maar niet meer dan dat. [mededader 2] heeft deze verklaring gehandhaafd tijdens zijn verhoor bij de rechter-commissaris.
Verdachte werd gehoord als eigenaar van het pand aan de [adres]. Hij verklaarde dat hij het pand heeft verhuurd aan [mededader 3] en hem ook de sleutels van het pand heeft gegeven. Verdachte verklaarde voorts dat medeverdachten [mededader 3] en [mededader 1] toen zij onderhandelden over het pand zeiden dat het om deals betreffende zwart geld zou gaan. Het zou per keer om bedragen groter dan € 100.000, = gaan. Om het pand 3 à 4 keer te mogen gebruiken zou verdachte € 60.000, = ontvangen, zijnde de jaarlijkse huur van het pand. Verdachte verklaarde dat hij op dat moment wist dat het een niet frisse zaak zou betreffen. Het was de bedoeling dat er een betaling zou plaatsvinden die vervolgens foetsie zou zijn. De bedoeling was volgens verdachte de centjes van die mensen af te pakken. Verdachte verklaarde dat het zo was opgezet, maar mis is gelopen.
Getuige [med[getuige 1] verklaarde dat hij van verdachte wist dat er een transactie zou gaan gebeuren en dat deze transactie uit de hand kon lopen. [med[getuige 1] verklaarde dat verdachte dit van tevoren wist en dat verdachte een voordeel van 10 procent uit deze transactie ging halen. Verdachte zou [med[getuige 1] ook gezegd hebben dat hij dacht dat ‘de man’ en zijn ploegje niets aan de kopende partij zouden betalen of leveren.
Diefstal met geweld
De rechtbank oordeelt op grond van de bevindingen van de politie en de verklaringen van verdachte, medeverdachte [mededader 2] en de slachtoffers dat er sprake is van een diefstal met geweld. Het geweld hierbij bestond uit het spuiten met pepperspray en het schieten met een vuurwapen waardoor slachtoffer [slachtoffer 1] als gevolg van een schotwond in zijn hoofd een oog is verloren.
Gelet op de verklaring van [slachtoffer 1] dat hij het kistje wilde oprapen, waarna hij beschoten werd en de overvallers de cassette met het geld hebben meegenomen, is er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake geweest van afpersing, maar van het wegnemen van de cassette en dus van een diefstal.
Alternatief scenario
De verdediging heeft gesteld dat niet vaststaat dat de Duitsers daadwerkelijk overvallen zijn, in die zin dat niet vaststaat dat de overvallers het geld hebben meegenomen.
De rechtbank leidt uit het schiethandenonderzoek af dat de Duitsers niet zelf geschoten hebben. Ook blijkt uit de uitgewerkte gesprekken van de meldkamer dat er sprake was van paniek bij de slachtoffers. Twee van de slachtoffers hebben het pand via het raam verlaten en één van de slachtoffers was zwaargewond. Zij hadden derhalve geen tijd om het geld te verstoppen en ook het geldkistje is niet meer gevonden. Bovendien verklaarde [slachtoffer 1] dat de overvallers het geld hebben meegenomen. Het staat daarmee voor de rechtbank vast dat de Duitsers slachtoffer zijn geworden van een diefstal met geweld.
Van een ‘friendly fire’, ‘inside man’ of ‘derde partij’-scenario is de rechtbank niet gebleken.
De rechtbank is van oordeel dat er hier sprake was van een ripdeal, waarbij er is geschoten door de handlangers van de verkopende partij waartoe verdachte behoorde.
Medeplegen
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair aan hem ten laste gelegde feit heeft gepleegd. Van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten ten aanzien van de overval is in het dossier niet gebleken. Dit geldt voor de voorbereiding en de uitvoering, nu ook niet aangetoond kan worden dat verdachte tijdens de overval ter plaatse was. De rol van verdachte was meer faciliterend van aard.
