Einde inhoudsopgave
Overeenkomst betreffende een eengemaakt octrooigerecht
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 01-06-2023
- Bronpublicatie:
19-02-2013, Trb. 2013, 92 (uitgifte: 30-05-2013, kamerstukken/regelingnummer: -)
19-02-2013, Trb. 2016, 1 (uitgifte: 18-01-2016, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-06-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-08-2023, Trb. 2023, 98 (uitgifte: 16-08-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
16-08-2023, Trb. 2023, 98 (uitgifte: 16-08-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Instituties
Intellectuele-eigendomsrecht / Octrooirecht
EU-recht / Rechtsbescherming
Staatsrecht / Rechtspraak
Overeenkomst van 19 februari 2013
De overeenkomstsluitende lidstaten,
Overwegende dat samenwerking tussen de lidstaten van de Europese Unie op het gebied van octrooien aanzienlijk bijdraagt aan het integratieproces in Europa, in het bijzonder door de totstandbrenging van een interne markt binnen de Europese Unie, die wordt gekenmerkt door het vrije verkeer van goederen en diensten, en de instelling van een systeem dat waarborgt dat de concurrentie op de interne markt niet wordt verstoord;
Overwegende dat de gefragmenteerde markt voor octrooien en de aanzienlijke verschillen tussen de nationale rechtspraaksystemen nadelig zijn voor innovatie, met name voor kleine en middelgrote ondernemingen, die moeilijkheden ondervinden hun octrooirechten te handhaven en zich te verdedigen tegen ongegronde vorderingen en vorderingen betreffende octrooien die nietig verklaard zouden moeten worden;
Overwegende dat het Europees Octrooiverdrag (hierna genoemd ‘EOV’), dat door alle lidstaten van de Europese Unie is bekrachtigd, in één enkele procedure voor het verlenen van Europese octrooien door het Europees Octrooibureau voorziet;
Overwegende dat octrooihouders krachtens Verordening (EU) nr. 1257/20121) voor hun Europese octrooien kunnen verzoeken om eenheidswerking teneinde eenheidsoctrooibescherming te verkrijgen in de lidstaten van de Europese Unie die deelnemen aan de nauwere samenwerking;
Geleid door de wens de handhaving van octrooien en het verweer tegen ongegronde vorderingen en octrooien die nietig verklaard zouden moeten worden te verbeteren en de rechtszekerheid te vergroten door het instellen van een eengemaakt octrooigerecht voor geschillen over inbreuken op en de geldigheid van octrooien;
Overwegende dat het Eengemaakt Octrooigerecht zodanig dient te worden opgezet dat het zeer snel deugdelijke beslissingen kan geven, waarbij de belangen van rechthebbenden en andere partijen zorgvuldig tegen elkaar worden afgewogen en rekening wordt gehouden met de vereiste proportionaliteit en flexibiliteit;
Overwegende dat het Eengemaakt Octrooigerecht een gerecht gemeenschappelijk aan alle overeenkomstsluitende lidstaten dient te zijn en zo onderdeel dient te worden van hun rechtssysteem, met uitsluitende bevoegdheid met betrekking tot Europese octrooien met eenheidswerking alsmede Europese octrooien die zijn verleend overeenkomstig de bepalingen van het EOV;
Overwegende dat het Hof van Justitie van de Europese Unie de eenheid van de rechtsorde van de Unie en het primaat van het recht van de Unie dient te waarborgen;
Herinnerend aan de verplichtingen die krachtens het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) op de overeenkomstsluitende lidstaten rusten, zoals de verplichting loyaal samen te werken als vervat in artikel 4, derde lid, VEU en de verplichting om via het Eengemaakt Octrooigerecht zorg te dragen voor de algehele uitvoering en eerbiediging van het recht van de Unie op hun onderscheiden grondgebieden en de rechtsbescherming van de in het recht van de Unie neergelegde individuele rechten;
Overwegende dat het Eengemaakt Octrooigerecht, zoals elk nationaal gerecht, het recht van de Unie dient te eerbiedigen en toe te passen en, in samenwerking met het Hof van Justitie van de Europese Unie als bewaker van het recht van de Unie, de correcte toepassing en uniforme uitlegging ervan dient te waarborgen; in het bijzonder dient het Eengemaakt Octrooigerecht met het Hof van Justitie van de Europese Unie samen te werken door het recht van de Unie correct uit te leggen door te steunen op de jurisprudentie van het Hof en overeenkomstig artikel 267 VWEU te verzoeken om prejudiciële beslissingen;
Overwegende dat de overeenkomstsluitende lidstaten, conform de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie inzake niet-contractuele aansprakelijkheid, aansprakelijk dienen te zijn voor schade ten gevolge van schendingen van het recht van de Unie door het Eengemaakt Octrooigerecht, met inbegrip van het verzuim het Hof van Justitie van de Europese Unie te verzoeken om prejudiciële beslissingen;
Overwegende dat schendingen van het recht van de Unie door het Eengemaakt Octrooigerecht, met inbegrip van het verzuim het Hof van Justitie van de Europese Unie om een prejudiciële beslissing te verzoeken, rechtstreeks worden toegerekend aan de overeenkomstsluitende lidstaten, waartegen op grond van de artikelen 258, 259 en 260 VWEU bijgevolg tegen elke overeenkomstsluitende lidstaat een inbreukprocedure kan worden ingesteld, teneinde het primaat van het recht van de Unie en de correcte toepassing ervan te waarborgen;
Herinnerend aan het primaat van het recht van de Unie, met inbegrip van het VEU, het VWEU, het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, de algemene beginselen van het recht van de Unie zoals ontwikkeld door het Hof van Justitie van de Europese Unie en in het bijzonder het recht op een doeltreffend rechtsmiddel en op een eerlijke en openbare behandeling van de zaak binnen een redelijke termijn door een onafhankelijke en onpartijdige rechterlijke instantie, de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie en het secundaire recht van de Unie;
Overwegende dat elke lidstaat van de Europese Unie tot deze overeenkomst dient te kunnen toetreden. Lidstaten die hebben besloten niet deel te nemen aan de nauwere samenwerking op het gebied van de instelling van eenheidsoctrooibescherming mogen aan deze overeenkomst deelnemen met betrekking tot Europese octrooien die voor hun onderscheiden grondgebied zijn verleend;
Overwegende dat deze overeenkomst op 1 januari 2014 in werking dient te treden of op de eerste dag van de vierde maand na de dertiende nederlegging, mits de drie staten met het grootste aantal geldende Europese octrooien in het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de overeenkomst wordt ondertekend tot de overeenkomstsluitende lidstaten behoren die hun akte van bekrachtiging of toetreding hebben nedergelegd, of op de eerste dag van de vierde maand na de datum van inwerkingtreding van de wijzigingen in Verordening (EU) nr. 1215/20122) inzake de verhouding van de verordening tot deze overeenkomst, al naar gelang welke datum het laatst valt;
Zijn het volgende overeengekomen:
Verdragpartijgroep
Voetnoten
Verordening (EU) Nr. 1257/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2012 tot het uitvoering geven aan nauwere samenwerking op het gebied van de instelling van eenheidsoctrooibescherming (PbEU L 361 van 31 december 2012, blz. 1), met inbegrip van latere wijzigingen.
Verordening (EU) Nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (PbEU L 351 van 20 december 2012, blz. 1), met inbegrip van latere wijzigingen.