Opzet medeplichtigheid
Uit de diverse verklaringen blijkt dat verdachte een pand aan zijn medeverdachten ter beschikking heeft gesteld, terwijl hij wist dat daar onfrisse zaken plaats zouden vinden, die uit de hand konden lopen. Verdachte zou hier veel geld voor krijgen en heeft zich daardoor laten leiden. Verdachte heeft voorts verklaard dat het de bedoeling was dat er een betaling zou plaatsvinden die vervolgens foetsie zou zijn. Uit deze bewoordingen kan de wetenschap voorafgaand aan de overval worden afgeleid. De rechtbank vindt hiervoor steun in de verklaring van [getuige 1] dat verdachte van tevoren wist dat het om een transactie ging die uit de hand kon lopen en waarbij verdachte dacht dat niets aan de kopende partij zou worden betaald of geleverd.
Hiermee staat voor de rechtbank vast dat verdachte hiermee op zijn minst voorwaardelijk opzet op de diefstal heeft gehad.
Op grond van recente jurisprudentie hoeft het opzet van een medeplichtige niet gericht te zijn op de precieze wijze waarop het gronddelict, in dit geval de diefstal, wordt begaan. Indien de pleger verder gaat dan waarop het opzet van de medeplichtige was gericht, kan de medeplichtigheid toch bewezen verklaard worden. In dit geval had verdachte voorwaardelijk opzet op de diefstal en hebben de plegers vervolgens een diefstal met geweld gepleegd.
Verdachte heeft zich naar het oordeel van de rechtbank willens en wetens blootgesteld aan de kans dat er geweld gebruikt zou worden. Zeker nu uit de verklaring van verdachte zelf blijkt dat hij wist dat het om bedragen groter dan € 100.000, = zou gaan, en het bekend is dat mensen dergelijke bedragen doorgaans niet vrijwillig af zullen staan. Verdachte heeft het risico aanvaard dat de diefstal uit de hand zou lopen en het misdrijf waarop het opzet van verdachte gericht was, de kale diefstal, houdt voldoende verband met de diefstal met geweld die uiteindelijk door de medeverdachten is gepleegd.
De rechtbank is van oordeel dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte het subsidiair aan hem ten laste gelegde feit heeft begaan.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat
subsidiair,
J.J. [mededader 2] op 28 januari 2010 te Tilburg, tezamen en in vereniging met anderen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een
geldbedrag van 100.000 eurotoebehorende aan [slachtoffer 1] en
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld van geweldtegen die [slachtoffer 1] en
anderen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en
gemakkelijk te maken welk geweld hierin bestond dat [mededader 2] en zijn mededader(s),
- -
die [slachtoffer 1] met een vuurwapen hebben beschoten en
- -
die [slachtoffer 1] en voornoemde een of meer anderen hebben bespoten met
pepperspray,
zulks terwijl voornoemd feit voor voornoemde [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel
(schotwond in het hoofd en/of verlies van een oog) tot gevolg heeft gehad
tot het plegen van welk misdrijf verdachte in de maanden december 2009 en/of januari 2010, te Tilburg, althans in Nederland, opzettelijk gelegenheid heeft/ verschaft door
- -
het pand en de sleutels van het pand gelegen aan de [adres] 82 te
Tilburgl ter beschikking te stellen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en aftrek van de tijd die de verdachte al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit.
Subsidiair heeft de verdediging gesteld dat bij een bewezenverklaring van medeplichtigheid een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de voorlopige hechtenis in combinatie met een voorwaardelijke straf het meest passend is. De verdediging heeft hierbij gewezen op het beperkte aandeel van verdachte in de zaak, de nadelige gevolgen die deze zaak voor verdachte zelf heeft gehad en het feit dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte is medeplichtig aan een overval. Bij deze overval is pepperspray gebruikt en met een vuurwapen geschoten. Twee slachtoffers zijn in paniek van een balkon gesprongen en één slachtoffer heeft een oog verloren omdat hij door een kogel in zijn gezicht werd geraakt. Bij deze overval is € 100.000, = buitgemaakt door verdachte en zijn mededaders.
De overval was planmatig voorbereid. Verdachte verhuurde zijn mededaders speciaal voor de overval een pand, dat daags voor de overal als kantoor werd ingericht. Ook werd er gebruik gemaakt van een valse identiteit met bijbehorend vals visitekaartje en vond er herhaaldelijk telefonisch contact tussen de daders en de latere slachtoffers plaats.
De overval is voor de slachtoffers traumatisch geweest. Met name voor het slachtoffer [slachtoffer 1] zijn de gevolgen zeer groot, zoals blijkt uit zijn medische gegevens en slachtofferverklaring. De rechtbank wijst erop dat deze zaak voor [slachtoffer 1] ook dodelijk af had kunnen lopen.
Verdachte heeft zich niet bekommerd om de mogelijke gevolgen voor de slachtoffers, maar wilde ten koste van de slachtoffers snel aan geld komen.
Verdachte wist dat het om grote bedragen zou gaan en zou veel geld zou krijgen voor zijn aandeel in de zaak. Het door verdachte beschikbaar gestelde pand was door zijn speciale uitstraling van groot belang bij het tot stand komen van de deal. De rechtbank houdt hier in het nadeel van verdachte rekening mee.
In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank het volgende mee.
Verdachte is medeplichtig aan de overval, maar het valt niet uit te sluiten dat het opzet van verdachte slechts gericht was op het afhandig maken van geld van de slachtoffers, zonder dat hij wist dat zijn mededaders hierbij geweld zouden gebruiken.
Verdachte is niet eerder met justitie in aanraking geweest, maar uit het dossier en het verhandelde ter zitting blijkt dat verdachte gevoelig is voor snel financieel voordeel, zodat de rechtbank een deel van de straf voorwaardelijk zal opleggen om recidive te voorkomen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van
- 12.
maanden noodzakelijk is. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie, maar zal, gelet op het bovenstaande 6 maanden daarvan voorwaardelijk opleggen.
7. De benadeelde partijen
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 58.000, = en € 5.000, = aan kosten voor rechtsbijstand.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 58.000, = een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit, waarvan € 30.000, = ter zake van materiële schade en € 28.000, = ter zake van immateriële schade, en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij als bedoeld in artikel 592a van het Wetboek van Strafvordering. Deze kosten worden tot heden begroot op € 2.682, = ter zake van kosten rechtsbijstand, overeenkomstig het in civiele procedures gebruikelijke liquidatietarief rechtbanken (3 punten à € 894,= wegens opstellen en indienen voegingsformulier en het bijwonen van de zittingen). De rechtbank ziet geen aanleiding om van dit standaardtarief af te wijken. Voorts wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten. De rechtbank wijst de vordering voor het overige af.
De benadeelde partij H. [slachtoffer 4] vordert een schadevergoeding van € 35.000, =.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 30.500, = een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit, waarvan € 30.000, = ter zake van materiële schade en € 500, = ter zake van immateriële schade, en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Tijdens de zitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer 4] in aanmerking komt voor gefinancierde rechtsbijstand. Zijn eigen bijdrage hiervoor bedraagt € 50, =. De rechtbank zal dit bedrag ter zake rechtsbijstandskosten toewijzen en veroordeelt verdachte in de nog te maken kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging.
De rechtbank wijst de vordering voor het overige af.
De benadeelde partij G. [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van € 40.667,76 en
€ 5.000, = aan kosten voor rechtsbijstand.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 41.000, = een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit, waarvan € 40.000, = ter zake van materiële schade en € 1.000, = ter zake van immateriële schade, en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
De rechtbank wijst de vordering voor het overige af.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij als bedoeld in artikel 592a van het Wetboek van Strafvordering. Deze kosten worden tot heden begroot op € 894, = ter zake van kosten rechtsbijstand, overeenkomstig het in civiele procedures gebruikelijke liquidatietarief rechtbanken (1 punt wegens opstellen en indienen voegingsformulier). De rechtbank ziet geen aanleiding om van dit standaardtarief af te wijken. Voorts wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Met betrekking tot de toegekende vorderingen van de benadeelde partijen zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
- 8.
- 9.
De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- -
spreekt verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- -
verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- -
spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- -
verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
medeplichtigheid aan diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
- -
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- -
bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- *
omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- -
bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
- -
veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 58.000, =, waarvan € 30.000, = ter zake van materiële schade en € 28.000, = ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 28 januari 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
- -
bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
- -
veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- -
veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij ter zake van rechtsbijstand heeft gemaakt, te weten € 2.682, =;
- -
wijst de vordering voor het overige af;
- -
veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij H. [slachtoffer 4] van € 30.500, =, waarvan € 30.000, = ter zake van materiële schade en € 500, = ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 28 januari 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
- -
bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
- -
veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij ter zake van rechtsbijstand heeft gemaakt, te weten € 50, =;
- -
veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- -
wijst de vordering voor het overige af;
- -
veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij G. [slachtoffer 2] van € 41.000, =, waarvan € 40.000, = ter zake van materiële schade en € 1.000, = ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 28 januari 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
- -
bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
- -
veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- -
veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij ter zake van rechtsbijstand heeft gemaakt, te weten € 894, =;
- -
wijst de vordering voor het overige af;
- -
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van de hierna te noemen slachtoffers de daarbij vermelde bedragen te betalen, bij niet betaling te vervangen door het daarbij vermelde aantal dagen hechtenis:
- -
benadeelde partij [slachtoffer 1] € 58.000, =, 154 dagen hechtenis,
- -
benadeelde partij H. [slachtoffer 4] € 30.500, =, 92 dagen hechtenis,
- -
benadeelde partij G. [slachtoffer 2] € 41.000, =, 119 dagen hechtenis,
met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- -
bepaalt dat voorzover deze bedragen door één of meer mededaders zijn betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- -
bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
De voorlopige hechtenis
- -
heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis met onmiddellijke ingang.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van Bergen voorzitter, mr. Kok en mr. Van Gessel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Schroeijers, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 1 december 2011.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
hij op of omstreeks 28 januari 2010 te Tilburg, tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of een of meer anderen,
heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van 100.000 euro, althans
enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1] en/of die een of
meer anderen, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s),
en/of
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een
geldbedrag van 100.000 euro, althans enig geldbedrag, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of een of meer anderen, in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of voornoemde een of meer
anderen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of
gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of
zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
verdachte en/of zijn mededader(s), althans een aantal van hen, althans een
van hen
- -
die [slachtoffer 1] en/of voornoemde een of meer anderen, met een vuurwapen heeft/
hebben beschoten en/of
- -
die [slachtoffer 1] en/of voornoemde een of meer anderen heeft/hebben bespoten met
Pepperspray, althans een bijtende en/of irriterende stof
zulks terwijl voornoemd feit voor voornoemde [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel
(schotwond in het hoofd en/of verlies van een oog) tot gevolg heeft gehad;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
J.J. [mededader 2] en/of een of meer tot nu toe onbekend gebleven mededader(s), op
of omstreeks 28 januari 2010 te Tilburg, tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of een of meer anderen,
heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van 100.000 euro, althans
enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1] en/of die een of
meer anderen, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s),
en/of
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een
geldbedrag van 100.000 euro, althans enig geldbedrag, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of een of meer anderen, in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of voornoemde een of meer
anderen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of
gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of
zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
verdachte en/of zijn mededader(s), althans een aantal van hen, althans een
van hen
- -
die [slachtoffer 1] en/of voornoemde een of meer anderen, met een vuurwapen heeft/
hebben beschoten en/of
- -
die [slachtoffer 1] en/of voornoemde een of meer anderen heeft/hebben bespoten met
Pepperspray, althans een bijtende en/of irriterende stof
zulks terwijl voornoemd feit voor voornoemde [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel
(schotwond in het hoofd en/of verlies van een oog) tot gevolg heeft gehad
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte en/of zijn mededader(s)
op of omstreeks 28 januari 2010, althans op een of meer tijdstip(pen) in de
maanden december 2009 en/of januari 2010, te Tilburg, althans in Nederland, opzettelijk
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft/hebben verschaft en/of
opzettelijk behulpzaam is geweest door
- -
het pand en/of de sleutels van het pand gelegen aan de [adres] 82 te
Tilburg, meermalen, althans eenmaal ter beschikking te stellen;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
[Einde tekst]